,Bouwconstructies 1
H1: Grond
1.1. Inleiding
- Bij elk bouwwerk maakt men gebruik van grond als funderingsgrondslag
o De aard en samenstelling al bepalend zijn voor het type fundering
- Grond = verzameling kleine vaste deeltjes met poriën tussen (lucht of water) , van minerale of
organische oorsprong
- Ongeroerde grond → Grond ter plaatse gevormd
- Geroerde grond →Werd uitgegraven / vervoerd
- Grond
o Niet-elastisch
o Niet-isotroop
o Niet – homogeen
1.2. Grondsoorten in België
- Naamgeving → Eerst hoofdbestanddeel dan vreemde bestanddelen
o Bv. Leemhoudend zand met schelpen
Vindplaats Samenstelling en Bruikbaar als
kenmerken funderingsbodem
Rots Hoog-België onder vorm van - Gesloten structuur -Indien niet verweerd of
zand, kalk en leisteen - Hard verweerbaar
- Onsamendrukbaar - Laagdikte min. 2m
- Geen holtes aanwezig
Grind Overal in Belgie -Loskorrelig - Laagdikte min. 3m
- Waterdoorlatend - Niet te schuin hellend
- Wit, geel, grijs of brui
- Zeegrind, berggrind
Zand Vlaanderen en - Loskorrelig - Laagdikte min. 3m
Kempen - Matig waterdoorlaat - Voldoende dik afgezet
-Draagkracht neemt af
bij kleinere korrel
Grindzand Kempisch plateau - Loskorrelig - Indien bank voldoende dicht en
- Samengesteld uit vast afgezet is
grind en zand
Mergel Grens Ned Limburg Zuid België - Zacht gesteente uit - Laagdikte min. 3m
leem en kalk - Onttrokken aan indringend water
- Witachtig tot geel - Niet te schuin lopend
- Verweekt door
1
,Bouwconstructies 1
Klei Ieper, Kortrijk, Boom - Sterk samenhangend - Laagdikte min. 3m
Condroz, Bel Lotharingen - Geel, bruin of grijs - Onttrokken aan
- Zwelt en krimpt sterk watertoevoer en afvoer
- Zeer fijne korrels
Leem Zuid Vlaanderen - Klei met groot aantal zandkorrels - Niet te schuin
Zuid Brabant - Geel, bruin of rood - Onttrokken aan
Ardennen, Haspengou watertoevoer en
afvoer
Zavel Overal - Zand vermengd klei of leem - Als de laag voldoende dik is en
-Meer samenhangend dan klei afgezet
- Okerbruin
Slib Overal - Fijne kleideeltjes afgezet in - NIET geschikt als
water funderingsbodem
- Dik vloeiend
- In dunne lagen
Teelaarde Overal - Goede - Niet geschikt
voedingsbodem
Veen Ardenne, Hoge Venen - Grond bestaande uit in - Niet geschikt
ontbinding verkerende planten
- Vezelachtig en
samenhangend
1.3. Kenmerken en eigenschappen van de grond
1.3.1. Korrelgroottes
- Grote van de korrels → Bepaalt de naam van de grondsoort
- Splitsing in verschillende fracties
o Door zeefproef voor grote fracties
o Door bezinking voor kleine fracties
1.3.2. Pakking – poriënvolume – doorlaatbaarheid Pakking
- Vaste pakking → De korrels liggen in elkaar geschoven
- Losse pakking → Tussen de korrels zijn vele, grote holten aanwezig.
