H1: Conceptueel neurowetenschappelijk kader
Inleiding
De hersenen= onderdeel zenuwstelsel
Zenuwstelsel= hersenen, ruggenmerg
➢ Functie hersenen:
• Alert houden om te reageren op de wereld rond ons
• Vormt uitgebreid & ingewikkeld communicatienetwerk:
Info verzamelen over ons lichaam & omgeving → verwerken & interpreteren
→ zorgt voor gewaarwordingen van: taal, beelden, geluid, emoties en gedachten…
• Voornaamste taak: Veranderingen in ons lichaam teweegbrengen
(b.v. bewegen, handelingen uitvoeren) + levensnoodzakelijke functies (b.v. hartslag,
ademhaling)
Wat zijn de bouwstenen van onze hersenen en dus ook ons gedrag?
A. Miljarden zenuwcellen (neuronen)
➢ Bouwstenen hersenen= zenuwcellen (neuronen)
→ omringd door steuncellen: bescherming & steun neuronen.
→ elk zenuwcel kan contact maken met anderen via uitlopers => communicatienetwerk
→ het geheel= ingewikkeld netwerk van verbindingen
B. Hersenen= Informatieverwerking systeem
Zintuigen= hiermee neemt je brein de info (prikkels) tot zich
Hoeveelheid informatieverwerking (verwerkingscapaciteit brein) = beperkt of gelimiteerd
(we kunnen niet alle info tegelijkertijd verwerken)
B.v. multitasking = niet altijd efficiënt
Conceptueel biopsychosociaal kader voor begrijpen hersenen-Gedrag
relaties
• Organismen hebben bep. verschijningsvorm (=fenotype), afhankelijk van 3 variabelen;
Fenotypische beschrijving in ≠ componenten: eiwitten, genen, cellen, weefsels, organen…
(vormen complex geheel opbouw organisme)
o Genetische opmaak (=genotype/endogene factoren)
o Omgeving (exogene factoren)
o Tijdsdimensie (onafhankelijke v); tijdsafhankelijke veranderingen in je brein
als resultaat van veranderingen;
→ over generaties heen; natuurlijke selectie (fylogenese)
→ ontwikkeling v/d hersenen gedurende de individuele levensloop
(ontogenese)
→ van moment tot moment (milliseconden - veranderingen in elektrische
hersenactiviteit en synaptische veranderingen) (plasticiteit)
→ Voor de ontwikkeling zijn de variabelen steeds in interactie met elkaar
1
,Samenvatting: Gedragsneurowetenschappen
Systeembiologische beschrijving
➢ Kenmerken:
• Gelaagde niveaus: elk beschrijvingsniveau ligt een ander aspect toe.
• Niveaus geleidelijk opgebouwd door evolutie in toenemende complexiteit
(= hiërarchisch continuüm)
• Alle niveaus ontwikkeld door interactie genetica & omgeving doorheen de tijd.
• Emergente eigenschap = elk niveau heeft eigen identiteit
V.b. heel wat vak domeinen kan men linken aan afzonderlijke blokken
Elementen uit een lager niveau vormen bouwblokken voor een hoger.
Elke beschrijving op een bepaald niveau dient steeds gefundeerd te worden door een
beschrijving op een lager niveau.
• Elk individu heeft andere levenservaringen naast genetische opbouw
→ lagen doorheen levensloop beïnvloed door unieke psychosociale, pedagogische condities.
→ Geheel= biopsychosociaal model
• Structuur (bouw) & functie (werking) onlosmakelijk verbonden met elkaar om menselijk
gedrag beter te beschrijven en te begrijpen.
• Dynamische interacties= Ieder biologisch systeem kan gezien worden als hiërarchische
georganiseerd netwerk v interacties
- Zenuwstelsel (met als onderdeel hersenen) & zijn componenten:
I. Cellulair niveau= biologische basiseenheid= zenuwcel
→ kijken naar werking van 1 zenuwcel (moleculair)
II. Anatomisch niveau= neuronen vormen neurale
circuits= deel van orgaansysteem (zenuwstelsel).
→ werking hersenen (verschillende neuronen)
III. Gedragsniveau= Werking circuits zorgen voor
gedragsfuncties (gedrag uiten)
→ cognitie, emotie, motoriek
IV. Activiteitenniveau = gedragsfuncties zorgen voor
uitvoeren van activiteiten dagelijks leven
V. Participatieniveau= activiteiten die uitgevoerd
worden bepaalt onze rol in maatschappij
- Bouw (structuur) & de werking (functie) v/h zenuwstelsel onlosmakelijk met elkaar verbonden
om gedrag van de mens beter te kunnen beschrijven en begrijpen
o Neuroanatomie: wetenschap die zich richt op de structuur & organisatie ZWS (bouw).
o Neurofysiologie: wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van het functioneren
of werking van al deze onderdelen v/h ZWS.
o Neuropathologie: wetenschap betreffende de veranderingen van vormen & functies
ontstaan door bepaalde ziekteprocessen v/h ZWS.
→ Allemaal zeer nauw met elkaar verbonden.
