H10: BEDRIJFSINFORMATIESYSTEMEN
INLEIDING
Vanaf hoofdstuk 1 werd getracht de rol van informatiesystemen in
de bedrijfswereld te duiden. Eigenlijk moet nagedacht worden
hoe informatiesystemen een rol kunnen spelen bij het
ondersteunen van de bedrijfsvoering. Het gaat dus over de
manier waarop bedrijfsprocessen kunnen verbeteren door gebruik
te maken van informatiesystemen.
De rol van informatiesystemen in bedrijfsvoering is vooral bedoeld
om bedrijfsprocessen te ondersteunen.
BEDRIJFSPROCESSEN:
Je kan stellen dat er heel veel verschillende processen nodig zijn om aan
bedrijfsvoering te doen en dat processen van elkaar afhankelijk zijn.
Informatiesystemen kunnen op twee manieren een rol spelen bij het ondersteunen
van bedrijfsprocessen.
Ze kunnen de efficiëntie van bestaande processen bevorderen. Ze kunnen
bijvoorbeeld gebruikt worden om bepaalde zaken te automatiseren en zodoende
bepaalde manuele handelingen vervangen.
Ze stellen bedrijven in staat om volledig nieuwe processen te introduceren die
hen in staat stellen om de bedrijfsvoering (of onderdelen van de bedrijfsvoering)
drastisch te veranderen.
DE PROCESVIRTUALISATIETHEORIE
Een proces vertalen naar een informatiesysteem is eigenlijk een vorm van
virtualisatie van het proces (of onderliggende processen).
Niet alle processen zijn virtualiseerbaar. Het is dus belangrijk dat bedrijven nadenken
welke processen kunnen vertaald worden in een virtueel proces.
Door te kijken naar de procesvirtualisatietheorie kan begrepen worden welke
processen kunnen gevirtualiseerd worden of waarom bepaalde processen niet (of
moeilijk) kunnen vertaald worden in een virtueel proces.
De theorie spreekt over vier
constructen die invloed hebben
op de mogelijkheid om een
proces te virtualiseren.
Daarnaast identificeert men drie
IT-specifieke moderatoren die
invloed hebben op de
constructen.
, H10: BEDRIJFSINFORMATIESYSTEMEN
DE 4 CONSTRUCTEN:
1. SENSORISCHE VEREISTEN
Met sensorische vereisten bedoelt men zaken zoals ruiken, voelen, zien... Het gaat dus
over de manier waarop de participant in het proces nood heeft aan bepaalde
sensorische input. Maar het kan ook gaan over minder concrete sensorische vereisten,
zoals veiligheid.
Hoe groter de sensorische vereiste is, hoe moeilijker het is om het proces te
virtualiseren.
Zo is het beter voor de studenten om de lesgever (en elkaar) te zien. Daarnaast moeten de
deelnemers een vraag kunnen stellen. De slides moeten kunnen gezien worden. Al deze
sensorische vereisten zijn oplosbaar met een informatiesysteem en kunnen aanzien worden als een
onderdeel van een online les. Maar bepaalde sensorische vereisten van een on-campusles zijn niet
virtualiseerbaar, zoals de ervaring om in een grote aula les te krijgen.
2. RELATIEVEREISTEN
Om bepaalde processen uit te voeren is er nood aan interactie tussen de verschillende
participanten van een proces. Er ontstaat een relatie tussen de participanten.
Multiplexiteit betreft de verschillende vormen van relatie die mogelijk zijn.
Processen met een hoge relatievereiste zijn moeilijker te virtualiseren.
Voor bepaalde studenten is de relatievereiste van een on-campusles heel belangrijk. Ze gebruiken
de les niet alleen als een moment van kennis ver garen, maar hechten ook een belangrijke waarde
aan het sociale aspect van een on-campusles. Het is een manier om sociale contacten te leggen of
te onderhouden.
3. SYNCRONISATIEVEREISTEN
Men gaat na of er bepaalde gevolgen zijn voor het proces wanneer het proces
vertraagd wordt (of niet synchroon kan uitgevoerd worden). (bv levering groenten via
webshop)
Processen met sterke synchronisatievereisten kunnen soms veel baat hebben bij
een informatiesysteem. Sommige informatie kan immers snel beschikbaar worden
gemaakt via netwerken.
Voor een online les maakt het niet zo veel uit voor studenten dat de lesgever de les te laat start
(doordat de lesgever bijvoorbeeld te kampen heeft met bepaalde technische problemen.) De
synchronisatievereisten van een les hebben weinig invloed op het al dan niet virtualiseren van het
proces.