- Zetting
o Belasten van grond: water of lucht komt onder druk te staan
Poriëngehalte
- Verhouding van volume van alle poriën tot totaal volume aan grond
o Verhouding Vp en Vg
- Volumieke massa’s afhankelijk van poriëngehalte (poreusheid)
Korrels gaan zo in elkaar schuiven = ZETTEN VAN GROND
2
,Bouwconstructies 1
1.3.3. Consistentie of samenhang
- Onderlinge samenhang van de korrels
Consistentiegrenzen
= Bij verandering van het watergehalte kan een korrelmassa van een vaste naar en plastische of vloeibare
toetsand overgaan. Deze overgangen noemt men consistentiegrenzen. Bv: Uitrolgrens of Vloeigrens
- Vloeigrens
o Toestel van Casagrande
o Watergehalte waarbij grond dicht vloeit bij 25 salgen, dus als het bij 24 slagen al dichtvloeit
moet men water toevoegen.
- Uitrolgrens
o Waneer het cilindertje begint te verbrokkelen bij een diameter groter dan 3mm dan is de
wtergehalte al te klein en in de tegenovergestelde richting is het te nat.
o De proef word minstens 3 maal herhaald en het gemiddelde watergehalte geeft de
plasticiteitsgrens
Plasticiteitsindex = Verschil tussen watergehalte bij vloei- en uitrolgrens is een maat voor het plastisch gebied
o Lage plasticiteit → Ip <5
o Gem plasticiteit → 5< Ip <20
o Hoge plasticiteit → Ip >20
1.3.4. Classificatie grond Tabel P. 9 en slides voor oefeningen
1.3.5. Draagvermogen
= Grond moet voldoende weerstand kunnen bieden om het wegzinken van het gebouw te voorkomen
waarbij zettingen niet te groot mogen zijn.
1.3.6. Water in de grond
- Freatisch water = Water dat vrij kan stijgen en dalen
o Freatisch oppervlak of grondwaterspiegel
- Capillair water
o Boven het freatisch oppervlak
o Water dat opstijgt door capillaire werking (= capillair water)
- Boven het capillair water onderscheiden we nog 2 zones
o Funiculair gebied = nog in verbinding met grondwater
o Pendulair gebied = niet meer in verbinding met grondwater
- Spanningswater
o Grondwater dat onder de afsluitende laag aanwezig is dat
onder druk staat
o Kwel = Doorbreken van water afsluitende grondlaag
- Bouwkundige werken uitvoeren in droge grond: Grondwaterspiegel verlagen
3
, 1.3.7. Evenwicht van taluds
- Helling waaronder een grond zonder afschuiving blijft staan
o Hoek met de horizontale = inwendige wrijvingshoek
o Als er een verschuiving is zal het verschuiven en onstaat er een nieuwe wrijvingshoek
1.3.8. Gronddruk – Waterdruk
- Grond(druk) heeft te maken met 2 drukcomponenten
o Korreldruk = de grondkorrels oefenen in hun aanrakingspunten drukkrachtjes uit op elkaar.
o Waterdruk = het water oefent in ieder punt een vloeistofdruk uit
= Samen geeft dit de gronddruk
1.3.9. Uitleveren en inklinken van grond
Uitleveren = waneer men een put graaft in vaste ongeroerde aarde, stelt men vast dat de grond
een volumjevermeerdering vertoont:
- Na uitleveren van grond treedt een volumevermeerdering op
o Structuur wordt verbroken
o Zwellen van ontlaste grond
- Volumevermindering als de grond van onder de grondwaterspiegel
Inklinken: Grond zal terug ineenzakken na opgeworpen te zijn
1.3.10. Door Zettingen
= het weg persen van water en lucht doordat er een zware massa op komt
- Consolidatie
o Samendrukking van slappe grondlagen in de loop van de tijd door uitwendige
belastingen of een afname in de druk van het grondwater
o atmosferische invloeden (neerslag)
1.4.Grondonderzoek op het terrein
- Doel van grondonderzoek
o Onderzoek van de grondsoort aan de hand van de eigenschappen die men kan bepalen
o Onderzoek van de draagkracht van de grond aan de oppervlakte en bepalen vh
draagvermogen van de dieper gelegen grondlagen
o Bepaling van de ligging van de grondwaterspiegel
- Methoden:
o Geologische gegevens
o Visiteerijzer of sondeerijzer
o Grondonderzoek op rechtstreekse waarnemingen: Graven van onderzoek putten
Grondboringen
- Verschaffen ons inlichtingen over de grondsoorten en de laagdikten tot op grote diepte.
