1
H6 Gastransport
Ademhaling
Doel = adequate gaswisseling in stand houden (O2 -opname, CO2 -afgifte)
2 manieren:
o Ademhalingspomp: door onder en overdruk te creëren met
ademhalingsspieren -> lucht omgeving tot in longblaasjes en omgekeerd
AMV: in rust: 500ml per inademing -> 15x per minuut -> 7,5 l/min, inspanning:
kan tot 20x zo groot zijn
o Gaswisselingsorgaan: gassen die we inademen kunne O2 over alveo-capillair
membraan laten diffunderen -> naar bloed -> groot opp is belangrijk
- Normale situatie: bloed komt toe aan bloedvaatjes met PvO2 van 40 mmHg, in
longblaasjes PaO2 van 100 mmHg zuurstof diffundeert in richting bloed PO2
bloed neemt toe (snel in begin, dan vertragen) na 0,25s -
> diffusie voltooid
Bij een stoornis: diffusie duurt langer -> probleem bij
inspanning
Gastransport van O2 en CO2
Convectie = lucht door luchtwegen stroomt tot aan longblaasjes met hoge snelheid (0-16)
Diffusie = in alveoli waar cross-sectionele diameter opgeteld groter is, snelheid verdwijnt
Transport naar weefsels dmv diffusie door alveo-capp membraan door gas-bloed barrière
Convectie = bloed verplaatsing, O2 en CO2 verplaatst op verschillende manieren hierin
O2 gastransport
O2 transport op twee manieren:
o Opgelost in bloed (2%):
Wet van Henry= de hoeveelheid opgelost gas is evenredig met partiële
druk vd gas
PO2 neemt toe rechtevenredig vrij opgeloste zuurstof
, 2
H6 Gastransport
Hoeveelheid is afhn van oplosbaarheid
Oplosbaarheidsconstante = 0.003ml O2/100 ml bloed/mm Hg -> Bij
PO2= 100 mm Hg 0.3 ml O2/100 ml bloed (= 3 ml O2/L bloed)
In rust: 250 ml O2/min
Cardiac output -> onvoldoende getransporteerd voor vraag lichaam
Partieel druk zet uit tov zuurstofconcentratie, maar minimaal
Anders systeem met grotere capaciteit om aan lichaamsvraag
te voldoen
o Gebonden op hemoglobine
Oxyhemoglobine
1.39 ml O2 transporteren, 15g Hb/100 ml: maximale capaciteit 20.8 mL
O2 /100 mL bloed
O2 + Hb HbO2
Hemoglobine = eiwit met specifieke taak: transport O2 of CO2
Law of mass action: als de concentratie Vrij O2 toeneemt, zal meer O2
binden met Hb (rechts shift) en omgekeerd (links shift)
Hb vorm :
Hb-A: Hb in bloed van normale volwassene, biconcaaf, eiwit of
globine opgebouwd uit 2 alfa- en 2 bèta-ketens met een haemgroep
(O2 drager) in elke keten en ijzeratoom
Afwijkende vorm:
Hb-F: 90% van Hb bij foetussen,hoge affiniteit voor O2 ,
zuurstoftransportsysteem van de placenta
Hb-S: zuurstof arm en slecht oplosbaar, sikkelcelvorm(contactlens),
verhoogde dreiging tot thrombus (klonters)
Hb-H: 12x hogere affiniteit voor O2, moeilijker verloop
- Bij O2: PO2 bereikt 100mmHg heel deel wordt vrij
opgelost dus
- Bij CO: partiele spanning neemt nauwelijks toe want
affiniteit van CO voor hemoglobine is erg sterk, dus
meeste CO die diffundeert bindt met hemoglobine en
wordt nauwelijks vrij opgelost
- Bij N2O: nauwelijks binding met hemoglobine snelle
toename PO2
H6 Gastransport
Ademhaling
Doel = adequate gaswisseling in stand houden (O2 -opname, CO2 -afgifte)
2 manieren:
o Ademhalingspomp: door onder en overdruk te creëren met
ademhalingsspieren -> lucht omgeving tot in longblaasjes en omgekeerd
AMV: in rust: 500ml per inademing -> 15x per minuut -> 7,5 l/min, inspanning:
kan tot 20x zo groot zijn
o Gaswisselingsorgaan: gassen die we inademen kunne O2 over alveo-capillair
membraan laten diffunderen -> naar bloed -> groot opp is belangrijk
- Normale situatie: bloed komt toe aan bloedvaatjes met PvO2 van 40 mmHg, in
longblaasjes PaO2 van 100 mmHg zuurstof diffundeert in richting bloed PO2
bloed neemt toe (snel in begin, dan vertragen) na 0,25s -
> diffusie voltooid
Bij een stoornis: diffusie duurt langer -> probleem bij
inspanning
Gastransport van O2 en CO2
Convectie = lucht door luchtwegen stroomt tot aan longblaasjes met hoge snelheid (0-16)
Diffusie = in alveoli waar cross-sectionele diameter opgeteld groter is, snelheid verdwijnt
Transport naar weefsels dmv diffusie door alveo-capp membraan door gas-bloed barrière
Convectie = bloed verplaatsing, O2 en CO2 verplaatst op verschillende manieren hierin
O2 gastransport
O2 transport op twee manieren:
o Opgelost in bloed (2%):
Wet van Henry= de hoeveelheid opgelost gas is evenredig met partiële
druk vd gas
PO2 neemt toe rechtevenredig vrij opgeloste zuurstof
, 2
H6 Gastransport
Hoeveelheid is afhn van oplosbaarheid
Oplosbaarheidsconstante = 0.003ml O2/100 ml bloed/mm Hg -> Bij
PO2= 100 mm Hg 0.3 ml O2/100 ml bloed (= 3 ml O2/L bloed)
In rust: 250 ml O2/min
Cardiac output -> onvoldoende getransporteerd voor vraag lichaam
Partieel druk zet uit tov zuurstofconcentratie, maar minimaal
Anders systeem met grotere capaciteit om aan lichaamsvraag
te voldoen
o Gebonden op hemoglobine
Oxyhemoglobine
1.39 ml O2 transporteren, 15g Hb/100 ml: maximale capaciteit 20.8 mL
O2 /100 mL bloed
O2 + Hb HbO2
Hemoglobine = eiwit met specifieke taak: transport O2 of CO2
Law of mass action: als de concentratie Vrij O2 toeneemt, zal meer O2
binden met Hb (rechts shift) en omgekeerd (links shift)
Hb vorm :
Hb-A: Hb in bloed van normale volwassene, biconcaaf, eiwit of
globine opgebouwd uit 2 alfa- en 2 bèta-ketens met een haemgroep
(O2 drager) in elke keten en ijzeratoom
Afwijkende vorm:
Hb-F: 90% van Hb bij foetussen,hoge affiniteit voor O2 ,
zuurstoftransportsysteem van de placenta
Hb-S: zuurstof arm en slecht oplosbaar, sikkelcelvorm(contactlens),
verhoogde dreiging tot thrombus (klonters)
Hb-H: 12x hogere affiniteit voor O2, moeilijker verloop
- Bij O2: PO2 bereikt 100mmHg heel deel wordt vrij
opgelost dus
- Bij CO: partiele spanning neemt nauwelijks toe want
affiniteit van CO voor hemoglobine is erg sterk, dus
meeste CO die diffundeert bindt met hemoglobine en
wordt nauwelijks vrij opgelost
- Bij N2O: nauwelijks binding met hemoglobine snelle
toename PO2