fysiologie & fysiopathologie
Pancreas heeft klein endo en groot exocriene deel
= gegroepeerd in eilandjes v Langerhans
Eilandjes van Langerhans
= groepering van endocriene cellen van de pancreas
- Vormen 1,5% van totale pancreas – heel klein deel dus
- 4 ≠ soorten cellen
o ß cellen
§ in midden: vormen hoofdaandeel
§ maken/secreteren insuline
o alfa cellen:
§ aan periferie
§ maken glucagon
o delta cellen:
§ somasostatine producerende cellen
= krachtig hormoon dat secretie van alle andere hormonen remt
o F cellen:
§ pancreatic polypeptide producerende cellen
- Secretie op stimulus van ≠ zaken: communicatie onderling, maar ook signalen van buitenaf
o Door goede Bvoorziening
§ Van centrum naar periferie
§ Hormonale communicatie binnen EvL à beinvloeding hormonale secreties
o Door cel cel contacten (gap en tight junctions)
o Door goede neurale innervatie
§ Hormonale communicatie: Cholinerg: stimulatie insuline
Insuline
Insuline is ANABOOL hormoon
Synthese insuline
- Gen op chr 11: prepro insuline maken thv ER
à verder vouwen TOT pro insuline
àverder verwerkt naar
Connecting peptide
Insuline (heeft A en B keten verbinden door Sbruggen)
C peptide = merker van endogene insuline synthese (WANT ingespoten insuline heeft dit niet)
- Type 1D: 0 C peptide (maakt geen insuline meer)
- Type 2D: hoge C peptide (maakt nog insuline)
- AZ omwisseling in b keten à insuline krijgt andere farmacokinetische/dynamische kenmerken
à sneller werken
,Secretie van insuline Beta cel
Kan via 3 ≠ pathways
Glucose = belangrijkste regulator van insulinesecretie
1. Glucose via GLUT2 (= insuline onafhankelijk) binnen komen in ßcel
à omzetting tot pyruvaat à AcCoA: krebs tot ATP
- ATP zortgt dat K kanalen gaan sluiten à depolarisatie van celmembraan
à voltage gated Ca kanalen openen: influx Ca
EN
Ca (thv ER) ook vrij
à IC Ca hoog
ð insuline in secretoire granules wordt gesecreteerd
2. AZ kunnen zelfde weg stimuleren MAAR leucine is veel zwakker dan glucose
3. Glucagon en ß adrenerge agonisten
à koppelen aan receptor (vooral GLP1!!) à cAMP: prot kinase A
ð insuline in secretoire granules wordt gesecreteerd
MAAR Glucagon in periferie à heel zwak effect
Stimulatie insuline productie
- GLP1 receptor agonisten (alleen t2, want t1 1000 keer 0 blijft 0)
o GLP1 R: werkt op glucose afh wijze
§ Hyperglycemie: actief à heel sterke activator à potentiatie van insuline release
§ Stel euglycemie en je spuit GLP1 in à weinig insuline komt vrij
- Ach: binden à fosfolipase 2 à Ca vrijzetting stimuleren
- Sulfonilurea: op celmembraan ßcellen: Receptor
à bij binding ook sluiten K kanalen à Ca influx
Verschil GLP1 en SE: GLP1 = glucose afhankelijk, terwijl SE onafhankelijk: gewoon binden en insuline vrij
GEVAAR SE: heel de tijd insuline vrijstellen zonder glucose à gevaar op hypoglycemie
Remmen insuline: somatostatine en alfa agonisten
Werking insuline: insuline receptor
Bestaat uit 2 EC alfa domeinen en 2 transmembr ß subunits
à insuline bindt aan alfa ketens à tyrosine kinase activiteit thv ß subunit tot stand brengen
à insuline R substraat pathways activeren (er zijn er ≠)
• Mitogene effecten (groei) à genexpressie en groei
• Metabole effecten
o Stijging glucose opslag door glycogeensynthese
o Eiwitsynthese en daling proteolyse
o Sythese triglyceriden en daling lipolyse
Acties van insuline op lever
Insuline vrij en drainage via v porta naar lever
à 50/60% wordt geinactiveerd door lever, de rest
- Stimulatie van glycogeensynthese (= reservebron glucose), glycolyse, lipogenese en eiwitsynthese
- inhibitie neogenese, glycogenolyse, proteolyse, lipolyse en ketogenese
o productie ketonen:
§ lang vasten
§ bij insuline tekort (t1 en als glucose kan niet gebruikt worden als E bron)
- Triglyceriden: opslag onder de vorm van vetdruppels en VLDL
,Acties van insuline op spier
- Expressie van GLUT4 = essentieel en insuline afhankelijk
o Geen insuline?: geen expressie GLUT 4 op membraan
à glucose kan cel niet binnen
à andere E bron voor lichaam
- Activatie: glycogeensynthese als voorraad, glycolyse, eiwitsynthese
o Geen productie vetdruppels !!!
- Inhibitie: proteolyse en glycogenolyse
T1: eerste dat gebeurt: vetafbraak om ketonen als E bron te produceren
MAAR ook eiwitafbraak als vetafbraak geslonken is
Acties van insuline op de adipocyt
- Glucose binnen via GLUT4
- Stimulatie: glycolyse, lipogenese, synthese lipoprot lipase
à extra vorming vrije VZ uit VLDL en chylomicronen
!!!! Geen glycogeensynthese
- Inhibitie: lipolyse
Fysiologische werking insuline
- Groeibevorderend effect
- Effect op K: K in serum gaat dalen
WANT door I: actievere Na/K pomp: K van EC à IC
- Anti inflammatoir
- Bescherming endotheelfunctie
- Vermindert oxidatieve stress
- Bij vasten: Insuline/glucagon ratio daalt
o Glycogenolyse in lever
o Neogenese als er glycogeen is
o Lipolyse
- Lichaamsbeweging:
o Meer glucoseverbruik (en dus opname, kan zelfs zonder insuline) door spieren
à meer glycogenolyse
o Insuline is laag à glucagon gaat overhand nemen: glycogeen afbreken, als dit op is
à lipolyse
Glucagon
= beperkte stimulator insuline
+ counter regulatoire hormoon: glucose opname in cellen tegengaan in situatie van lage glycemie
- Belangrijkste doelwit = lever
- eerst maken onder prepro glucagon à pro glucagon:
o in a cellen van pancreas à glucagon
o in Lcellen darm bij eten à GLP1
Acties
- binden op receptor
à opregulatie/gentranscriptie genen betrokken bij neogenese, glycogenolyse & ketogenese
EN
à inhibitie glycogeensynthese & glycolyse
, Somatostatine
- synthese op ≠ plaatsen (delta cellen EvL, HT, Dcellen GI tractus en CZS)
- inhibitie productie veel ≠ hormonen (GH, I, G, gastrine, VIP, TSH)
- niet gebruiken bij t2
o hoe dan wel oplossen? IV glucose of glucagon WANT geeft neogenese, genolyse)
!! Wanneer kan je glucagon niet gebruiken à bij doorgedreven sportinspanningen