, lOMoARcPSD|50894919
Krachtig leren 2
1. Expliciete directe instructie: een introductie
1.1 Intro en kadering
Expliciete directe instructie (EDI) is een onderwijsbenadering die is ontworpen om leerlingen op een
systematische en gestructureerde manier nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren. Bij EDI wordt
de nadruk gelegd op duidelijke, stapsgewijze instructie, waarbij de leraar de leiding neemt en actief
betrokken is bij het leerproces van de leerlingen. Deze aanpak is bedoeld om effectief onderwijs te
bieden en ervoor te zorgen dat alle leerlingen de essentiële kennis en vaardigheden begrijpen en
beheersen.
Er zijn heel wat gelijkenissen tussen een EDI les en de lesfasering die we leerde bij op-stap. Een
belangrijke fase van een EDI les is wat we in het schema herkennen als modeling (kernles.)
, lOMoARcPSD|50894919
1.2 Technieken bij expliciete directe instructie
In een EDI les wordt gebruik gemaakt van vier technieken: activeren, controleren van begrip,
feedback en herhaling. Deze technieken zijn echter niet alleen belangrijk bij een EDI (expliciete
directe instructie) les, maar bij ELKE goede les die je voorbereidt en geeft. We overlopen de
technieken hieronder.
1.2.1 Betrekken en activeren
Dit betekent dat de leerlingen soms moeten bewegen en praten, maar vooral moeten meedoen en
meedenken. Je activeert kinderen om ze te laten leren.
Enkele voorbeelden:
Houd je vinger bij de tekst en lees hardop met mij mee.
Vertel aan je schoudermaatje hoe ik zojuist de hoofdgedachte uit deze tekst heb gehaald.
Dit verhaal speelt zich af in de prehistorie. Welke woorden in de tekst wijzen daarop? Schrijf er
twee op je wisbordje.
Kijk eens naar de uitwerking van de som op het bord. Leg voor jezelf en in stilte uit hoe ik aan
het antwoord ben gekomen.
A) Schoudermaatje
Het werken met een schoudermaatje is een vorm van coöperatief leren. Bij coöperatief leren zijn
leerlingen onder andere positief wederzijds afhankelijk van elkaar en leren ze van elkaar.
Elke leerling in de klas heeft één schoudermaatje. Dit is meestal de leerling waarnaast hij zit. De
leerlingen overleggen met elkaar over de vraag die de leerkracht stelde. Ze bespreken niet enkel het
antwoord maar ook de oplossingsprocedure die tot het antwoord leidde.
Stel de koppels samen op basis van vaardigheid. Best zet je twee kinderen samen die net iets van
niveau verschillen.
B) Wisbordjes
Elke leerling krijgt een wisbordje, stift en veegdoekje. Zo sla je twee vliegen in één klap: alle
leerlingen worden geactiveerd en jij kan als leerkracht snel controleren welke leerlingen je instructie
begrepen hebben.
Zorg ervoor dat de leerlingen het wisbordje pas omhoog steken op jouw teken zodat iedereen de
kans krijgt om na te denken en te noteren.
1.2.2 Controleren van begrip (CBV)
Het controleren van begrip is een proces waarbij een persoon nagaat of een ander individu de
informatie die is gedeeld begrijpt.
Het controleren van begrip gebeurt tijdens de hele les. Om de drie à vier minuten stel je CBV vragen,
bijvoorbeeld:
Na het bespreken van het lesdoel vraag je de leerlingen wat ze gaan leren en waarom dit
belangrijk is.
Nadat je een definitie hebt opgegeven, vraag je de leerlingen deze te herhalen in hun eigen
woorden.
Krachtig leren 2
1. Expliciete directe instructie: een introductie
1.1 Intro en kadering
Expliciete directe instructie (EDI) is een onderwijsbenadering die is ontworpen om leerlingen op een
systematische en gestructureerde manier nieuwe kennis en vaardigheden aan te leren. Bij EDI wordt
de nadruk gelegd op duidelijke, stapsgewijze instructie, waarbij de leraar de leiding neemt en actief
betrokken is bij het leerproces van de leerlingen. Deze aanpak is bedoeld om effectief onderwijs te
bieden en ervoor te zorgen dat alle leerlingen de essentiële kennis en vaardigheden begrijpen en
beheersen.
Er zijn heel wat gelijkenissen tussen een EDI les en de lesfasering die we leerde bij op-stap. Een
belangrijke fase van een EDI les is wat we in het schema herkennen als modeling (kernles.)
, lOMoARcPSD|50894919
1.2 Technieken bij expliciete directe instructie
In een EDI les wordt gebruik gemaakt van vier technieken: activeren, controleren van begrip,
feedback en herhaling. Deze technieken zijn echter niet alleen belangrijk bij een EDI (expliciete
directe instructie) les, maar bij ELKE goede les die je voorbereidt en geeft. We overlopen de
technieken hieronder.
1.2.1 Betrekken en activeren
Dit betekent dat de leerlingen soms moeten bewegen en praten, maar vooral moeten meedoen en
meedenken. Je activeert kinderen om ze te laten leren.
Enkele voorbeelden:
Houd je vinger bij de tekst en lees hardop met mij mee.
Vertel aan je schoudermaatje hoe ik zojuist de hoofdgedachte uit deze tekst heb gehaald.
Dit verhaal speelt zich af in de prehistorie. Welke woorden in de tekst wijzen daarop? Schrijf er
twee op je wisbordje.
Kijk eens naar de uitwerking van de som op het bord. Leg voor jezelf en in stilte uit hoe ik aan
het antwoord ben gekomen.
A) Schoudermaatje
Het werken met een schoudermaatje is een vorm van coöperatief leren. Bij coöperatief leren zijn
leerlingen onder andere positief wederzijds afhankelijk van elkaar en leren ze van elkaar.
Elke leerling in de klas heeft één schoudermaatje. Dit is meestal de leerling waarnaast hij zit. De
leerlingen overleggen met elkaar over de vraag die de leerkracht stelde. Ze bespreken niet enkel het
antwoord maar ook de oplossingsprocedure die tot het antwoord leidde.
Stel de koppels samen op basis van vaardigheid. Best zet je twee kinderen samen die net iets van
niveau verschillen.
B) Wisbordjes
Elke leerling krijgt een wisbordje, stift en veegdoekje. Zo sla je twee vliegen in één klap: alle
leerlingen worden geactiveerd en jij kan als leerkracht snel controleren welke leerlingen je instructie
begrepen hebben.
Zorg ervoor dat de leerlingen het wisbordje pas omhoog steken op jouw teken zodat iedereen de
kans krijgt om na te denken en te noteren.
1.2.2 Controleren van begrip (CBV)
Het controleren van begrip is een proces waarbij een persoon nagaat of een ander individu de
informatie die is gedeeld begrijpt.
Het controleren van begrip gebeurt tijdens de hele les. Om de drie à vier minuten stel je CBV vragen,
bijvoorbeeld:
Na het bespreken van het lesdoel vraag je de leerlingen wat ze gaan leren en waarom dit
belangrijk is.
Nadat je een definitie hebt opgegeven, vraag je de leerlingen deze te herhalen in hun eigen
woorden.