KLEUR & LICHT
INLEIDENDE BEGRIPPENLIJST
Begrip Symbool Eenheid Formule/referentie Verklaring
Lichtsterkte I Candela I=/ De lichtstroom in een absoluut
(cd) bepaalde richting ( 1 candela = 1
lumen per sterradiaal)
Verlichtingssterkte E Lux ( lx) E= /A Het quotiënt van de lichtstroom
die een oppervlakte-element
ontvangt en de oppervlakte van
dit element ( 1 lux = 1 lumen/ m2)
Luminantie L (Cd/m2) L =I/A Uitdrukking voor de (gemiddelde)
(L = Icos helderheidsgraad waarmee het
oog een verlicht oppervlak vanuit
een bepaalde richting waarneemt
Lichtstroom Lumen = I/ De totale hoeveelheid licht die
(Lm) een lichtbron per tijdseenheid
uitzendt ofwel een vlak ontvangt
“design lumen” ta 25°C Lumen Lichtstroom van een lichtbron
(TS) bij een
omgevingstemperatuur van 25°,
gemeten bij in normen
vastgelegde condities. Deze
lichtstroom is in geval van T5
lager dan de maximale
lichtstroom
Rendement (LOR) w Verhouding van de lichtstroom
“working”/ van het armatuur, gemeten bij
werkzaam (van het specifieke praktische condities,
armatuur) met lichtbronnen en eigen
apparatuur, EN de som van
lichtstromen van dezelfde
lichtbron(nen) gemeten buiten
het armatuur met referentie-
apparatuur en specifieke in
normen vastgestelde condities
“ballast lumen facto” BLF Verhouding van de lichtstroom
van dezelfde lampen funct. Op
een commerciële ballast (VSA) en
gemeten met een referentie
ballast (VSA) bij 25°C
omgevingstemperatuur
Kleur temperatuur Tc Kelvin (K) CIE 17.4 Deze is bepalend voor de
lichtkleur van de lamp en heeft
grote invloed op het kleurklimaat
van de verlichte ruimte
Kleurweergave index Ra Ra- index CIE 17.4 Het effect van een lichtbron op de
waargenomen ‘kleurindruk’ van
een verlicht object ten opzichte
van een referentie lichtbron die
kleuren (bijna) ideaal weergeeft
,Specifieke H (lm/ W) =/ P De specifieke lichtstroom van een
lichtstroom lichtbron is de verhouding tussen
-lichtbron de lichtstroom van de lichtbron
en de hoeveelheid vermogen dat
de lichtbron opneemt. Dit getal
bepaalt de efficiëntie van een
lichtbron
Specifieke H (lm/W) =/ P De specifieke lichtstroom van het
lichtstroom systeem is de verhouding tussen
-systeem de lichtstroom van de lichtbron
(lichtbron + VSA) en de hoeveelheid vermogen dat
de lichtbron opneemt plus het
verlies van de VSA (beiden in
Watt) . dit getal bepaalt de
efficiëntie van het systeem
(lichtbron + VSA)
Verblinding CIE- 31 Verblinding wordt veroorzaakt
112, 117 door een onjuiste
luminantieverdeling en/of
extreme contrasten. Er is
verblinding die het onmogelijk
maakt objecten juist te
onderscheiden (TI/GR) en
verblinding die een verminderd
comfort tot gevolg heeft (UGR/
NB)
Gelijkmatigheid Emin /Faverage Verhouding tussen minimale en
m.b.t. Lmin / Laverage maximale verlicht sterkte cq.
-verlichtingssterkte Lichtstroom op een gedefinieerd
-lichtstroom oppervlak
Armatuurluminantie De gemiddelde luminantie bij de
verlichte delen van het armatuur
moeten gemeten en/ of berekend
zijn, interval van 15° te beginnen
bij 0°. De fabrikant dient deze
gegevens, die zijn gebaseerd op
de totale nominale lichtstroom in
de armaturen, beschikbaar te
stellen
Afschermhoek Hoek tussen het horizontale vlak
en de eerste zichtlijn waarbij het
verlichte oppervlak van de
lichtbron in het armatuur direct
zichtbaar is
Ruimtehoek Sterradiaal = A/ r2 De absoluut bepaalde richting
(ruimtebereik ofwel ruimtehoek)
is de verhouding tussen een
uitsnede A van het oppervlak van
de eenheidsbol die rondom een
lichtbron kan worden gezien en
, een vierkant op de radius van de
bol
Gemiddelde Uren (u) Aantal branduren die zijn
levensduur verstreken wanneer 50% van een
grote “batch” lichtbronnen
hebben gefaald
Economische Uren (u) De levensduur van een lichtbron
levensduur die wordt bereikt wanneer nog
70% van de oorspronkelijke
hoeveelheid licht resteert (door
lichtafname/ depreciatie en
uitval)
Service levensduur Uren (u) De levensduur van een lichtbron
die wordt bereikt wanneer nog
80% van de oorspronkelijke
hoeveelheid licht resteert (door
lichtafname/ depreciatie en
