- Functie in de suikerstofwisseling (bloedsuikergehalte)
o Lever + pancreas op peil houden van de glucoseconcentratie in het bloed
o Lever functioneert als opslagplaats voor het teveel aan glucose
Wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen
Bij lage bloedsuikerwaarden:
Lever breekt glycogeen af tot glucose = glycogenolyse
Bij te kort aan glucose kan de lever glucose aanmaken uit aminozuren =
gluconeogenese
- Functie in de eiwitstofwisseling (opbouw en afbraak van de eiwitten)
o Aanmaak:
Aminozuren eiwitten Albumine en Fibrinogeen
Aminozuren opnemen uit het bloed afkomstig van de vena porta Lever
maakt uit de aminozuren eiwitten
Fibrinogeen:
o Belangrijk stollingseiwit en bij beschadiging van de
bloedvatwand (bij een wonde) wordt deze omgezet tot
fibrinedraden bloedplaatjes + fibrinedraden =
bloedklonter
Gebrek aan fibrinogeen -> bloedingen en
stollingsproblemen
Albumine:
o Belangrijk transporteiwit in het bloed transporteert
stoffen die zelf niet goed circuleren
o Zorgt voor colloïd-osmotische kracht van het bloed
water wordt naar het bloed gezogen = osmose
Natuurlijk proces dat de neiging heeft om overal
evenveel water te hebben.
Door aanwezigheid van albumine in de bloedbaan:
Water wordt aangezogen naar de bloedbaan
Bij gebrek aan albumine in de bloedbaan:
Water wordt niet meer aangezogen
oedemen ontstaan door vochtopstapeling in
de weefsels
o Afbraak:
De lever breekt onnodige eiwitten af ammoniak ureum
Als de lever niet goed werkt dan wordt de ammoniak niet meer omgezet
naar ureum en blijft dit in de lever zitten en zal het opstapelen.
Ureum is wateroplosbaar en wordt aan het bloed afgegeven om via de
nieren uitgescheiden te worden.
Ammoniak is giftig voor ons -> kan verwardheid, dementie geven
o Lever + pancreas op peil houden van de glucoseconcentratie in het bloed
o Lever functioneert als opslagplaats voor het teveel aan glucose
Wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen
Bij lage bloedsuikerwaarden:
Lever breekt glycogeen af tot glucose = glycogenolyse
Bij te kort aan glucose kan de lever glucose aanmaken uit aminozuren =
gluconeogenese
- Functie in de eiwitstofwisseling (opbouw en afbraak van de eiwitten)
o Aanmaak:
Aminozuren eiwitten Albumine en Fibrinogeen
Aminozuren opnemen uit het bloed afkomstig van de vena porta Lever
maakt uit de aminozuren eiwitten
Fibrinogeen:
o Belangrijk stollingseiwit en bij beschadiging van de
bloedvatwand (bij een wonde) wordt deze omgezet tot
fibrinedraden bloedplaatjes + fibrinedraden =
bloedklonter
Gebrek aan fibrinogeen -> bloedingen en
stollingsproblemen
Albumine:
o Belangrijk transporteiwit in het bloed transporteert
stoffen die zelf niet goed circuleren
o Zorgt voor colloïd-osmotische kracht van het bloed
water wordt naar het bloed gezogen = osmose
Natuurlijk proces dat de neiging heeft om overal
evenveel water te hebben.
Door aanwezigheid van albumine in de bloedbaan:
Water wordt aangezogen naar de bloedbaan
Bij gebrek aan albumine in de bloedbaan:
Water wordt niet meer aangezogen
oedemen ontstaan door vochtopstapeling in
de weefsels
o Afbraak:
De lever breekt onnodige eiwitten af ammoniak ureum
Als de lever niet goed werkt dan wordt de ammoniak niet meer omgezet
naar ureum en blijft dit in de lever zitten en zal het opstapelen.
Ureum is wateroplosbaar en wordt aan het bloed afgegeven om via de
nieren uitgescheiden te worden.
Ammoniak is giftig voor ons -> kan verwardheid, dementie geven