Esther de Vries – 436444
11.1 Het endocrien systeem
Het lichaam heeft exocriene en endocriene klieren:
• Exocriene klieren scheiden stoffen af via buizen naar holtes of buitenkant van lichaam.
• Endocriene klieren geven hormonen direct af aan het bloed.
Belangrijke endocriene klieren: hypofyse, schildklier, bijnieren, alvleesklier, eierstokken en
teelballen.
Hormonen worden ingedeeld in vetoplosbare en wateroplosbare hormonen, wat invloed heeft
op hun transport en werking.
• Vetoplosbare hormonen: steroïden en schildklierhormonen.
- Steroïde hormonen binden specifieke receptoren: glucocorticoïden,
mineralocorticoïden, oestrogenen, androgenen en progestogenen.
• Wateroplosbare hormonen
- Amines (adrenaline) komen van aminozuren.
- Peptide- en eiwithormonen (insuline en groeihormoon) zijn ketens van aminozuren.
- Eicosanoïden (prostaglandinen) zijn van vetzuren.
De chemische structuur bepaalt hoe hormonen in het bloed circuleren en het effect op cellen.
Transport van hormonen
• Wateroplosbare hormonen circuleren vrij in bloed en hechten niet aan moleculen.
• Vetoplosbare hormonen lossen niet op in bloed, transport -> transporteiwitten.
- Transporteiwitten (uit lever) verhogen oplosbaarheid, verminderen hormoonverlies via
de nieren en zorgt voor hormoon reserve.
99% van de vetoplosbare hormonen is gebonden (in bloed), <1% is vrij en actief. Alleen vrije
hormonen kunnen hun werking uitoefenen.
Hormonen werken door binding aan specifieke celreceptoren
• Vetoplosbare hormonen: door celmembraan en binden aan receptoren in celkern of
cytoplasma.
- Beïnvloedt genexpressie -> productie van nieuwe eiwitten -> celactiviteit verandert.
• Wateroplosbare hormonen kan celmembraan niet passeren en bindt aan receptoren
op het celmembraan.
- Meestal GPCR (G-protein coupled receptor) kan (bijna) alle peptide- en eiwit hormonen
binden.
- Hormoon-receptor complex activeert een G-eiwit, dat het enzym adenylaat
cyclase stimuleert om cAMP (second messenger) te produceren vanuit ATP.
- cAMP activeert eiwitkinasen, die andere eiwitten fosforyleren (de)activeren om een
hormonale celreactie te veroorzaken.
Fosfodiesterase (enzym) schakelt cAMP uit om de celreactie te stoppen. Hormonen
zoals ADH, TSH en ACTH werken via dit mechanisme.
,Hormoonproductie wordt gereguleerd door feedbackmechanismen.
• Positieve feedback versterkt een proces.
- Voorbeeld: wanneer de hypothalamus een releasing factor afgeeft, die
de hypofyse stimuleert om een hormoon te produceren. Dit hormoon
stimuleert een eindorgaan om een ander hormoon aan te maken.
• Negatieve feedback remt een proces en helpt balans te behouden.
- Voorbeeld: het hormoon van het eindorgaan remt zowel de hypothalamus
als de hypofyse, waardoor de hormoonproductie afneemt.
11.2 Structuur van de hypothalamus en hypofyse
De hypofyse ligt in de hypofyse fossa onder de hypothalamus, verbonden via
de hypofyse steel (infundibulum).
- De hypofyse heeft twee lobben: de voorste en achterste lob.
De afgifte van hormonen door de voorste hypofyse wordt gecontroleerd door
twee mechanismen:
1. Releasing factors uit de hypothalamus, die een stimulerend effect
hebben op de voorste hypofyse.
2. Inhibitory factors, die een remmend effect hebben op de hormoonafgifte
van de voorste hypofyse.
- Het hypothalamus-hypofyse portaal systeem transporteert hormonen
naar de voorste hypofyse zonder het hart te passeren.
- De voorste lob: peptide- en glycopeptide hormonen afscheiden.
De afgifte van hormonen door de voorste hypofyse wordt gereguleerd door:
• Hypothalamische hormonen: Stimulerende en remmende factoren beïnvloeden de
afgifte van hypofysehormonen.
• Negatieve feedback: Hormonen van doelorganen (zoals de schildklier) remmen de
afgifte van hypofysehormonen om balans te behouden.
De achterste hypofyse produceert geen hormonen, maar slaat ADH en oxytocine op en geeft
ze af.
- Deze hormonen worden gesynthetiseerd in de hypothalamus en via axonen naar de
achterste hypofyse getransporteerd.
- Ze worden daar opgeslagen en direct afgegeven aan de zenuwen van de achterste kwab.
De bloedtoevoer naar de achterste hypofyse bloed naar de capillaire plexus in de achterste
hypofyse, waar oxytocine en ADH worden afgegeven in de bloedbaan.
Hypothalamus hormonen en het effect ervan op de hypofyse
Hormoon Hypofyse hormoon Eind orgaan Effect
(hypothalamus) dat vrijkomt
CRH ACTH Bijnier + cortisol productie
GHRH GH Lever + IGF-1 productie
Somatostatine Blokkeert GHRH Hypofyse
Dopamine Inhibeert prolactine Borst Melk productie
TRH TSH Schildklier T4 productie
GnRN LH & FSH Testikels en M: Testesteron en sperma
ovarium V: Ovulatie en oestradiol
,11.3 Voorste kwab hypofyse hormonen
De hormonen die door de voorste hypofyse worden geproduceerd, kunnen worden ingedeeld
in twee groepen:
1. Glycoproteïnen: zoals FSH, LH en TSH. Deze hormonen bestaan uit twee
subeenheden: een gemeenschappelijke α-subunit en een unieke β-subunit die de
biologische activiteit van elk hormoon bepaalt.
