Samenvatting PPO B: ‘Praktijkonderzoek in de school’
3. Oriënteren (p89-119)
3.1 Aanleidingen voor een praktijkonderzoek
▪ Aanleiding op eigen initiatief of in het kader van je opleiding
▪ Aanleiding op schoolniveau
▪ Extra aanleidingen
3.2 Een praktijkprobleem signaleren
Een praktijkprobleem start meestal met een vage vraag of een onduidelijk probleem.
Soorten praktijkproblemen:
- Handelingsverlegenheid (=praktijksituatie waarin leraren niet weten hoe te
handelen)
- Dilemma of kwestie
- Verbeterbehoefte (=verbeteren door veranderingen door te voeren)
- Leer- of ontwikkelbehoefte (=de noodzaak om nieuwe beroepskennis en -
vaardigheden te verwerven)
- De behoefte om te toetsen of te valideren
6 technieken om systematisch op zoek te gaan naar praktijkproblemen:
1) Brainstormen vanuit vragen en problemen
2) Een logboek bijhouden
3) Reflecteren
a. Instrumentale niveau (zichtbaar handelen)
b. Substantiële niveau (onderliggende uitgangspunten)
c. Kritische niveau (morele, etnische en andere normatieve overwegingen)
4) Observatie door een collega of leerling
5) In gesprek gaan met collega’s, leerlingen en ouders
6) Interne bronnen screenen
, 3.3 De context in kaart brengen
= contextanalyse
3.4 Een praktijkprobleem kiezen
Vanuit: persoonlijke motieven, wensen van de organisatie, belang voor de beroepsgroep,
samenleving.
3.5 Een verkennende probleemanalyse uitvoeren
→ Divergerende aanpak
9 technieken bij een verkennende probleemanalyse:
1) Brainstormen gericht op praktijkprobleem
2) Mindmapping (beeldvormen)
3) Conceptmapping (relaties weergeven)
4) Freewritting
5) Verkennende literatuurstudie
6) Belanghebbenden in kaart brengen
7) Perspectiefwisseling
8) Vooronderstellingen formuleren
9) Informatie verzamelen in de praktijk
3.6 Het praktijkprobleem beschrijven
➔ 5W + H-methode
▪ Wat is het probleem?
▪ Wie heeft met het probleem te krampen?
▪ Wanneer treedt het probleem op?
▪ Waarom is het een probleem?
▪ Waar doet het probleem zich voor?
▪ Hoe is het probleem ontstaan?
3.7 Opbrengst vastleggen
Na het doorlopen van de kernactiviteit oriënteren beschrijf je de volgende opbrengsten,
die je voorlegt aan belanghebbende in de organisatie en later verwerkt in je
onderzoeksplan.
3.8 Samenvatting
➔ Zie boek p117-118
3.9 Oefeningen
➔ Zie boek p118-119
3. Oriënteren (p89-119)
3.1 Aanleidingen voor een praktijkonderzoek
▪ Aanleiding op eigen initiatief of in het kader van je opleiding
▪ Aanleiding op schoolniveau
▪ Extra aanleidingen
3.2 Een praktijkprobleem signaleren
Een praktijkprobleem start meestal met een vage vraag of een onduidelijk probleem.
Soorten praktijkproblemen:
- Handelingsverlegenheid (=praktijksituatie waarin leraren niet weten hoe te
handelen)
- Dilemma of kwestie
- Verbeterbehoefte (=verbeteren door veranderingen door te voeren)
- Leer- of ontwikkelbehoefte (=de noodzaak om nieuwe beroepskennis en -
vaardigheden te verwerven)
- De behoefte om te toetsen of te valideren
6 technieken om systematisch op zoek te gaan naar praktijkproblemen:
1) Brainstormen vanuit vragen en problemen
2) Een logboek bijhouden
3) Reflecteren
a. Instrumentale niveau (zichtbaar handelen)
b. Substantiële niveau (onderliggende uitgangspunten)
c. Kritische niveau (morele, etnische en andere normatieve overwegingen)
4) Observatie door een collega of leerling
5) In gesprek gaan met collega’s, leerlingen en ouders
6) Interne bronnen screenen
, 3.3 De context in kaart brengen
= contextanalyse
3.4 Een praktijkprobleem kiezen
Vanuit: persoonlijke motieven, wensen van de organisatie, belang voor de beroepsgroep,
samenleving.
3.5 Een verkennende probleemanalyse uitvoeren
→ Divergerende aanpak
9 technieken bij een verkennende probleemanalyse:
1) Brainstormen gericht op praktijkprobleem
2) Mindmapping (beeldvormen)
3) Conceptmapping (relaties weergeven)
4) Freewritting
5) Verkennende literatuurstudie
6) Belanghebbenden in kaart brengen
7) Perspectiefwisseling
8) Vooronderstellingen formuleren
9) Informatie verzamelen in de praktijk
3.6 Het praktijkprobleem beschrijven
➔ 5W + H-methode
▪ Wat is het probleem?
▪ Wie heeft met het probleem te krampen?
▪ Wanneer treedt het probleem op?
▪ Waarom is het een probleem?
▪ Waar doet het probleem zich voor?
▪ Hoe is het probleem ontstaan?
3.7 Opbrengst vastleggen
Na het doorlopen van de kernactiviteit oriënteren beschrijf je de volgende opbrengsten,
die je voorlegt aan belanghebbende in de organisatie en later verwerkt in je
onderzoeksplan.
3.8 Samenvatting
➔ Zie boek p117-118
3.9 Oefeningen
➔ Zie boek p118-119