HISTOPATHOLOGIE
PATHOLOGIE VAN DE CEL
o Normale cel => homeostase = evenwicht tussen functie en structuur
• Als homeostase verstoord wordt door
▪ Stress
• REVERSIBEL => adaptatie = cel past zich aan en bereikt nieuwe
homeostase
▪ Schadelijke stimulus => celschade
• IRREVERSIBEL => celdood (fysiologisch / pathologisch)
• REVERSIBEL => opnieuw homeostase
o Fysiologische omstandigheden => in gezondheid
o Pathologische omstandigheden => in ziekte
o Mutaties in de celkern van irreversibele schade kunnen leiden tot ontstaan van maligne kanker
Adaptatie:
Reversibele functionele
en structurele respons →
nieuwe steady state
1 – adaptatie van cellulaire groei en differentiatie
o Reversibele respons op extreme fysiologische stress of pathologische stimuli
o Veranderingen in celgroei, celgrootte of differentiatie
o Intracellulaire accumulatie
o Diverse moleculaire mechanismen
Hypertrofie (1e adaptatiemechanisme)
o = Toename van celgrootte => toename in volume van het orgaan => actieve synthese ➔ meer
functie vervullen
o Verhoogde synthese van structurele componenten
o Fysiologisch of pathologisch
• Pathologisch => toegenomen functionele behoefte
▪ bv te hoge bloeddruk : hypertrofie van hartspiercellen dus hart heeft meer
workload; verhoogde functionele behoefte van hartspier -> spierwand dikker
• Fysiologisch => specifieke hormonale stimulatie
▪ bv bodybuilder : spieren zetten uit dus cellen kunnen meer workload leveren
▪ bv tijdens zwangerschap : hormonale stimulus waardoor uterus toeneemt =>
meer cytoplasma en celkernen uiteen
1
,Hyperplasie (2e adaptatiemechanisme)
o = toename van het aantal cellen in een orgaan of weefsel
o Proliferatie van mature cellen oiv groeifactoren of regeneratie afkomstig van stamcellen
• Niet alle weefsels nog in staat tot proliferatie
o Vaak gepaard met hypertrofie
• Bv tijdens zwangerschap : hypertrofie + hyperplasie
• Bv hartspier : hyperplasie NIET mogelijk
o Fysiologische hyperplasie
• Hormonale hyperplasie
▪ Bv borstklier tijdens borstvoeding : tussenliggend stroma afgenomen en lobuli
toegenomen => toename van cellen
• Compensatoire hyperplasie
▪ Compensatie voor verlies van deel van orgaan
▪ Bv deel van lever weghalen : zal vanzelf weer terug groeien => toename van
cellen ➔ functionele massa wordt hersteld
o Pathologische hyperplasie
• Extreme stimulatie of groeifactoren
▪ Bv wratten : virale groeifactoren => vingervormige uitstulpingen aan het
oppervlak (huid) ontstaan => toename van cellen
• Normale controlemechanismen van celgroei
▪ Bv bij schade zullen cellen doodgaan, maar dit is niet zo bij kankercellen =>
toename van cellen
• ongecontroleerd
Atrofie (3e adaptatiemechanisme)
o = afname van volume van een orgaan of weefsel door afname in celgrootte en aantal cellen
• Bv cel die zijn functie gaat beperken om te kunnen overleven in een milieu waar weinig
voedingsstoffen aanwezig zijn
o Verminderde eiwitsynthese en verhoogde eiwitafbraak in de cellen
o Fysiologisch of pathologisch
o Oorzaken
• Verminderde werkbelasting
▪ Bv. Been in gips => atrofie van de skeletspieren
• Denervatie atrofie = de aansturing bv zenuw die uitgeschakeld wordt
• Ischemie = onvoldoende bloedvoorziening => niet genoeg zuurstof
• Onvoldoende voeding (metabole nood daalt -> verminderde functie)
• Verlies van endocriene stimulatie (gebrek aan hormonale stimulatie)
▪ Bv borstklier bij postmenopauzale vrouw : stimuli vallen weg dus klierbuizen
nemen af
• Druk
▪ Bv goedaardige tumoren : groeien en duwen daardoor andere delen weg
2
,Metaplasie (4e adaptatiemechanisme)
o = reversibele wijziging waarbij een gedifferentieerd celtype vervangen wordt door een ander
gedifferentieerd celtype (adaptatie)
