Samenvatting Eventmarketing

a. Welke deelstrategieën worden door Wiegerink en Peelen onderscheiden? Licht de strategieën in maximaal twee regels per stuk toe.

Réponse: - Merkenstrategie; de strategie is gericht op het creëren of veranderen van de associatie die het publiek bij een merk heeft. - Relatiestrategie; de strategie is gericht op het verdiepen in de relatie met de klanten van de organisatie. - Propositiestrategie; de strategie is gericht op het toevoegen van waarde aan goederen of diensten. - Verkoopstrategie; de strategie is gericht op het bereiken van verkoopdoelstellingen. - Organisatieontwikkelingsstrategie; de strategie is gericht op het bijdragen aan de organisatieontwikkeling.

a. Beargumenteer waarom risicomanagement ook voor kleinschalige zakelijke bedrijfsevents van waarde kan zijn (maximaal 8 regels).

Réponse: a. Risicomanagement omvat alle activiteiten en maatregelen gericht op het omgaan met en beheersen van risico’s. Ook bij een kleinschalig evenement kunnen risico’s aanwezig zijn. Deze risico’s dienen ook geinventariseerd te worden om ze uiteindelijk zo klein mogelijk te kunnen maken. Wat is de kans? Hoe groot is de schade? Wat is de impact als het echt gebeurd?

b. In de literatuur wordt gesproken over de RISMAN-methode. Een manier waarop je het risico van events kunt managen. De eerste twee stappen zijn het uitvoeren van een risicoanalyse en het identificeren van beheersmaatregelen. Wat is het uitgangspunt voor een risicoanalyse?

Réponse: b. Het uitgangspunt van een risicoanalyse is een inventarisatie van de risicofactoren. De risicogevoeligheid van een evenement staat in nauwe relatie tot een aantal kernkarakteristieken van het eventprofiel. De eventmanager brengt deze aspecten met het oog op risicogevoeligheid in beeld.

c. Welke aspecten komen in de risicoanalyse zeker aan de orde (minimaal 5 aspecten noemen).

Réponse: c. De volgende aspecten komen in een risicoanalyse zeker aan de orde 1. De karakteristieken van het bezoekend publiek. 2. De aard van het evenement d.m.v. een activiteitenprofiel 3. Locatie en inrichting van het event 4. Politiek, bestuurlijk en wettelijk. 5. Externe factoren (het weer)

b. Onderzoek naar de zintuiglijke waarneming van het evenement hangt of staat met de vragen die je tijdens je onderzoek stelt. Het risico is groot dat de vragen over impulsen gaan die iemand zich niet kan herinneren of onder woorden kan brengen. Of je vraagt naar de beleving van de afzonderlijke zintuigen en vergeet de onderlinge samenhang te onderzoeken. In beide gevallen zijn het benaderingen die niet tot betrouwbare resultaten leiden. Geef aan waarom dit zo is en geef suggesties hoe je wel onderzoek kunt doen naar de zintuiglijke stimuli.

Réponse: b. Men filtert indrukken om zich te beschermen. Het limbische systeem is het deel van de hersenen dat ook wel het emotionele centrum wordt genoemd. Zintuiglijke stimuli worden vertaald in een emotionele en fysieke respons. Het systeem verbindt dus waarnemings- en denkprocessen met elkaar. Een stimulus wordt in het limbische systeem vijf keer sneller verwerkt dan in de neocortex.

b. Leg uit hoe het Hierarchy Location Model helpt om op twee manieren een evenwichtige set van kanalen en netwerken op te stellen in het licht van cross-channel communication. (maximaal 10 regels)

Réponse: b. Het Hierarchy Location Model maakt onderscheidt tussen publieke en private omgevingen. Publiek is open voor grote doelgroep. Privaat is genodigden en ingericht naar wensen van organisator. Ook wordt er onderscheidt gemaakt tussen offline- en onlineomgevingen. Doel is om synergie te bereiken tussen beide werelden. Online moet juist helpen om de juiste personen en objecten in de offlinewereld te vinden. Online informatie krijgen waardoor we offlinegebeurtenissen meer op waarde schatten.

Om te beslissen welke events een plek in de definitieve portfolio krijgen, is het verstandig de verschillende events te scoren op een aantal criteria. Noem de acht criteria voor dit wegingsproces van een event.

Réponse: b. Criteria voor het wegingsproces zijn: 1. Het deelgebied waarop het event betrekking heeft; merken, propositie, relatie, verkoop, ontwikkeling. 2. Verwachte bijdrage van het event binnen het deelgebied 3. Het aantal alternatieven dat bestaat voor de inzet van een event 4. De doelmatigheid waarmee de bijdrage is te realiseren; de verhouding tussen de effecten en de in te zetten middelen en te verrichten inspanningen. 5. Het draagvlak binnen de organisatie voor het event. 6. De belasting die de organisatie van het event met zich mee brengt voor de organisatie. 7. De haalbaarheid van het event en het risico dat ermee gemoeid is. 8. Het benodigde budget.

Welke soorten ervaringen zijn er?

Réponse: Basale ervaring Memorabele ervaring Transformerende ervaring

Welke reden kan iemand hebben om een event te bezoeken?

Réponse: 1. Niet alleen willen zijn 2. Uit de dagelijkse routine stappen 3. Controle hebben over je veilige omgeving 4. Erkenning/waardering zoeken

Geef de definitie van een event.

Réponse: Een event is: - een bijzondere, unieke gebeurtenis, afgegrensd in de tijd. - Niet alledaags, buiten het reguliere aanbod - Met een thema - Met een belangrijke rol voor presentaties, voorstellingen of optredens - Waarbij gastvrijheid, een feestelijk karakter of vermaak een rol speelt - En waarbij sociale, culturele of bedrijfsmatige doelen worden nagestreefd.