Examenvragen celbiologie
Hoeveel covalente bindingen vormt een c-atoom.
=4
Wat is een waterstofbrug?
= Een niet covalente binding tussen een elektronenpaar op een sterk elektronennegatief
atoom en een naburig waterstofatoom, geboden aan een sterk elektronnegatief atoom.
Frequentie ademhaling heeft effect op PH bloed.
=
Normaal pH bloed = 7,4
Hyperventilatie lijdt tot stijging van pH.
Leg uit;
Een toegenomen CO2 concentratie zorgt voor een verzuring van de oceaan.
= Als je meer Co2 hebt in de atmosfeer gaat er meer CO2 opgelost worden in het zeewater
waardoor je meer H+ ionen krijgt in het water waardoor pH gaat dalen.
Buffer
= Molecule dat zorgt voor een constante pH.
Wat zijn de belangrijkste macromoleculen in levende cellen?
= Koolhydraten, vetten, eiwitten, neuclinezuur.
Lineaire structuur van glucose C6H12O6
Lineaire -> Circulaire structuur
, Glycosidebinding tussen 2 monosacchariden; bv maltose.
Betabinding of Alfabinding?
= Alfabinding
= Betabinding
= Aflabinding
Hoeveel covalente bindingen vormt een c-atoom.
=4
Wat is een waterstofbrug?
= Een niet covalente binding tussen een elektronenpaar op een sterk elektronennegatief
atoom en een naburig waterstofatoom, geboden aan een sterk elektronnegatief atoom.
Frequentie ademhaling heeft effect op PH bloed.
=
Normaal pH bloed = 7,4
Hyperventilatie lijdt tot stijging van pH.
Leg uit;
Een toegenomen CO2 concentratie zorgt voor een verzuring van de oceaan.
= Als je meer Co2 hebt in de atmosfeer gaat er meer CO2 opgelost worden in het zeewater
waardoor je meer H+ ionen krijgt in het water waardoor pH gaat dalen.
Buffer
= Molecule dat zorgt voor een constante pH.
Wat zijn de belangrijkste macromoleculen in levende cellen?
= Koolhydraten, vetten, eiwitten, neuclinezuur.
Lineaire structuur van glucose C6H12O6
Lineaire -> Circulaire structuur
, Glycosidebinding tussen 2 monosacchariden; bv maltose.
Betabinding of Alfabinding?
= Alfabinding
= Betabinding
= Aflabinding