Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst Sociale Psychologie 14/20 €5,46   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Begrippenlijst Sociale Psychologie 14/20

 16 vues  0 fois vendu

Dit is een woordenlijst van alle woorden van sociale psychologie. Ik behaalde een 14/20 op dit examen.

Aperçu 2 sur 5  pages

  • 5 mai 2024
  • 5
  • 2023/2024
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (19)
avatar-seller
anthonissenmyrthe
Sociale psychologie
Hoofdstuk 1: Sociale waarneming
● Sociale waarneming = hoe we kijken naar elkaar, wat we waarnemen van elkaar
● Percept = de waarneming van uiterlijk, lichaamstaal en gedrag
● Concept = de invulling die je zelf doet
● 7-38-55 regel = een boodschap wordt voor 7 procent bepaald door de woorden
(inhoud), 38 procent door de toon (intonatie) en 55 procent door lichaamstaal
● Cognitieve processen = onze innerlijke structuren die ontstaan omdat we nieuwe
dingen waarnemen en ontdekken
● Cognitieve schema’s = innerlijke structuren over de wijze waarop bepaalde zaken/
gebeurtenissen samenhangen
● Schijnwerper = meest relevante wordt uitgepikt en dat is hetgene waar men de focus
op legt
● Gatenvuller = ontbrekende informatie invullen adhv informatie die men al heeft
● Gedragswijzer = men past zijn gedrag aan van iets dat niet gewenst is, naar wel
gewenst gedrag
● Priming = datgene dat ervoor zorgt dat het meest recente schema dat werd
geactiveerd, ook het schema is waar nieuwe ervaringen aan worden gekoppeld
● Attributie = de verklaring die men geeft aan gedrag vanuit onze cognitieve schema’s
● Attribueren = toeschrijven van een oorzaak aan gedrag of aan iemand
● Intern = persoon zelf
● Extern = buiten de persoon
● Stabiel = vaststaand
● Variabel = kan variëren
● Spontane attributie = automatisch, activeert spontaan een eigenschap
● Intentionele attributie = we schrijven bewust een eigenschap toe aan een persoon
● Consensus = overeenstemming, gedrag varieert naargelang de persoon zelf
● Distinctiviteit = onderscheidenheid = gedrag varieert ngl andere personen of
omstandigheden
● Consistentie = stelselmatigheid, systematisch gedrag
● Persoonsattributie = lage consensus, lage distinctiviteit en hoge consistentie
● Situationele attributie = hoge consensus, hoge distinctiviteit en hoge consistentie
● Combinatie van persoon en situatie = bij lage consensus, hoge distinctiviteit en hoge
consistentie
● Omstandigheden, toeval = bij lage consensus, hoge distinctiviteit en lage
consistentie
● Impliciete persoonlijkheidstheorieën = netwerken van assumpties over relaties
tussen trekken en gedragingen. Als men beseft of waarneemt dat iemand een
specifieke trek heeft, verwacht men bij die persoon ook andere,min of meer verwante
trekken te vinden
● Halo-effect = als wij sommige positieve kenmerken van een persoon waarnemen,
maken wij daar een totaal positieve indruk van
● Centrale eigenschappen = bepaalde kenmerken hebben meer invloed op het
totaalbeeld van iemand dan andere
● Negativiteitseffect = een negatieve eigenschap op de sociale dimensie heeft meer
effect

, ● Positiviteitseffect = een positieve eigenschap op het bekwaamheidsdimensie heeft
meer effect op beeldvorming dan negatieve
● Primacy effect = de bevinding dat informatie die het eerst in een reeks voorkomt, een
grotere impact heeft op onze indruk dan later gepresenteerde informatie
● Recency effect = hier gaat de laatste, meest recente informatie het oordeel bepalen
● Gelijk-aan-mij-effect = mensen die kwaliteiten of eigenschappen hebben die we ook
aan onszelf toeschrijven, worden als positiever gezien van mensen die verschillen
● Projectie = alle fenomenen waar we eigenschappen, gedrag, emoties van onszelf
lezen in anderen
● Self fulfilling prophecy = de zichzelf vervullende voorspelling vervormt je waarneming
en beïnvloedt je gedrag. Men zet de eigen verwachtingen om in realiteit
● Rosenthal effect = Pygmalioneffect = hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties
op een bepaald gebied

Hoofdstuk 2: Groepsperceptie
● Groepsperceptie = het beeld dat we hebben van groepen
● Sociale categorisering = vanuit sociale interacties gaan we mensen categoriseren
● Assimilatie = de neiging om een keer dat zaken in een categorie zijn geplaatst, de
verschillen binnen de categorie te verkleinen
● Contrast = de neiging om de verschillen tussen categorieën te vergroten
● Zelfcategorisering = gebeurd automatisch natat we aan sociale categorisatie doen, je
plaatst jezelf in een bepaalde categorie
● Ingroup = groep waar je denkt zelf bij te horen
● Outgroup = groep waartoe je denkt zelf niet (meer) bij te horen
● Hercategoriseren = veranderen van groep
● Homogeniteitseffect = iemand van groep A bekijkt mensen van groep B als
homogeen. Mensen van de out-group lijken meer op elkaar dan mensen van de in-
group. Zelfs fysiek vinden we dat dikwijls.
● Stereotypering = we gaan aan een groep mensen, een verzameling stabiele
simplistische overgeneraliserende kenmerken toeschrijven
● Discriminatie = een kenmerk van iemand wordt tegen die persoon gebruikt in een
situatie waar dat kenmerk van geen belang zou mogen zijn
● Privilege = een kenmerk van iemand wordt positief gebruikt in een situatie terwijl dat
kenmerk hier ook niet van belang zou mogen zijn. Het is vaak onzichtbaar voor wie
het heeft

Hoofdstuk 3: Collectieve processen
● Sociale facilitatie = het proces waarbij de aanwezigheid van anderen het
uitvoeren van eenvoudige taken bevordert, maar hinderlijk is voor de
prestaties van moeilijke taken → in aanwezigheid van anderen, werken
mensen aan iets en zijn inspanningen duidelijk waarneembaar
● Competitiedrang = aanwezigheid van anderen verbetert onze individuele prestaties
● Sociaal belemmeringseffect = aanwezigheid van anderen zorgt voor een trager
leerproces
● Dominante respons = de reactie die door een gegeven stimulus het snelst en het
makkelijkst wordt opgeroepen
● Arousal = lichamelijke opwinding

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anthonissenmyrthe. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,46. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

79976 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,46
  • (0)
  Ajouter