PATHOLOGIE LIGGING EN PRESENTATIE
Soorten liggingen:
achterhoofdsligging (A) kruinligging (K/Kr) stuitligging (St)
kleine fontanel (a) kleine fontanel (a) sacrum (s)
voorhoofdsligging (V) aangezichtsligging (Aa)
kin (k) kin (k)
suboccipitobre
gmatica
(SOB – 9,5cm)
occipito-
frontale
(OF – 11-12cm)
submentobreg
matica
(SMB - 9,5cm)
1. Kruinligging
Bij een kruinligging is er matige/verminderde flexie. De occipito-frontale diamter (11-
12cm) ligt naar voren.
Kr.a.a.
matige flexie
(half)ingedaald als diepste punt voorbij H3 is
kleine fontanel niet te voelen op H4
draaipunt = glabella
caput succedaneum t.h.v. bregma
1.1 Diagnose
Bij een vaginaal onderzoek voelt men de grote fontanel (4 sarturen) als het een
kruinligging is. Het referentie punt is de kleine fontanel (a).
20
, 1.2 Baringsmechanisme bij een kruinligging
Bij een kruinligging komt er zeer veel druk op het perineum waardoor de kans op een
ruptuur stijgt. De ontsluiting en uitdrijving duren vaak langer omdat de diameter die
moet passeren groter is dan in de fysiologische toestand.
Het draaipunt van de kruinligging is de glabella.
Draaipunt
= wat er rond de symfyse draait
BARINGSMECHANISME
H dwars of schuin Kr.a.ldw - Kr.a.rdw
1 Kr.a.lv - Kr.a.la
Kr.a.rv - Kr.a.ra
H start spildraai, asynclitisme (over promontorium), Kr.a.ldw - Kr.a.rdw
2 dwars of schuin Kr.a.lv - Kr.a.la
Kr.a.rv - Kr.a.ra
H meestal einde spildraai, synclitisme, voor-achter Kr.a.a - Kr.a.v
3
H voor-achter Kr.a.a - Kr.a.v
4
1.3 Wat doe je als vroedvrouw en wat is de behandeling?
Als vroedvrouw gaan we de vrouw hier gaan stimuleren om te bewegen en raden we
haar aan om op de zij te gaan liggen met het ene been over de andere op de zij waar
het rugje ligt. Dit zodat er druk komt op het rugje en zo de flexie te stimuleren.
2. Achterhoofdsligging met achterhoofd achter/occipito
posterior/sterrenkijker
Bij de achterhoofdligging is er extreme flexie. De suboccipitobrachmatische diameter
(9,5cm) ligt naar voren.
2.1 Diagnose
Bij een achterhoofdsligging met het achterhoofd achter voelt men bij een vaginaal
toucher de kleine fontanel (3 saturen) en mogelijks ook de grote fontanel (4 saturen).
Het referentiepunt bij een achterhoofdligging is de kleine fontanel (a).
2.2 Baringsmechanisme bij een achterhoofdsligging met achterhoofd
achter
Bij een sterrenkijker zien we vaak dat de ontsluitings- en uitdrijvingsfase langer duurt
en dat de vrouw vervroegde persdrang heeft.
BARINGSMECHANISME
H dwars of schuin naar achter A.a.ldw - A.a.rdw
1 A.a.la - A.a.ra
H start spildraai, asynclitisme (over promontorium), A.a.ldw - A.a.rdw
2 dwars of schuin naar achter A.a.la - A.a.ra
H meestal einde spildraai, synclitisme, voor-achter A.a.a
3
H voor-achter naar achter A.a.a
4
21
Soorten liggingen:
achterhoofdsligging (A) kruinligging (K/Kr) stuitligging (St)
kleine fontanel (a) kleine fontanel (a) sacrum (s)
voorhoofdsligging (V) aangezichtsligging (Aa)
kin (k) kin (k)
suboccipitobre
gmatica
(SOB – 9,5cm)
occipito-
frontale
(OF – 11-12cm)
submentobreg
matica
(SMB - 9,5cm)
1. Kruinligging
Bij een kruinligging is er matige/verminderde flexie. De occipito-frontale diamter (11-
12cm) ligt naar voren.
Kr.a.a.
matige flexie
(half)ingedaald als diepste punt voorbij H3 is
kleine fontanel niet te voelen op H4
draaipunt = glabella
caput succedaneum t.h.v. bregma
1.1 Diagnose
Bij een vaginaal onderzoek voelt men de grote fontanel (4 sarturen) als het een
kruinligging is. Het referentie punt is de kleine fontanel (a).
20
, 1.2 Baringsmechanisme bij een kruinligging
Bij een kruinligging komt er zeer veel druk op het perineum waardoor de kans op een
ruptuur stijgt. De ontsluiting en uitdrijving duren vaak langer omdat de diameter die
moet passeren groter is dan in de fysiologische toestand.
Het draaipunt van de kruinligging is de glabella.
Draaipunt
= wat er rond de symfyse draait
BARINGSMECHANISME
H dwars of schuin Kr.a.ldw - Kr.a.rdw
1 Kr.a.lv - Kr.a.la
Kr.a.rv - Kr.a.ra
H start spildraai, asynclitisme (over promontorium), Kr.a.ldw - Kr.a.rdw
2 dwars of schuin Kr.a.lv - Kr.a.la
Kr.a.rv - Kr.a.ra
H meestal einde spildraai, synclitisme, voor-achter Kr.a.a - Kr.a.v
3
H voor-achter Kr.a.a - Kr.a.v
4
1.3 Wat doe je als vroedvrouw en wat is de behandeling?
Als vroedvrouw gaan we de vrouw hier gaan stimuleren om te bewegen en raden we
haar aan om op de zij te gaan liggen met het ene been over de andere op de zij waar
het rugje ligt. Dit zodat er druk komt op het rugje en zo de flexie te stimuleren.
2. Achterhoofdsligging met achterhoofd achter/occipito
posterior/sterrenkijker
Bij de achterhoofdligging is er extreme flexie. De suboccipitobrachmatische diameter
(9,5cm) ligt naar voren.
2.1 Diagnose
Bij een achterhoofdsligging met het achterhoofd achter voelt men bij een vaginaal
toucher de kleine fontanel (3 saturen) en mogelijks ook de grote fontanel (4 saturen).
Het referentiepunt bij een achterhoofdligging is de kleine fontanel (a).
2.2 Baringsmechanisme bij een achterhoofdsligging met achterhoofd
achter
Bij een sterrenkijker zien we vaak dat de ontsluitings- en uitdrijvingsfase langer duurt
en dat de vrouw vervroegde persdrang heeft.
BARINGSMECHANISME
H dwars of schuin naar achter A.a.ldw - A.a.rdw
1 A.a.la - A.a.ra
H start spildraai, asynclitisme (over promontorium), A.a.ldw - A.a.rdw
2 dwars of schuin naar achter A.a.la - A.a.ra
H meestal einde spildraai, synclitisme, voor-achter A.a.a
3
H voor-achter naar achter A.a.a
4
21