Samenvatting Studiedocument praktijk, kinesitherapeutisch handelen: bovenste en onderste lidmaat

Kiné handelen: Passieve mobilisaties
Theorie
 Passieve mobilisaties
o Angulair
o Niet-angulair
 Translaties
 Concaaf convex
o Zelfde richting rol en glij
 Convex concaaf
o Andere richting rol en glij
 Tracties
 Modaliteiten
o Aspecifiek of specifiek
 Aspecifiek: vanuit ruststand van gewricht
 Wij moeten alleen aspecifiek kennen
 Specifiek: in stand van bewegingsbeperking

o Direct of indirect
 Direct: translatie in de richting die primair verantwoordelijk is voor je bewegingsbeperking
 Convex concaaf regel volgen
 Vb: schouderabductie, dan naar caudaal transleren
 Abductiebeperking en naar dorsaal transleren => indirect
 Tractie is altijd een indirecte techniek
 Altijd loodrecht

o Graad: 1 – 2 – 3 – 4
 |
 |
o 2 3 4
 |-1 -------------- -------------- --
 |______________________
 0 1/2e 100%

o Snelheid: snel (oscillerend) – gematigd – traag

Praktijk – bovenste lidmaat
De schoudergordel
 Distractie van de scapula
o 2 technieken
 Mobilisatie van de scapula naar opwaartse – neerwaartse rotatie
 Mobilisatie van de scapula naar elevatie – depressie
 Mobilisatie van de scapula naar protractie – retractie

De schouder
Niet-angulaire technieken
Tracties
 Tractie humerus
o Naar laterale, craniale en iets ventrale richting
 Tractie humerus (geen externe fixatie) (zelfde richting)

,Translaties
 Translatie van de humerus ter bevordering van schouderABductie
o Humerus naar caudaal – lateraal – ventraal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie van de humerus ter bevordering van schouderENDOrotatie
o Humerus naar dorso-lateraal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging

Angulaire technieken
 Abductie – adductie
o Zit – volledige amplitudo
o Ruglig – volledige amplitudo
 Anteflexie – retroflexie
o Zit – volledige amplitudo
o Ruglig – volledige amplitudo
o Ruglig – kleine amplitudo
o Zit – retroflexie volledige amplitudo
 Horizontale abductie – horizontale adductie
o Zit – volledige amplitudo
o Ruglig – volledige amplitudo
o Ruglig – met begeleiding scapula
 Exorotatie – endorotatie
o Zit – exorotatie
o Zit – exorotatie met schouder in 90° abductie en elleboog in 90° flexie
o Zit – endorotatie met schouder in 90° abductie en elleboog in 90° flexie
o Ruglig – exorotatie
o Ruglig – endorotatie
 Circumductie
o Ruglig
o Zit

De elleboog en voorarm
Niet-angulaire technieken
Tracties
 Tractie van de ulna
o In dorsale en distale richting
 Tractie van de radius
o In lenterichting van de radius

Angulaire technieken
 Flexie – extensie
o In zit
 Pronatie – supinatie
o In zit met voorarm gesteund

De pols
Niet-angulaire technieken
Tracties
 Tractie carpalia
o In distale, iets palmaire en iets ulnaire richting

,Translaties
 Translatie carpalia ter bevordering van pols palmairflexie
o Carpalia naar dorso-distaal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie carpalia ter bevordering van pols dorsiflexie
o Carpalia naar palmair-proximaal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie carpalia ter bevordering van pols ulnaire deviatie
o Carpalia naar radiaal-distaal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie carpalia ter bevordering van pols radiale deviatie
o Carpalia naar ulnair-proximaal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging

Angulaire technieken
 Dorsiflexie – palmairflexie
o Dorsiflexie – palmairflexie vanuit pronatie
o Dorsiflexie – palmairflexie vanuit supinatie
 Ulnaire deviatie – radiale deviatie
o Ulnaire en radiale deviatie – volledige amplitudo
o Radiale deviatie
o Ulnaire deviatie

De hand
Niet-angulaire technieken
Tracties
 Tractie phalanx Art. MCP, PIP, DIP
o In lengterichting van de phalanx

Translaties
 Translatie Art. MCP 1-5, PIP, DIP
o Distale gewricht naar dorsaal en palmair
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie Art. CMC 1 naar flexie
o MC1 naar ulnair en iets palmair
o Concaaf beweegt tov convex dus de glij beweging is gelijk aan rolbeweging
 Translatie Art. CMC 1 naar extensie
o MC1 naar radiaal en iets dorsaal
o Concaaf beweegt tov convex dus de glij beweging is gelijk aan rolbeweging
 Translatie Art. CMC 1 naar abductie
o MC1 naar dorsaal en iets ulnair
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging
 Translatie Art. CMC 1 naar adductie
o MC1 naar palmair en iets radiaal
o Convex beweegt tov concaaf dus de glij beweging is tegengesteld aan rolbeweging

Angulaire technieken
 CMC1
o Abductie
o Adductie
o Flexie
o Extensie
o Oppositie – repositie

,  Intermetacarpaal
o Mobilisatie metacarpaal naar dorsaal – palmair -- 2 technieken
 MCP 1, IP
o Flexie – extensie
 MCP 2-5, PIP, DIP
o Flexie – extensie
o Abductie – adductie
 Globale flexie – extensie vingers (MCP + PIP + DIP)

Praktijk – onderste lidmaat
Heup
Niet-angulaire technieken
Tracties
 Tractie primair
o Naar lateraal, caudaal, ventraal
 Tractie secundair
o Vanuit ruststand (30° flexie, 30° abductie, 10° exorotatie) – in lengterichting been

Angulaire technieken
 Flexie – extensie
o Ruglig – trippelflexie
o Ruglig – extensie
o Buiklig – extensie
 Abductie
o Geplooid en gestrekt been
 Endorotatie – exorotatie
o Buiklig – endorotatie
o Buiklig – exorotatie
o Ruglig – endorotatie en exorotatie
o Zit – endorotatie en exorotatie
 Circumductie
o Ruglig

Knie
Niet-angulaire technieken
Tracties
 In buiklig
o Knie in LPP (30° flexie), tractie in lengterichting van de tibia
 In langzit
o Knie in LPP (30° flexie), tractie in lengterichting van de tibia
o 2 technieken

Translaties
 Translatie van de patella (Art. patellofemoralis)
 Translatie ter bevordering van knie-extensie
o Tibia naar ventraal (Art. tibiofemoralis)
o Concaaf onderbeen beweegt tov convex bovenbeen dus de glij beweging is gelijk aan rolbeweging

Angulaire technieken
 Flexie-extensie
o Trippelflexie – volledige amplitude
o Flexie – extensie in zit