• Verandering van stamcellen / reservecellen in epitheel en ongedifferentieerde
mesenchymale cellen in bindweefsel ipv de al gedifferentieerde cellen
• Nieuw celtype is beter bestand tegen de stimuli die op de cel inwerken
▪ Vanuit precursorcellen oiv groeifactoren
o Oiv cytokines, groeifactoren en extracellulaire matrix componenten
o Vaak komt plaveisel epitheel in de plaats
o Metaplasie kan leiden tot carcinoma in situ
• In situ => kwaadaardige tumor, beperkt door epitheel
• Cellen met squameus epitheel nemen toe (C)
• Geen polarisatie meer van atypische cellen (F) => kwaadaardige tumor => kan verder
evolueren ➔ alle cellagen worden bevolkt met verschillende celtypen
o Squameuze metaplasie bij rokers
• Epitheel van de luchtwegen verandert in plaveisel epitheel (= squameus epitheel)
• Door de continu schadelijke stimuli
▪ + => dit soort epitheel is meer beschermend tegen de rook
▪ - => minder wegvoering van vuil => het oorspronkelijk epitheel in de longen
bevat trilharen met slijmvliezen (mucus) die vuil wegvoeren ➔ makkelijker
infecties (functieverlies) + kan ontaarden in maligne kanker
o Barret oesofagus
• Plaveiselepitheel van distale slokdarm verandert in glandulair epitheel => komt door
maagzuur die vanuit maag in slokdarm komt (reflux)
▪ Beter bestand tegen zure omgeving
• Diagnose : endoscopie en biopsie
• Verhoogd risico op slokdarmcarcinoom (slokdarmtumor) => endoscopische follow-up
met bioptname
• Laaggradige en hooggradige dysplasie
Intracellulaire accumulaties (metabole stoornissen in de cel)
o Wat?
• Normale cellulaire component
• Abnormale endogene of exogene producten
• Pigment
Lipiden, eiwitten, glycogeen, hyalien
o Hoe?
• Abnormaal metabolisme van normale endogene substantie
• Mutaties die wijzigingen in eiwitaanmaak en transport veroorzaken
• Depositie van een abnormaal exogeen product
3
, o 4 mechanismen
1) Te veel endogeen product gevormd => overmaat => opstapeling in de cel
2) Abnormaal endogeen product gevormd => gemuteerd eiwit geeft problemen bij bv
transport => opstapeling in de cel
▪ Bv eiwitten
• Mutatie waardoor abnormaal eiwit wordt aangemaakt
• Autosomaal recessieve aandoening
• probleem : alfa-1-anti-trypsinogeen deficiëntie
o alfa-1-anti-trypsinogeen zorgt normaal dat proteasen gezond
weefsel minder kunnen aantasten => bij tekort kan het gezond
weefsel dus wel aangetast worden => longcapaciteit daalt
doordat alveolaire septa afgebroken worden
• functie: inhibitie van proteasen
o enzymen: immuunverdediging
o proteasen nadeel: werking ook op gastheerweefsel
3) Specifiek enzym tekort => transport kan niet doorgaan => opstapeling in de cel
▪ Mutatie op genniveau -> enzyme is er niet -> endogeen product stapelt zich
▪ Bv glycogeen
• Glycogeen storage diseases
o Genetische aandoeningen
o Deficiëntie in een van de enzymen betrokken bij synthese of
afbraak van glycogeen => opstapeling van glycogeen
o Verschillende soorten afhankelijk van welk enzym deficiënt is
4) Exogene producten kunnen niet verwerkt worden => opstapeling in de cel
▪ Bv pigment
• Exogeen
o Anthracosis thv longparenchym en pulmonale lymfeklieren door
koolstof in de lucht => cytoplasma van lymfeklier wordt zwart
doordat macrofagen in de alveolaire ruimten het zwart pigment
opnemen
o Tatoeage : opname in dermale macrofagen => huid wordt zwart
• Endogeen
o Lipofuscine
o Hemosiderine : restant van hemoglobine na bestrijding =>
ijzerneerslag ontstaat
2 – celschade en celdood
Celschade : oorzaken
o Hypoxie
• Niet genoeg zuurstof door
▪ Ischemie => onvoldoende bloedvoorziening
▪ Onvoldoende oxygenatie van het bloed => niet genoeg zuurstof in bloed
▪ Verminderde capaciteit van bloed om zuurstof te vervoeren
▪ Ernstig bloedverlies
