Statistiek = wetenschap van het verzamelen, organiseren, presenteren,
analyseren en interpreteren van gegevens of data volgens numerieke logica.
3 functies van statistiek:
1. Beschrijven: statistiek zorgt voor een vereenvoudiging van complexe
realiteit.
2. Verklaren: met statistiek kan je een statisch model ontwikkelen. Model is
een vereenvoudigde weergave van de realiteit waarin wordt beschreven
hoe een situatie gemiddeld werkt.
3. Voorspellen: voorspellen wat er kan gebeuren (geen definitieve
voorspellingen maar voorspellingen in kansen)
Statistiek ingedeeld in 2 hoofdsoorten:
1. Beschrijvende statistiek: samenvatten, presenteren van gegevens.
Analyseren en inzichten bieden over dataset.
2. Inferentiële statistiek: conclusies over populatie obv steekproef. Doel om
patronen te herkennen, of voorspellingen te maken.
2. Het statische programma R
R = een taal, een veranderlijke omgeving die statische berekeningen doet en
grafisch weergeeft.
Het PFD-principe
→ moet je steeds in het begin doen zodat je oefeningen kan maken en vooraleer
je aan het examen kan starten.
Nog enkele tips voor Rstudio:
• Gebruik # voor uitleg/notities → R voert hiermee geen bewerkingen uit.
• Is een functie te lang voor één regel? Gebruik +
• Meerdere lijnen tegelijk uitvoeren? Selecteer + Ctrl + R
• Typ functies in kleine letters, data met een hoofdletter
o Functies = kleine letters (mean, lm)
o Data = start met hoofdletter (DataSet, Leerlingen) → overzicht +
minder fouten.
2
,3. Data & de datamatrix
Variabele → één van de bouwstenen voor statische analyse.
3.1. Wat is data en wat zijn variabelen?
Data = informatie-eenheden (gegevens) verkregen via observatie.
Observatie = info-eenheden die we bekomen hebben via observatie (= meten).
→ Verschil tussen open & gesloten (= op voorhand waarden kennen) observatie.
Variabele = kenmerk van een eenheid uit populatie dat op één of andere wijze
gemeten kan worden.
→ 3 eigenschappen: totale orde – meeteenheid – absoluut nulpunt
→ 4 types variabelen: nominaal – ordinaal – interval – ratio
→ als kenmerk alleen 1 waarde aanneemt = constante
Essentie van meten = observeren en daar info uithalen en opslaan.
Welke zijn variabelen en waarom?
1. De onderwijsvorm van een klas leerlingen uit bso-haarzorg.
o Geen variabele. Die klas is al afgebakend als bso-haarzorg. Dus de onderwijsvorm ligt vast
(namelijk BSO) en varieert niet binnen die groep.
2. Woonplaats van de studenten uit deze groep.
o Een variabele. Studenten wonen niet allemaal op dezelfde plaats.
3. De kleur van ogen van deze studenten.
o Een variabele. Niet iedereen heeft dezelfde oogkleur.
4. Beroep van een groep bankbedienden die een opleiding volgen.
o Geen variabele. Alle personen zijn bankbedienden → geen variatie. Als iedereen dezelfde
waarde heeft, is het geen variabele.
5. Het aantal scholen waarin leerkrachten s.o. lesgeven.
o Sommige leerkrachten geven les in 1 school, anderen in meerdere. Waarden verschillen per
leerkracht.
Er zijn verschillende soorten metingen:
• Kwalitatief/categorische variabelen: getallen zonder betekenis
• Kwantitatief/numerieke variabelen: getallen met betekenis en
meeteenheid
o Discrete variabele = neemt alleen bepaalde, afzonderlijke waarden
aan. Geen tussenliggende waarden mogelijk (bv. aantal auto’s)
o Continue variabele = kan elke waarde aannemen, oneindig (bv. tijd)
De 3 eigenschappen van variabelen → bestaan van …
1. Totale orde = dat we rangorde kunnen bepalen
2. Meeteenheid = gelijke verschillen in waarden
→ categorische variabelen hebben geen meeteenheid
3. Absoluut nulpunt = waarde 0 die afwezigheid van kenmerk weergeeft
→ Obv deze 3 kenmerken kunnen we variabelen verdelen in meetniveau
3
,4
, 4. De frequentieverdeling van een variabele
Frequentieverdeling = hoe vaak iets is voorgekomen.
→ je hebt ook populatieverdeling, kansverdeling, …
4.1. De absolute, relatieve en cumulatieve frequenties
4.2. Frequentietabel
Frequentietabel = tabel die frequentieverdeling van een variabele weergeeft.
• Heeft per meetwaarde info over absolute en relatieve frequentie.
• Variabelen van ordinaal meetniveau of hoger worden in oplopende
volgorde gerangschikt.
• APA-regels meenemen → titel en tabel volgens APA
5