2
,Samenvatting: Gedragsneurowetenschappen
Een conceptueel biopsychosociaal kader voor het beschrijven &
begrijpen van aandoeningen zenuwstelsel | klinische toepassing
Gezondheidstoestand
- Oorzaak (etiologie) neuropathologisch proces/ziektebeeld:
• Interne= oorzaak ligt bij individu b.v. genetische afwijkingen, hersenbloeding…
• Externe= oorzaak ligt buiten individu b.v. bijwerking medicatie, hersenletsel bij ongeval,
stress door het werk...
Cellulaire stoornissen (cellulair niveau)
= Stoornissen in de structuur (cellulaire neuroanatomie) en/of functioneren (cellulaire
neurofysiologie) van zenuwcellen
→ Op welke manier bestudeerd? microscopisch
v.b. iemand betrokken in een auto ongeval → alle niveaus veranderen door impact
Cellulair niveau= structuur zenuwcellen beschadigd → afsterven
Stoornissen in neurale circuits (anatomisch niveau)
• De oorzaak kan leiden tot structurele beschadiging hersenen (hersenletsel) of functioneren
hersenen en zijn neurale circuits (hersendisfunctie).
• De aard & ernst stoornis= afhankelijk plaats & grootte van de beschadiging.
• Veranderingen vastgesteld via structurele of functionele beeldvormingstechnieken van de
hersenen b.v structurele CT-, MNR- of MRI-, PET-scans en de functionele SPECT…
→ bestudeerd via hersenbeeldvorming
b.v. depressie in de hersenen bekijken via scans
Rood- oranje= zenuwcellen goed aan het werken (voor depressieve
toestand)
Groen= zenuwcellen doen niet meer goed zijn werk (tijdens depressieve
toetsand)
→ voorste hersengebieden= verminderde controle emotie en beweging.
Krijgen zichzelf niet meer onder controle. Controle op cognitieve is verminderd.
Stoornissen in de gedragsfuncties
• Stoornis gedefinieerd als iedere afwezigheid/afwijking van gedragsfunctie (motoriek-
cognitie-emotie). → direct gevolg van hersenletsel op het zenuwstelsel & gedrag
• Hoe bestudeerd/vastgesteld? a.d.h.v. observaties & gedragstesten
v.b. sensorische stoornissen, spraak- en taalproblemen, waarnemingsproblemen
Beperkingen/problemen activiteits- participatieniveau
• Activiteitenbeperking= iedere vermindering/ afwezigheid mogelijkheid tot een voor de mens
normale activiteit in het dagelijks functioneren.
v.b. mensen met hersenletsel afhankelijk van anderen voor hun zelfverzorging, niet meer
efficiënt communiceren met partner, moeilijk te verplaatsen, moeite met oplossen van een
specifiek probleem...
→ hoe bestuderen? observaties door het alle daagse leven
3
, Samenvatting: Gedragsneurowetenschappen
• Participatieniveau= nadelige positie van een persoon als gevolg van een stoornis of beperking.
Maatschappelijke rol begrenst of verhindert.
v.b. verlies job door verlamming, sociale vereenzaming…
→ participatieprobleem/handicap: als beperkingen ook een ernstige sociaal-maatschappelijke
invloed heeft op ons mensbeeld in relatie met onze omgeving, met als gevolg een inperking van
sociaal leven & zelfwaardegevoel.
Interne en externe modulerende factoren
• Interne= persoonlijkheids- en motivationele factoren v.b. persoonlijkheidsstructuur,
interesses, sociaal inzicht…
• Externe= bepaald door sociale & pedagogische factoren v.b. opvoedingsstijl,
gezinsstructuur...
→ factor tijd speelt grote rol
Het aanpassingsvermogen van de hersenen en neuroplasticiteit
Plasticiteit = Hersenen passen zich aan, aan steeds veranderde omgeving (ook na een hersenletsel)
(= adaptief)
• De hersenen voeden zich als het ware met info uit de omgeving en stellen ons in staat terug te
reageren in die omgeving.
• Lichamelijk herstel op fysiologisch niveau samen met stimulatie & info uit omgeving → plastische
veranderingen (binnen genetisch bepaalde grenzen)
o Komt tot uiting in ≠ niveaus: nieuwvorming van neuronen, biologische veranderingen,
verandering van aantal en sterkte van zenuwverbindingen
o Intacte zenuwcellen proberen continu nieuwe verbindingen aan te gaan met andere en
veranderen zo bestaande zenuwcircuits (ook oorspronkelijk minder goed functionerende).
Hoofdstuk 2: Cellulaire neuroanatomie
Zenuwweefsel | inleiding
Zenuwstelsel= opgebouwd uit weefsels & vormt omgangrijk communicatienetwerk.
info wordt van binnen (intern) of buiten (extern) het lichaam verzamelt
→ integratie & verwerking → doorgestuurd spieren en klieren (effectoren)
Cel -> cellen -> weefsels -> orgaan -> orgaansysteem- stelsel
• Anatomie = structuur/bouw
• Histologie = weefselstructuur
• Fysiologie = werking of processen – functies
4