4
PATHOLOGIE VAN DE CEL
o Normale cel => homeostase = evenwicht tussen functie en structuur
• Als homeostase verstoord wordt door
▪ Stress
• REVERSIBEL => adaptatie = cel past zich aan en bereikt nieuwe
homeostase
▪ Schadelijke stimulus => celschade
• IRREVERSIBEL => celdood (fysiologisch / pathologisch)
• REVERSIBEL => opnieuw homeostase
o Fysiologische omstandigheden => in gezondheid
o Pathologische omstandigheden => in ziekte
o Mutaties in de celkern van irreversibele schade kunnen leiden tot ontstaan van maligne kanker
Adaptatie:
Reversibele functionele
en structurele respons →
nieuwe steady state
1 – adaptatie van cellulaire groei en differentiatie
o Reversibele respons op extreme fysiologische stress of pathologische stimuli
o Veranderingen in celgroei, celgrootte of differentiatie
o Intracellulaire accumulatie
o Diverse moleculaire mechanismen
Hypertrofie (1e adaptatiemechanisme)
o = Toename van celgrootte => toename in volume van het orgaan => actieve synthese ➔ meer
functie vervullen
o Verhoogde synthese van structurele componenten
o Fysiologisch of pathologisch
• Pathologisch => toegenomen functionele behoefte
▪ bv te hoge bloeddruk : hypertrofie van hartspiercellen dus hart heeft meer
workload; verhoogde functionele behoefte van hartspier -> spierwand dikker
• Fysiologisch => specifieke hormonale stimulatie
▪ bv bodybuilder : spieren zetten uit dus cellen kunnen meer workload leveren
▪ bv tijdens zwangerschap : hormonale stimulus waardoor uterus toeneemt =>
meer cytoplasma en celkernen uiteen
1
,Hyperplasie (2e adaptatiemechanisme)
o = toename van het aantal cellen in een orgaan of weefsel
o Proliferatie van mature cellen oiv groeifactoren of regeneratie afkomstig van stamcellen
• Niet alle weefsels nog in staat tot proliferatie
o Vaak gepaard met hypertrofie
• Bv tijdens zwangerschap : hypertrofie + hyperplasie
• Bv hartspier : hyperplasie NIET mogelijk
o Fysiologische hyperplasie
• Hormonale hyperplasie
▪ Bv borstklier tijdens borstvoeding : tussenliggend stroma afgenomen en lobuli
toegenomen => toename van cellen
• Compensatoire hyperplasie
▪ Compensatie voor verlies van deel van orgaan
▪ Bv deel van lever weghalen : zal vanzelf weer terug groeien => toename van
cellen ➔ functionele massa wordt hersteld
o Pathologische hyperplasie
• Extreme stimulatie of groeifactoren
▪ Bv wratten : virale groeifactoren => vingervormige uitstulpingen aan het
oppervlak (huid) ontstaan => toename van cellen
• Normale controlemechanismen van celgroei
▪ Bv bij schade zullen cellen doodgaan, maar dit is niet zo bij kankercellen =>
toename van cellen
• ongecontroleerd
Atrofie (3e adaptatiemechanisme)
o = afname van volume van een orgaan of weefsel door afname in celgrootte en aantal cellen
• Bv cel die zijn functie gaat beperken om te kunnen overleven in een milieu waar weinig
voedingsstoffen aanwezig zijn
o Verminderde eiwitsynthese en verhoogde eiwitafbraak in de cellen
o Fysiologisch of pathologisch
o Oorzaken
• Verminderde werkbelasting
▪ Bv. Been in gips => atrofie van de skeletspieren
• Denervatie atrofie = de aansturing bv zenuw die uitgeschakeld wordt
• Ischemie = onvoldoende bloedvoorziening => niet genoeg zuurstof
• Onvoldoende voeding (metabole nood daalt -> verminderde functie)
• Verlies van endocriene stimulatie (gebrek aan hormonale stimulatie)
▪ Bv borstklier bij postmenopauzale vrouw : stimuli vallen weg dus klierbuizen
nemen af
• Druk
▪ Bv goedaardige tumoren : groeien en duwen daardoor andere delen weg
2
,Metaplasie (4e adaptatiemechanisme)
o = reversibele wijziging waarbij een gedifferentieerd celtype vervangen wordt door een ander
gedifferentieerd celtype (adaptatie)