- Men heeft verschillende boren naargelang de aard van de grond:
o Schotelboor= zandlagen
o Schroef/spiraalboor = voor kleihoudende gronden
o Beitelboor = rotsgronden
o Pulsen = voor slappe waterhoudende gronden
4
H1: Grond
1.1. Inleiding
- Bij elk bouwwerk maakt men gebruik van grond als funderingsgrondslag
o De aard en samenstelling al bepalend zijn voor het type fundering
- Grond = verzameling kleine vaste deeltjes met poriën tussen (lucht of water) , van minerale of
organische oorsprong
- Ongeroerde grond → Grond ter plaatse gevormd
- Geroerde grond →Werd uitgegraven / vervoerd
- Grond
o Niet-elastisch
o Niet-isotroop
o Niet – homogeen
1.2. Grondsoorten in België
- Naamgeving → Eerst hoofdbestanddeel dan vreemde bestanddelen
o Bv. Leemhoudend zand met schelpen
Vindplaats Samenstelling en Bruikbaar als
kenmerken funderingsbodem
Rots Hoog-België onder vorm van - Gesloten structuur -Indien niet verweerd of
zand, kalk en leisteen - Hard verweerbaar
- Onsamendrukbaar - Laagdikte min. 2m
- Geen holtes aanwezig
Grind Overal in Belgie -Loskorrelig - Laagdikte min. 3m
- Waterdoorlatend - Niet te schuin hellend
- Wit, geel, grijs of brui
- Zeegrind, berggrind
Zand Vlaanderen en - Loskorrelig - Laagdikte min. 3m
Kempen - Matig waterdoorlaat - Voldoende dik afgezet
-Draagkracht neemt af
bij kleinere korrel
Grindzand Kempisch plateau - Loskorrelig - Indien bank voldoende dicht en
- Samengesteld uit vast afgezet is
grind en zand
Mergel Grens Ned Limburg Zuid België - Zacht gesteente uit - Laagdikte min. 3m
leem en kalk - Onttrokken aan indringend water
- Witachtig tot geel - Niet te schuin lopend
- Verweekt door
1
,Bouwconstructies 1
Klei Ieper, Kortrijk, Boom - Sterk samenhangend - Laagdikte min. 3m
Condroz, Bel Lotharingen - Geel, bruin of grijs - Onttrokken aan
- Zwelt en krimpt sterk watertoevoer en afvoer
- Zeer fijne korrels
Leem Zuid Vlaanderen - Klei met groot aantal zandkorrels - Niet te schuin
Zuid Brabant - Geel, bruin of rood - Onttrokken aan
Ardennen, Haspengou watertoevoer en
afvoer
Zavel Overal - Zand vermengd klei of leem - Als de laag voldoende dik is en
-Meer samenhangend dan klei afgezet
- Okerbruin
Slib Overal - Fijne kleideeltjes afgezet in - NIET geschikt als
water funderingsbodem
- Dik vloeiend
- In dunne lagen
Teelaarde Overal - Goede - Niet geschikt
voedingsbodem
Veen Ardenne, Hoge Venen - Grond bestaande uit in - Niet geschikt
ontbinding verkerende planten
- Vezelachtig en
samenhangend
1.3. Kenmerken en eigenschappen van de grond
1.3.1. Korrelgroottes
- Grote van de korrels → Bepaalt de naam van de grondsoort
- Splitsing in verschillende fracties
o Door zeefproef voor grote fracties
o Door bezinking voor kleine fracties
1.3.2. Pakking – poriënvolume – doorlaatbaarheid Pakking
- Vaste pakking → De korrels liggen in elkaar geschoven
- Losse pakking → Tussen de korrels zijn vele, grote holten aanwezig.
