1
H12 Muscles
SKELETALE SPIEREN
Algemene functies spieren:
Kracht en beweging genereren
Thermoregulatie
o Spiersamentrekkingen genereren warmte als bijproduct van
ATP-verbruik
o Bij koude lichaam trillen, onwill. Spiercontracties
warmteproductie
ATP verbruik
o Spieren gebruiken ATP, afkomstig van koolhydraten en lipiden,
voor contracties
o Een goede balans tussen spieractiviteit en energie-inname
gezond metabolisme.
Spiergroepen
1. Skeletspieren (Skeletal Muscles)
Locatie: Verbonden aan de botten van het skelet via pezen.
Functie: Zorgt voor lichaamsbeweging door samentrekking en
ontspanning, waardoor de botten kunnen bewegen.
Weefsel: grote vezels, meerdere celkernen, gestreepte spieren door
sarcomeer organisatie
Controle: krijgen signaal van somatische motorneuronen, is nodig
voor contractie
Hormonen : hebben geen invloed op contractiee
2. Hartspier (Cardiac Muscle)
Locatie: In het hart.
Functie: Pompt bloed door het hart en de bloedsomloop, waardoor
zuurstof en voedingsstoffen door het lichaam worden
getransporteerd.
Weefsel: kleinere vezels, één celkern, gestreepte spier met
intercalated disk (tussen aangrenzende spiercellen, gap junctions en
desmosomen, doen signaaloverdacht en stabiliteit)
Controle: via autonoom zenuwstelsel, soms zonder signalisatie
Hormonen: kunnen spieractiviteit moduleren
3. Gladde Spieren (Smooth Muscles)
Locatie: Bevinden zich in de wanden van interne organen en buizen,
zoals de maag, urineblaas en bloedvaten.
Functie: Beweegt materialen door het lichaam, zoals voedsel in het
spijsverteringskanaal, urine in de urinewegen, en reguleert de
bloedstroom in bloedvaten
Weefsel: kleine vezels, 1 celkern, ongeorganiseerde sarcomeren
Controle: via autonoom zenuwstelsel, soms zonder signalisatie
Hormonen: kunnen spieractiviteit moduleren
Overeenkomsten bij alle spiergroepen:
,2
H12 Muscles
a. Contractiesignaal: de samentrekking wordt geïnitieerd door een
intracellulair calcium (Ca²⁺) signaal
b. Gebruik van ATP door Myosine: myosine-eiwitten gebruiken
energie uit ATP om van vorm te veranderen, wat leidt tot de
beweging die nodig is voor samentrekking.
SKELETALE SPIEREN
40% van lichaamsgewicht
Bewegen het skelet
Aanhechting aan skelet via pezen gemaakt van collageen
Oorsprong : proximaalste uiteinde
Insertie: distaalste uiteinde
Flexoren : twee botstukken worden naar elkaar toe gebracht
Extensoren : twee botstukken worden weg van elkaar getrokken
Samenstelling van spiervezels
Langste, cilindervormige cellen met veel kernen
Ontstaan door de fusie van meerdere stamcellen, ook
wel satellietcellen genoemd.
o Voor ontwikkeling, groei en herstel van spieren na blessures
Post-mitotische cellen : onmogelijk te splitsen na ontwikkeling
o hun vermogen tot herstel en groei hangt af van de activiteit
van satellietcellen
Structuur en organisatie spier
Parallel geordend
Gebundeld in fascicels door bindweefsel krachtverdeling
Tussen de bundels :
o Collageen vezel = geeft kracht
o Elastische vezel = geeft elasticiteit
o Bloedvaten = toevoer van zuurstof en voedingsstoffen, alsook
afvoer van afvalstoffen
Omvatting bunden:
o Door bindweefselschede
Anatomie
Sarcolemma = celmembraan
Sarcoplasma = cytoplasma
Myofibrilen = intracellulaire structuren, bundels contractiele en
elastische eiwitten
Sarcoplasmatisch reticulum =
- Laag ER rond elke spiervezel
- Longitudinale buisjes langs vezel
- Vergroote uiteinde, terminae cristernae
opslag en afgifte calcium
, 3
H12 Muscles
-
bevindt het enzym Ca²⁺-ATPase Ca²⁺-ionen
actief in het SR te pompen Ca²⁺ vrijpompen
contractie
Triade = 1 t-tubule + 2 terminal cisternae
T-tubuli =
membraan is de verderzetting van het sarcolemma
lumen (binnenruimte) bevat extracellulaire vloeistof
snellere AP beweging in binnenste vezel tot de terminae
cristernae
Mitochondria = in cytosol, produceren ATP voor spiercontracties
Glycogeen = ook in cytosol, zorgen voor opslag van energie door suiker-
en vetvebranding
Contractiele structuren
1 spiervezel = bestaat uit > 1000 myofibrillen
1 myofibril = bevatten sarcomeren
1 sarcomeer = samenstelling van verschillende eiwitten
Myosine = dikke filamenten
Actine = dunne filamenten
Tropomyosine & Troponine = regulerende eiwitten voor
actine-myosinebinding
Titine & Nebuline = stabiliseren respectievelijk myosine- en
actinefilament, titine is elastisch dus brengt spieren terug naar
rustlengte.