• Verandering van stamcellen / reservecellen in epitheel en ongedifferentieerde
mesenchymale cellen in bindweefsel ipv de al gedifferentieerde cellen
• Nieuw celtype is beter bestand tegen de stimuli die op de cel inwerken
▪ Vanuit precursorcellen oiv groeifactoren
o Oiv cytokines, groeifactoren en extracellulaire matrix componenten
o Vaak komt plaveisel epitheel in de plaats
o Metaplasie kan leiden tot carcinoma in situ
• In situ => kwaadaardige tumor, beperkt door epitheel
• Cellen met squameus epitheel nemen toe (C)
• Geen polarisatie meer van atypische cellen (F) => kwaadaardige tumor => kan verder
evolueren ➔ alle cellagen worden bevolkt met verschillende celtypen
o Squameuze metaplasie bij rokers
• Epitheel van de luchtwegen verandert in plaveisel epitheel (= squameus epitheel)
• Door de continu schadelijke stimuli
▪ + => dit soort epitheel is meer beschermend tegen de rook
▪ - => minder wegvoering van vuil => het oorspronkelijk epitheel in de longen
bevat trilharen met slijmvliezen (mucus) die vuil wegvoeren ➔ makkelijker
infecties (functieverlies) + kan ontaarden in maligne kanker
o Barret oesofagus
• Plaveiselepitheel van distale slokdarm verandert in glandulair epitheel => komt door
maagzuur die vanuit maag in slokdarm komt (reflux)
▪ Beter bestand tegen zure omgeving
• Diagnose : endoscopie en biopsie
• Verhoogd risico op slokdarmcarcinoom (slokdarmtumor) => endoscopische follow-up
met bioptname
• Laaggradige en hooggradige dysplasie
Intracellulaire accumulaties (metabole stoornissen in de cel)
o Wat?
• Normale cellulaire component
• Abnormale endogene of exogene producten
• Pigment
Lipiden, eiwitten, glycogeen, hyalien
o Hoe?
• Abnormaal metabolisme van normale endogene substantie
• Mutaties die wijzigingen in eiwitaanmaak en transport veroorzaken
• Depositie van een abnormaal exogeen product
3
, o 4 mechanismen
1) Te veel endogeen product gevormd => overmaat => opstapeling in de cel
2) Abnormaal endogeen product gevormd => gemuteerd eiwit geeft problemen bij bv
transport => opstapeling in de cel
▪ Bv eiwitten
• Mutatie waardoor abnormaal eiwit wordt aangemaakt
• Autosomaal recessieve aandoening
• probleem : alfa-1-anti-trypsinogeen deficiëntie
o alfa-1-anti-trypsinogeen zorgt normaal dat proteasen gezond
weefsel minder kunnen aantasten => bij tekort kan het gezond
weefsel dus wel aangetast worden => longcapaciteit daalt
doordat alveolaire septa afgebroken worden
• functie: inhibitie van proteasen
o enzymen: immuunverdediging
o proteasen nadeel: werking ook op gastheerweefsel
3) Specifiek enzym tekort => transport kan niet doorgaan => opstapeling in de cel
▪ Mutatie op genniveau -> enzyme is er niet -> endogeen product stapelt zich
▪ Bv glycogeen
• Glycogeen storage diseases
o Genetische aandoeningen
o Deficiëntie in een van de enzymen betrokken bij synthese of
afbraak van glycogeen => opstapeling van glycogeen
o Verschillende soorten afhankelijk van welk enzym deficiënt is
4) Exogene producten kunnen niet verwerkt worden => opstapeling in de cel
▪ Bv pigment
• Exogeen
o Anthracosis thv longparenchym en pulmonale lymfeklieren door
koolstof in de lucht => cytoplasma van lymfeklier wordt zwart
doordat macrofagen in de alveolaire ruimten het zwart pigment
opnemen
o Tatoeage : opname in dermale macrofagen => huid wordt zwart
• Endogeen
o Lipofuscine
o Hemosiderine : restant van hemoglobine na bestrijding =>
ijzerneerslag ontstaat
2 – celschade en celdood
Celschade : oorzaken
o Hypoxie
• Niet genoeg zuurstof door
▪ Ischemie => onvoldoende bloedvoorziening
▪ Onvoldoende oxygenatie van het bloed => niet genoeg zuurstof in bloed
▪ Verminderde capaciteit van bloed om zuurstof te vervoeren
▪ Ernstig bloedverlies
4