4. IDENTIFICATIE- EN CONTROLEVEREISTEN
Het laatste construct kijkt naar de vereiste identificatie van de deelnemers aan het
proces en de controle van die identificatie. Virtuele processen zijn heel gevoelig voor
identiteitsfraude. Om bepaalde processen te virtualiseren moet men nagaan hoe
belangrijk de identiteit van de deelnemers aan het proces is en hoe men die identiteit het
best controleert.
Bij een online les is de identificatie- en controlevereiste van de lesgever groot. Voor de deelnemers
aan de les is deze echter laag. De identificatievereiste van wie de controle over de micro krijgt, is
belangrijk om de les goed te kunnen laten verlopen.
DE 3 MODERATOREN: VOORBEELDEN PG 465
De verschillende moderatoren moeten bekeken worden vanuit het standpunt van een
informatiesysteem.
, H10: BEDRIJFSINFORMATIESYSTEMEN
Representatie: beschrijft de mogelijkheid om informatie digitaal voor te stellen.
Bereik: beschrijft in welke mate IT over het vermogen beschikt om procesdeelname
in tijd en ruimte mogelijk te maken.
Mogelijkheid tot toezicht: beschrijft de mogelijkheid van IT om deelnemers aan het
proces te authentificeren en de mogelijkheid om het proces te volgen of te
monitoren.
BEHEER VAN BEDRIJFSPROCESSEN
Vooraleer bedrijfsprocessen of onderliggende processen gevirtualiseerd kunnen worden,
kan men het best de processen beheren. Het beheer van bedrijfsprocessen wordt
aanzien als een discipline en wordt veelal aangeduid als Business Process
Management (BPM). Dit kan een belangrijke stap zijn vooraleer men gaat
automatiseren.
Om BPM toe te passen, maken
organisaties veelal gebruik van de BPM-
levenscyclus. Deze cyclus beschrijft de
verschillende stappen die elk proces
dient te doorlopen.
Ontwerp (verzamelen van de
vereisten van het te modelleren
bedrijfsproces)
Modelleren (via modeleertaal
zoals BPMN)
Uitvoeren
Monitoren (impact v/d processen?)
Optimalisatie
MODELLEREN VOLGENS BPMN
Processen dienen te worden gemodelleerd.
Hiervoor gebruiken zee een modelleertaal zoals
Business Proces Model and Notation (BPMN).
Een BPMN-diagram maakt gebruik van vaste
notatie met regels & symbolen om een proces
te beschrijven.
INLEIDING
Vanaf hoofdstuk 1 werd getracht de rol van informatiesystemen in
de bedrijfswereld te duiden. Eigenlijk moet nagedacht worden
hoe informatiesystemen een rol kunnen spelen bij het
ondersteunen van de bedrijfsvoering. Het gaat dus over de
manier waarop bedrijfsprocessen kunnen verbeteren door gebruik
te maken van informatiesystemen.
De rol van informatiesystemen in bedrijfsvoering is vooral bedoeld
om bedrijfsprocessen te ondersteunen.
BEDRIJFSPROCESSEN:
Je kan stellen dat er heel veel verschillende processen nodig zijn om aan
bedrijfsvoering te doen en dat processen van elkaar afhankelijk zijn.
Informatiesystemen kunnen op twee manieren een rol spelen bij het ondersteunen
van bedrijfsprocessen.
Ze kunnen de efficiëntie van bestaande processen bevorderen. Ze kunnen
bijvoorbeeld gebruikt worden om bepaalde zaken te automatiseren en zodoende
bepaalde manuele handelingen vervangen.
Ze stellen bedrijven in staat om volledig nieuwe processen te introduceren die
hen in staat stellen om de bedrijfsvoering (of onderdelen van de bedrijfsvoering)
drastisch te veranderen.
DE PROCESVIRTUALISATIETHEORIE
Een proces vertalen naar een informatiesysteem is eigenlijk een vorm van
virtualisatie van het proces (of onderliggende processen).
Niet alle processen zijn virtualiseerbaar. Het is dus belangrijk dat bedrijven nadenken
welke processen kunnen vertaald worden in een virtueel proces.
Door te kijken naar de procesvirtualisatietheorie kan begrepen worden welke
processen kunnen gevirtualiseerd worden of waarom bepaalde processen niet (of
moeilijk) kunnen vertaald worden in een virtueel proces.
De theorie spreekt over vier
constructen die invloed hebben
op de mogelijkheid om een
proces te virtualiseren.
Daarnaast identificeert men drie
IT-specifieke moderatoren die
invloed hebben op de
constructen.