Myosine
1 myosine = 2 identieke eiwitketens
1 eiwitketen = bevat 1 zware keten en 2 lichte ketens
H12 Muscles
SKELETALE SPIEREN
Algemene functies spieren:
Kracht en beweging genereren
Thermoregulatie
o Spiersamentrekkingen genereren warmte als bijproduct van
ATP-verbruik
o Bij koude lichaam trillen, onwill. Spiercontracties
warmteproductie
ATP verbruik
o Spieren gebruiken ATP, afkomstig van koolhydraten en lipiden,
voor contracties
o Een goede balans tussen spieractiviteit en energie-inname
gezond metabolisme.
Spiergroepen
1. Skeletspieren (Skeletal Muscles)
Locatie: Verbonden aan de botten van het skelet via pezen.
Functie: Zorgt voor lichaamsbeweging door samentrekking en
ontspanning, waardoor de botten kunnen bewegen.
Weefsel: grote vezels, meerdere celkernen, gestreepte spieren door
sarcomeer organisatie
Controle: krijgen signaal van somatische motorneuronen, is nodig
voor contractie
Hormonen : hebben geen invloed op contractiee
2. Hartspier (Cardiac Muscle)
Locatie: In het hart.
Functie: Pompt bloed door het hart en de bloedsomloop, waardoor
zuurstof en voedingsstoffen door het lichaam worden
getransporteerd.
Weefsel: kleinere vezels, één celkern, gestreepte spier met
intercalated disk (tussen aangrenzende spiercellen, gap junctions en
desmosomen, doen signaaloverdacht en stabiliteit)
Controle: via autonoom zenuwstelsel, soms zonder signalisatie
Hormonen: kunnen spieractiviteit moduleren
3. Gladde Spieren (Smooth Muscles)
Locatie: Bevinden zich in de wanden van interne organen en buizen,
zoals de maag, urineblaas en bloedvaten.
Functie: Beweegt materialen door het lichaam, zoals voedsel in het
spijsverteringskanaal, urine in de urinewegen, en reguleert de
bloedstroom in bloedvaten
Weefsel: kleine vezels, 1 celkern, ongeorganiseerde sarcomeren
Controle: via autonoom zenuwstelsel, soms zonder signalisatie
Hormonen: kunnen spieractiviteit moduleren
Overeenkomsten bij alle spiergroepen:
,2
H12 Muscles
a. Contractiesignaal: de samentrekking wordt geïnitieerd door een
intracellulair calcium (Ca²⁺) signaal
b. Gebruik van ATP door Myosine: myosine-eiwitten gebruiken
energie uit ATP om van vorm te veranderen, wat leidt tot de
beweging die nodig is voor samentrekking.
SKELETALE SPIEREN
40% van lichaamsgewicht
Bewegen het skelet
Aanhechting aan skelet via pezen gemaakt van collageen
Oorsprong : proximaalste uiteinde
Insertie: distaalste uiteinde
Flexoren : twee botstukken worden naar elkaar toe gebracht
Extensoren : twee botstukken worden weg van elkaar getrokken
Samenstelling van spiervezels
Langste, cilindervormige cellen met veel kernen
Ontstaan door de fusie van meerdere stamcellen, ook
wel satellietcellen genoemd.
o Voor ontwikkeling, groei en herstel van spieren na blessures
Post-mitotische cellen : onmogelijk te splitsen na ontwikkeling
o hun vermogen tot herstel en groei hangt af van de activiteit
van satellietcellen
Structuur en organisatie spier
Parallel geordend
Gebundeld in fascicels door bindweefsel krachtverdeling
Tussen de bundels :
o Collageen vezel = geeft kracht
o Elastische vezel = geeft elasticiteit
o Bloedvaten = toevoer van zuurstof en voedingsstoffen, alsook
afvoer van afvalstoffen
Omvatting bunden:
o Door bindweefselschede
Anatomie
Sarcolemma = celmembraan
Sarcoplasma = cytoplasma
Myofibrilen = intracellulaire structuren, bundels contractiele en
elastische eiwitten
Sarcoplasmatisch reticulum =
- Laag ER rond elke spiervezel
- Longitudinale buisjes langs vezel
- Vergroote uiteinde, terminae cristernae
opslag en afgifte calcium
, 3
H12 Muscles
-
bevindt het enzym Ca²⁺-ATPase Ca²⁺-ionen
actief in het SR te pompen Ca²⁺ vrijpompen
contractie
Triade = 1 t-tubule + 2 terminal cisternae
T-tubuli =
membraan is de verderzetting van het sarcolemma
lumen (binnenruimte) bevat extracellulaire vloeistof
snellere AP beweging in binnenste vezel tot de terminae
cristernae
Mitochondria = in cytosol, produceren ATP voor spiercontracties
Glycogeen = ook in cytosol, zorgen voor opslag van energie door suiker-
en vetvebranding
Contractiele structuren
1 spiervezel = bestaat uit > 1000 myofibrillen
1 myofibril = bevatten sarcomeren
1 sarcomeer = samenstelling van verschillende eiwitten
Myosine = dikke filamenten
Actine = dunne filamenten
Tropomyosine & Troponine = regulerende eiwitten voor
actine-myosinebinding
Titine & Nebuline = stabiliseren respectievelijk myosine- en
actinefilament, titine is elastisch dus brengt spieren terug naar
rustlengte.
Myosine
1 myosine = 2 identieke eiwitketens
1 eiwitketen = bevat 1 zware keten en 2 lichte ketens