2. Single chain polypeptiden: zoals ACTH, groeihormoon (GH) en prolactine.
Adrenocorticotroop hormoon (ACTH) stimuleert de afgifte van cortisol uit de bijnieren.
- ACTH wordt zelf gereguleerd door corticotropine releasing hormone (CRH) uit de
hypothalamus.
- De afgifte van ACTH en cortisol volgt een circadiaan ritme: de concentratie is laag rond
middernacht, stijgt de laatste uren van de slaap. Gedurende de dag neemt de
concentratie geleidelijk af.
- Stress verhoogt de afgifte van ACTH en cortisol, bijvoorbeeld
bij angst, ziekte, hypoglykemie of chirurgie.
- Cortisol heeft een negatief feedback-effect op zowel de hypofyse als
de hypothalamus, wat de afgifte van ACTH remt.
Groei-hormoon (GH) wordt geproduceerd door somatotrofische cellen in de voorste
hypofyse.
• De werking van groei-hormoon gebeurt via insuline-achtige groeifactor-1 (IGF-1), die
voornamelijk in de lever wordt gesynthetiseerd.
• IGF-1 heeft verschillende effecten:
- Stimuleert celgroei en vermenigvuldiging
- Verhoogt eiwitafbraak
- Verbetert lipolyse in vetweefsel
- Vermindert de glucoseopname door cellen
De afgifte van zowel GH als IGF-1 wordt gereguleerd door negatieve feedback naar de hypofyse
en hypothalamus.
Prolactine wordt gereguleerd door een remmende factor (dopamine).
- De concentratie prolactine in het plasma neemt toe tijdens zwangerschap en lactatie,
en ook bij stress.
- Pas nadat de borst is voorbereid door oestrogeen, progesteron, glucocorticoïden, GH,
insuline en thyroxine zal prolactine melkafgifte stimuleren.
Schildklierstimulerend hormoon (TSH) wordt gereguleerd door thyrotropine releasing
hormone (TRH) uit de hypothalamus.
- TSH stimuleert de schildklier om de hormonen thyroxine (T4) en triiodothyronine
(T3) te produceren en af te geven.
- T4 en T3 oefenen op hun beurt een negatief feedback-effect uit op de hypofyse en
hypothalamus, wat de afgifte van TSH en TRH verlaagt.
De gonadotrofines: FSH en LH, worden gereguleerd door GnRH:
- LH stimuleert bij mannen de testosteronproductie door de Leydigcellen in
de teelballen en bij vrouwen de ovulatie.
- FSH reguleert spermatogenese en de ontwikkeling van eicellen -> afgifte
oestrodiol bij vrouwen.
- In beide geslachten stimuleert FSH de afgifte van inhibine, wat bijdraagt aan negatieve
feedback ter regulering van de hormoonproductie.
, 11.4 Achterste kwab hypofyse hormonen
Antidiuretisch hormoon (ADH) werkt op de nieren waardoor de urineproductie vermindert. De
afscheiding van ADH wordt gereguleerd door de osmolaliteit van het bloed en de bloeddruk.
• ADH-afgifte wordt verhoogd door:
- lage bloeddruk
- hoge bloedosmolaliteit
- stress
Hoge bloedosmolaliteit stimuleert osmoreceptoren in de hypothalamus -> de productie van
ADH verhoogt en afscheiding van ADH uit de achterste kwab bevordert.
- ADH zorgt ervoor dat de nieren en zweetklieren meer water vasthouden waardoor
waterverlies wordt verminderd.
- Het heeft ook een vaatvernauwend effect wat de bloeddruk verhoogt.
Oxytocine helpt bij de bevalling door de samentrekking van de gladde spiercellen in de
baarmoederwand te versterken.
- Na de bevalling stimuleert het de melkafgifte uit de borstklieren door stimulatie van de
zuigende baby.
11.5 Hypofyse afwijkingen
Vanuit klinisch perspectief kunnen stoornissen in de hypofyse functie in twee categorieën
worden ingedeeld:
- Hyperfunctie: Wanneer een hypofyse hormoon in overmaat wordt geproduceerd.
- Hypofunctie: Wanneer er een tekort aan een hypofyse hormoon is.
11.6 Voorste hypofyse kwab hyperfunctie
Tumoren kunnen leiden tot een overmaat aan groeihormoon, ACTH en prolactine.
Hyperprolactemie
Hyperprolactinemie: een verhoogde concentratie prolactine in het bloed, door overmatige
prolactineproductie door de lactotrofe cellen.
• Prolactinomen zijn de meest voorkomende goedaardige adenomen van de hypofyse.
- Prolactine staat onder negatieve controle van hypothalamisch dopamine.
- Hyperprolactinemie kan ontstaan wanneer een tumor de verbinding tussen de
hypothalamus en de hypofyse drukt, waardoor dopamine de cellen niet kan bereiken.
Symptomen hyperprolactemie
• Premenopauzale vrouwen: amenorroe, infertiliteit en melkafscheiding.
• Mannen en postmenopauzale vrouwen: hebben meestal symptomen van een
hypofysetumor.
- Mannen presenteren zich vaak met grotere tumoren, en kunnen ook last hebben van een
laag libido en impotentie.
Druk op de hypofyse kan leiden tot tekorten aan andere hormonen, zoals GH, ACTH, LH, FSH of
TSH.