3. Democratische verkiezingen
Intro
1. Soorten stemrecht
2. Kiesstelsels
2.1. Evenredig systeem
2.2. Meederheidssyteem
3. Andere variabelen
3.1. Lijstvorming
3.2. Kiesdrempels
3.3. Verplichte of facultatieve opkomst
Intro
Verkiezingen minder voorspelbaar dan vroeger:
Afkomst, opvoeding, opleiding of beroep bepalen minder de partijvoorkeur
Kiezers veranderen meer van partij en doen dat in meer verschillende
richtingen
veel verschillende soorten verkiezingen
1. Soorten stemrecht
Cijns-kiesrecht/censuskiesrecht
→ Stemrecht als je genoeg belastingen betaalt. Kiescijns = hoeveel je
moet betalen om het te krijgen. Dit was er omdat ze vonden dat de
ongeschoolde massa geen politieke keuzes kon maken. Mensen die zorgen
voor inkomen van overheid mogen er dus ook over beslissen. In 1831 had
1/22 mannen stemrecht.
→ Aantal mensen dat mag stemmen hangt af van bedrag van de
kiescijns, demografische evolutie en inkomen van de bevolking.
→ In België van 1830 tot 1893
Capacitair stemrecht (= algemeen meervoudig stemrecht)(eigenlijk
kiesplicht)
→ Kiezer kon meer stemmen verkrijgen naar gelang zijn( max 2 extra):
3. Democratische verkiezingen 1
, veronderstelde intellectuele eigenschappen (behaalde diploma's)
(kent zogezegd meer over politiek)
familiale verantwoordelijkheden (status van 'gezinshoofd' boven
de 35 of met zeker inkomen)(wilt beslissen over toekomst van zijn
kinderen)
→ enkel voor mannen vanaf 25
→ In België van 1893 tot 1919
terug naar H2
Algemeen enkelvoudig stemrecht
→ iedereen 1 stem (men mag kiezen omdat men een mens is, en als mens
heeft iedereen evenveel inspraak)
→ In BE mannen vanaf 21 + vrouwen die oorlogsweduwen of moeders
van gesneuvelden zijn dit recht in 1919
→ vrouwen algemeen in 1919 gemeentelijk stemrecht (niet enkel die
weduwen enzo dus)
→ vrouwen in 1948 stemrecht bij parlementsverkiezingen
terug naar H2
2. Kiesstelsels
2.1. Evenredig systeem
Zetels zijn proportioneel verdeeld over de partijen. Zoals nu hier, Hoe meer
stemmen hoe meer zetels, maar dus verschillende partijen krijgen zetels.
2.2. Meederheidssyteem
Doel van de verkiezingen is een winnaar hebben.
Uninominaal systeem:
→ 1 zetel per district, gaat naar de winnaar
Plurinominaal systeem:
→ per district meerdere zetels, gaan allemaal naar winnaar
3. Democratische verkiezingen 2
Intro
1. Soorten stemrecht
2. Kiesstelsels
2.1. Evenredig systeem
2.2. Meederheidssyteem
3. Andere variabelen
3.1. Lijstvorming
3.2. Kiesdrempels
3.3. Verplichte of facultatieve opkomst
Intro
Verkiezingen minder voorspelbaar dan vroeger:
Afkomst, opvoeding, opleiding of beroep bepalen minder de partijvoorkeur
Kiezers veranderen meer van partij en doen dat in meer verschillende
richtingen
veel verschillende soorten verkiezingen
1. Soorten stemrecht
Cijns-kiesrecht/censuskiesrecht
→ Stemrecht als je genoeg belastingen betaalt. Kiescijns = hoeveel je
moet betalen om het te krijgen. Dit was er omdat ze vonden dat de
ongeschoolde massa geen politieke keuzes kon maken. Mensen die zorgen
voor inkomen van overheid mogen er dus ook over beslissen. In 1831 had
1/22 mannen stemrecht.
→ Aantal mensen dat mag stemmen hangt af van bedrag van de
kiescijns, demografische evolutie en inkomen van de bevolking.
→ In België van 1830 tot 1893
Capacitair stemrecht (= algemeen meervoudig stemrecht)(eigenlijk
kiesplicht)
→ Kiezer kon meer stemmen verkrijgen naar gelang zijn( max 2 extra):
3. Democratische verkiezingen 1
, veronderstelde intellectuele eigenschappen (behaalde diploma's)
(kent zogezegd meer over politiek)
familiale verantwoordelijkheden (status van 'gezinshoofd' boven
de 35 of met zeker inkomen)(wilt beslissen over toekomst van zijn
kinderen)
→ enkel voor mannen vanaf 25
→ In België van 1893 tot 1919
terug naar H2
Algemeen enkelvoudig stemrecht
→ iedereen 1 stem (men mag kiezen omdat men een mens is, en als mens
heeft iedereen evenveel inspraak)
→ In BE mannen vanaf 21 + vrouwen die oorlogsweduwen of moeders
van gesneuvelden zijn dit recht in 1919
→ vrouwen algemeen in 1919 gemeentelijk stemrecht (niet enkel die
weduwen enzo dus)
→ vrouwen in 1948 stemrecht bij parlementsverkiezingen
terug naar H2
2. Kiesstelsels
2.1. Evenredig systeem
Zetels zijn proportioneel verdeeld over de partijen. Zoals nu hier, Hoe meer
stemmen hoe meer zetels, maar dus verschillende partijen krijgen zetels.
2.2. Meederheidssyteem
Doel van de verkiezingen is een winnaar hebben.
Uninominaal systeem:
→ 1 zetel per district, gaat naar de winnaar
Plurinominaal systeem:
→ per district meerdere zetels, gaan allemaal naar winnaar
3. Democratische verkiezingen 2