uitval)
INLEIDENDE BEGRIPPENLIJST
Begrip Symbool Eenheid Formule/referentie Verklaring
Lichtsterkte I Candela I=/ De lichtstroom in een absoluut
(cd) bepaalde richting ( 1 candela = 1
lumen per sterradiaal)
Verlichtingssterkte E Lux ( lx) E= /A Het quotiënt van de lichtstroom
die een oppervlakte-element
ontvangt en de oppervlakte van
dit element ( 1 lux = 1 lumen/ m2)
Luminantie L (Cd/m2) L =I/A Uitdrukking voor de (gemiddelde)
(L = Icos helderheidsgraad waarmee het
oog een verlicht oppervlak vanuit
een bepaalde richting waarneemt
Lichtstroom Lumen = I/ De totale hoeveelheid licht die
(Lm) een lichtbron per tijdseenheid
uitzendt ofwel een vlak ontvangt
“design lumen” ta 25°C Lumen Lichtstroom van een lichtbron
(TS) bij een
omgevingstemperatuur van 25°,
gemeten bij in normen
vastgelegde condities. Deze
lichtstroom is in geval van T5
lager dan de maximale
lichtstroom
Rendement (LOR) w Verhouding van de lichtstroom
“working”/ van het armatuur, gemeten bij
werkzaam (van het specifieke praktische condities,
armatuur) met lichtbronnen en eigen
apparatuur, EN de som van
lichtstromen van dezelfde
lichtbron(nen) gemeten buiten
het armatuur met referentie-
apparatuur en specifieke in
normen vastgestelde condities
“ballast lumen facto” BLF Verhouding van de lichtstroom
van dezelfde lampen funct. Op
een commerciële ballast (VSA) en
gemeten met een referentie
ballast (VSA) bij 25°C
omgevingstemperatuur
Kleur temperatuur Tc Kelvin (K) CIE 17.4 Deze is bepalend voor de
lichtkleur van de lamp en heeft
grote invloed op het kleurklimaat
van de verlichte ruimte
Kleurweergave index Ra Ra- index CIE 17.4 Het effect van een lichtbron op de
waargenomen ‘kleurindruk’ van
een verlicht object ten opzichte
van een referentie lichtbron die
kleuren (bijna) ideaal weergeeft
,Specifieke H (lm/ W) =/ P De specifieke lichtstroom van een
lichtstroom lichtbron is de verhouding tussen
-lichtbron de lichtstroom van de lichtbron
en de hoeveelheid vermogen dat
de lichtbron opneemt. Dit getal
bepaalt de efficiëntie van een
lichtbron
Specifieke H (lm/W) =/ P De specifieke lichtstroom van het
lichtstroom systeem is de verhouding tussen
-systeem de lichtstroom van de lichtbron
(lichtbron + VSA) en de hoeveelheid vermogen dat
de lichtbron opneemt plus het
verlies van de VSA (beiden in
Watt) . dit getal bepaalt de
efficiëntie van het systeem
(lichtbron + VSA)
Verblinding CIE- 31 Verblinding wordt veroorzaakt
112, 117 door een onjuiste
luminantieverdeling en/of
extreme contrasten. Er is
verblinding die het onmogelijk
maakt objecten juist te
onderscheiden (TI/GR) en
verblinding die een verminderd
comfort tot gevolg heeft (UGR/
NB)
Gelijkmatigheid Emin /Faverage Verhouding tussen minimale en
m.b.t. Lmin / Laverage maximale verlicht sterkte cq.
-verlichtingssterkte Lichtstroom op een gedefinieerd
-lichtstroom oppervlak
Armatuurluminantie De gemiddelde luminantie bij de
verlichte delen van het armatuur
moeten gemeten en/ of berekend
zijn, interval van 15° te beginnen
bij 0°. De fabrikant dient deze
gegevens, die zijn gebaseerd op
de totale nominale lichtstroom in
de armaturen, beschikbaar te
stellen
Afschermhoek Hoek tussen het horizontale vlak
en de eerste zichtlijn waarbij het
verlichte oppervlak van de
lichtbron in het armatuur direct
zichtbaar is
Ruimtehoek Sterradiaal = A/ r2 De absoluut bepaalde richting
(ruimtebereik ofwel ruimtehoek)
is de verhouding tussen een
uitsnede A van het oppervlak van
de eenheidsbol die rondom een
lichtbron kan worden gezien en
, een vierkant op de radius van de
bol
Gemiddelde Uren (u) Aantal branduren die zijn
levensduur verstreken wanneer 50% van een
grote “batch” lichtbronnen
hebben gefaald
Economische Uren (u) De levensduur van een lichtbron
levensduur die wordt bereikt wanneer nog
70% van de oorspronkelijke
hoeveelheid licht resteert (door
lichtafname/ depreciatie en
uitval)
Service levensduur Uren (u) De levensduur van een lichtbron
die wordt bereikt wanneer nog
80% van de oorspronkelijke
hoeveelheid licht resteert (door
lichtafname/ depreciatie en
uitval)
