Hoofdstuk 1: de instructie
Er bestaanveel manieren om instructies te geven, we maken onderscheid tussen twee groepen:
• schriftelijke instructie: instructie wordt neergeschreven, vaak met afbeeldingen als ondersteuning. Bv: een
recept van een gerecht.
• Mondelinge instructie: instructie wordt verteld, vaak met lichaamstaal als ondersteuning. Bv: een
kookprogramma steekt kok 3 vingers op, om te verduidelijken dat we 3 eieren moeten toevoegen.
In video’s vind je vaak combinatie van mondelinge en schriftelijke instructie. Soms zijn instructievideo’s geanimeerd,
dan spreken we over explanimations.
Keuze van gepaste instructievorm:
• complexiteit van handeling: hoe complexer de handeling, hoe belangrijker om mondelinge of schriftelijke
toelichting te combineren met beeld.
• Duur van instructie: bij langere instructie en complexere instructie zorg je beter voor aantrekkelijkere en
heldere vormgeving. Zo houd je aandacht van publiek past.
• Tijd en inspanning. Als je snel iets moet uitleggen kies je beter voor vorm die niet te veel moeite vraagt om
te creëren. Ga dus pragmatisch te werk.
Kenmerken van een goede instructie:
• opgebouwd uit verschillende stappen
• Weergegeven in chronologische volgorde. Die wordt vaak benadrukt door cijfers, tekens en door
signaalwoorden.
• gebruik van imperatief: mondelinge instructie gebruik je soms ook andere zinsstructuren om handeling uit te
leggen.
• Beknopt, duidelijk en eenvoudig
• Houdt rekening met doelpubliek
• bij schriftelijke instructie wordt ondersteund door afbeeldingen
• Bij mondelinge instructie wordt ondersteund door lichaamstaal.
2 tekststructuren
Opgebouwde tekst bestaan uit een inleiding, midden en slot. Midden is verdeeld in alinea’s die elk een aspect van
onderwerp behandelen. Belangrijk om deze chronologisch te ordenen en verbanden te verduidelijken met
signaalwoorden. Zo zorg je voor een heldere structuur.
Er bestaanveel manieren om instructies te geven, we maken onderscheid tussen twee groepen:
• schriftelijke instructie: instructie wordt neergeschreven, vaak met afbeeldingen als ondersteuning. Bv: een
recept van een gerecht.
• Mondelinge instructie: instructie wordt verteld, vaak met lichaamstaal als ondersteuning. Bv: een
kookprogramma steekt kok 3 vingers op, om te verduidelijken dat we 3 eieren moeten toevoegen.
In video’s vind je vaak combinatie van mondelinge en schriftelijke instructie. Soms zijn instructievideo’s geanimeerd,
dan spreken we over explanimations.
Keuze van gepaste instructievorm:
• complexiteit van handeling: hoe complexer de handeling, hoe belangrijker om mondelinge of schriftelijke
toelichting te combineren met beeld.
• Duur van instructie: bij langere instructie en complexere instructie zorg je beter voor aantrekkelijkere en
heldere vormgeving. Zo houd je aandacht van publiek past.
• Tijd en inspanning. Als je snel iets moet uitleggen kies je beter voor vorm die niet te veel moeite vraagt om
te creëren. Ga dus pragmatisch te werk.
Kenmerken van een goede instructie:
• opgebouwd uit verschillende stappen
• Weergegeven in chronologische volgorde. Die wordt vaak benadrukt door cijfers, tekens en door
signaalwoorden.
• gebruik van imperatief: mondelinge instructie gebruik je soms ook andere zinsstructuren om handeling uit te
leggen.
• Beknopt, duidelijk en eenvoudig
• Houdt rekening met doelpubliek
• bij schriftelijke instructie wordt ondersteund door afbeeldingen
• Bij mondelinge instructie wordt ondersteund door lichaamstaal.
2 tekststructuren
Opgebouwde tekst bestaan uit een inleiding, midden en slot. Midden is verdeeld in alinea’s die elk een aspect van
onderwerp behandelen. Belangrijk om deze chronologisch te ordenen en verbanden te verduidelijken met
signaalwoorden. Zo zorg je voor een heldere structuur.