, H10: BEDRIJFSINFORMATIESYSTEMEN
DE 4 CONSTRUCTEN:
1. SENSORISCHE VEREISTEN
Met sensorische vereisten bedoelt men zaken zoals ruiken, voelen, zien... Het gaat dus
over de manier waarop de participant in het proces nood heeft aan bepaalde
sensorische input. Maar het kan ook gaan over minder concrete sensorische vereisten,
zoals veiligheid.
Hoe groter de sensorische vereiste is, hoe moeilijker het is om het proces te
virtualiseren.
Zo is het beter voor de studenten om de lesgever (en elkaar) te zien. Daarnaast moeten de
deelnemers een vraag kunnen stellen. De slides moeten kunnen gezien worden. Al deze
sensorische vereisten zijn oplosbaar met een informatiesysteem en kunnen aanzien worden als een
onderdeel van een online les. Maar bepaalde sensorische vereisten van een on-campusles zijn niet
virtualiseerbaar, zoals de ervaring om in een grote aula les te krijgen.
2. RELATIEVEREISTEN
Om bepaalde processen uit te voeren is er nood aan interactie tussen de verschillende
participanten van een proces. Er ontstaat een relatie tussen de participanten.
Multiplexiteit betreft de verschillende vormen van relatie die mogelijk zijn.
Processen met een hoge relatievereiste zijn moeilijker te virtualiseren.
Voor bepaalde studenten is de relatievereiste van een on-campusles heel belangrijk. Ze gebruiken
de les niet alleen als een moment van kennis ver garen, maar hechten ook een belangrijke waarde
aan het sociale aspect van een on-campusles. Het is een manier om sociale contacten te leggen of
te onderhouden.
3. SYNCRONISATIEVEREISTEN
Men gaat na of er bepaalde gevolgen zijn voor het proces wanneer het proces
vertraagd wordt (of niet synchroon kan uitgevoerd worden). (bv levering groenten via
webshop)
Processen met sterke synchronisatievereisten kunnen soms veel baat hebben bij
een informatiesysteem. Sommige informatie kan immers snel beschikbaar worden
gemaakt via netwerken.
Voor een online les maakt het niet zo veel uit voor studenten dat de lesgever de les te laat start
(doordat de lesgever bijvoorbeeld te kampen heeft met bepaalde technische problemen.) De
synchronisatievereisten van een les hebben weinig invloed op het al dan niet virtualiseren van het
proces.
4. IDENTIFICATIE- EN CONTROLEVEREISTEN
Het laatste construct kijkt naar de vereiste identificatie van de deelnemers aan het
proces en de controle van die identificatie. Virtuele processen zijn heel gevoelig voor
identiteitsfraude. Om bepaalde processen te virtualiseren moet men nagaan hoe
belangrijk de identiteit van de deelnemers aan het proces is en hoe men die identiteit het
best controleert.
Bij een online les is de identificatie- en controlevereiste van de lesgever groot. Voor de deelnemers
aan de les is deze echter laag. De identificatievereiste van wie de controle over de micro krijgt, is
belangrijk om de les goed te kunnen laten verlopen.
DE 3 MODERATOREN: VOORBEELDEN PG 465
De verschillende moderatoren moeten bekeken worden vanuit het standpunt van een
informatiesysteem.
, H10: BEDRIJFSINFORMATIESYSTEMEN
Representatie: beschrijft de mogelijkheid om informatie digitaal voor te stellen.
Bereik: beschrijft in welke mate IT over het vermogen beschikt om procesdeelname
in tijd en ruimte mogelijk te maken.
Mogelijkheid tot toezicht: beschrijft de mogelijkheid van IT om deelnemers aan het
proces te authentificeren en de mogelijkheid om het proces te volgen of te
monitoren.
BEHEER VAN BEDRIJFSPROCESSEN
Vooraleer bedrijfsprocessen of onderliggende processen gevirtualiseerd kunnen worden,
kan men het best de processen beheren. Het beheer van bedrijfsprocessen wordt
aanzien als een discipline en wordt veelal aangeduid als Business Process
Management (BPM). Dit kan een belangrijke stap zijn vooraleer men gaat
automatiseren.
Om BPM toe te passen, maken
organisaties veelal gebruik van de BPM-
levenscyclus. Deze cyclus beschrijft de
verschillende stappen die elk proces
dient te doorlopen.
Ontwerp (verzamelen van de
vereisten van het te modelleren
bedrijfsproces)
Modelleren (via modeleertaal
zoals BPMN)
Uitvoeren
Monitoren (impact v/d processen?)
Optimalisatie
MODELLEREN VOLGENS BPMN
Processen dienen te worden gemodelleerd.
Hiervoor gebruiken zee een modelleertaal zoals
Business Proces Model and Notation (BPMN).
Een BPMN-diagram maakt gebruik van vaste
notatie met regels & symbolen om een proces
te beschrijven.