1
,INHOUDSOPGAVE
,1. Hoofdstuk 1: Inleiding
1.1. Geschiedenis als complexe en allesomvattende wetenschap
geschiedenis w/ opgedeeld in vakjes
moeten doorbroken w/ zijn geen reflectie v/d werkelijkheid
om bestuderen geschiedenis eenvoudiger te maken
opdeling kan volgens:
Domeinen
Tijd
Ruimte
Beschavingscycli
1.1.1. Domeinen
= opsplitsingen in maatschappelijke takken v/d geschiedenis
Politieke geschiedenis: beleid, staatskunde, politieke stromingen, oorlogen, koningen, …
Economische geschiedenis: welvaart en materiële belangen v/d mens (handel, industrie,
landbouw, economische systemen)
Sociale geschiedenis: de mens i/d m/ij als groepslid met zijn groepsbindingen en –
verhoudingen & de vss problematieken die daaruit voortvloeien (criminaliteit, alcoholisme,
armoede, prostitutie, behuizing, …)
Culturele geschiedenis: beschavingstoestand v/d mens, zijn cultuuruitingen, interesses, vrijetijd
vier domeinen met elkaar in verbinding brengen om tot een juiste benadering te komen
1.1.2. Indeling in tijd
Christelijke tijdrekening: 1 (w/ in het Westen gebruikt, jaar waarin Christus geboren werd)
Joodse tijdrekening: 3760 vgt (voor de gewone tijdsrekening)
Mohammedaanse tijdrekening: 622
opgedeeld in historische periodes:
geschiedenis laat zich niet kunstmatig afbakenen
enkele problemen van deze opdeling:
, Waarop zijn de data gebaseerd?
Geldt dit ook voor de rest v/d wereld?
Waarom spreekt men van middeleeuwen, nieuwste tijd, …?
indeling is zeer artificieel, geen nuance mogelijk
keuze voor data die periodes scheidt is vaak een wereldschokkende gebeurtenis die start of
eindpunt was voor een periode (achteraf bekeken)
in geschiedenis maken we ook onderscheid tss processen op:
Korte termijn – evenementieel niveau: meestal periodes van +/ 1 jaar
Vb: verkiezingsjaar
Middellange termijn – conjunctureel niveau: meestal periodes v/ +/ 10 jaar
Vb: huidige economische crisis
Lange termijn – structureel niveau: meestal periodes v/ tientallen of meer jaren
Vb: Industriële revolutie
1.1.3. Ruimte
Lokaal
Regionaal
Nationaal
Continentaal
Mondiaal niveau
1.1.4. Samenlevingssystemen
indeling volgens vss types samenlevingen
in ‘chronologische’ volgorde:
Voedselverzamelaars en jagers: mensen zwerven rond, leven van planten en dieren i/d
buurt v/h kamp. Langzaam verbeteren v/ technologische kennis. Vaak kleine
gemeenschappen
Agrarische samenleving: bij ontstaan v/ landbouw verandert m/ij drastisch. Mensen w/
sedentair, gaan in grotere groepen samenwonen. Ruimte voor beroepsdifferentiatie (niet
iedereen met eigen voedselvoorziening bezig) vb: soldaten, priesters, ambtenaren.
Stichting v/ steden, groeien later uit tot rijken. Periode die in onze geschiedenis het langste
duurt (bestaat nog steeds)
Industriële samenleving: na industriële revolutie nog minder mensen bezig met
voedselvoorziening. Secundaire economie komt op gang en stelt meer mensen tewerk dan
primaire economie (=landbouw). Wereld begint nu snel te veranderen.
Postindustriële samenleving: België bevindt zich nu hier. Tertiaire sector geeft meeste
tewerkstelling (niet meer industrie). Transportmogelijkheden zijn enorm toegenomen. Hele
wereld is langzaam op weg naar dergelijk scenario.
verschillende vormen kunnen samen voorkomen
regio’s i/d wereld verschillen sterk in welke mate ze tot bep/ samenleving behoren
4