- Zetting
o Belasten van grond: water of lucht komt onder druk te staan
Poriëngehalte
- Verhouding van volume van alle poriën tot totaal volume aan grond
o Verhouding Vp en Vg
- Volumieke massa’s afhankelijk van poriëngehalte (poreusheid)
Korrels gaan zo in elkaar schuiven = ZETTEN VAN GROND
2
,Bouwconstructies 1
1.3.3. Consistentie of samenhang
- Onderlinge samenhang van de korrels
Consistentiegrenzen
= Bij verandering van het watergehalte kan een korrelmassa van een vaste naar en plastische of vloeibare
toetsand overgaan. Deze overgangen noemt men consistentiegrenzen. Bv: Uitrolgrens of Vloeigrens
- Vloeigrens
o Toestel van Casagrande
o Watergehalte waarbij grond dicht vloeit bij 25 salgen, dus als het bij 24 slagen al dichtvloeit
moet men water toevoegen.
- Uitrolgrens
o Waneer het cilindertje begint te verbrokkelen bij een diameter groter dan 3mm dan is de
wtergehalte al te klein en in de tegenovergestelde richting is het te nat.
o De proef word minstens 3 maal herhaald en het gemiddelde watergehalte geeft de
plasticiteitsgrens
Plasticiteitsindex = Verschil tussen watergehalte bij vloei- en uitrolgrens is een maat voor het plastisch gebied
o Lage plasticiteit → Ip <5
o Gem plasticiteit → 5< Ip <20
o Hoge plasticiteit → Ip >20
1.3.4. Classificatie grond Tabel P. 9 en slides voor oefeningen
1.3.5. Draagvermogen
= Grond moet voldoende weerstand kunnen bieden om het wegzinken van het gebouw te voorkomen
waarbij zettingen niet te groot mogen zijn.
1.3.6. Water in de grond
- Freatisch water = Water dat vrij kan stijgen en dalen
o Freatisch oppervlak of grondwaterspiegel
- Capillair water
o Boven het freatisch oppervlak
o Water dat opstijgt door capillaire werking (= capillair water)
- Boven het capillair water onderscheiden we nog 2 zones
o Funiculair gebied = nog in verbinding met grondwater
o Pendulair gebied = niet meer in verbinding met grondwater
- Spanningswater
o Grondwater dat onder de afsluitende laag aanwezig is dat
onder druk staat
o Kwel = Doorbreken van water afsluitende grondlaag
- Bouwkundige werken uitvoeren in droge grond: Grondwaterspiegel verlagen
3
, 1.3.7. Evenwicht van taluds
- Helling waaronder een grond zonder afschuiving blijft staan
o Hoek met de horizontale = inwendige wrijvingshoek
o Als er een verschuiving is zal het verschuiven en onstaat er een nieuwe wrijvingshoek
1.3.8. Gronddruk – Waterdruk
- Grond(druk) heeft te maken met 2 drukcomponenten
o Korreldruk = de grondkorrels oefenen in hun aanrakingspunten drukkrachtjes uit op elkaar.
o Waterdruk = het water oefent in ieder punt een vloeistofdruk uit
= Samen geeft dit de gronddruk
1.3.9. Uitleveren en inklinken van grond
Uitleveren = waneer men een put graaft in vaste ongeroerde aarde, stelt men vast dat de grond
een volumjevermeerdering vertoont:
- Na uitleveren van grond treedt een volumevermeerdering op
o Structuur wordt verbroken
o Zwellen van ontlaste grond
- Volumevermindering als de grond van onder de grondwaterspiegel
Inklinken: Grond zal terug ineenzakken na opgeworpen te zijn
1.3.10. Door Zettingen
= het weg persen van water en lucht doordat er een zware massa op komt
- Consolidatie
o Samendrukking van slappe grondlagen in de loop van de tijd door uitwendige
belastingen of een afname in de druk van het grondwater
o atmosferische invloeden (neerslag)
1.4.Grondonderzoek op het terrein
- Doel van grondonderzoek
o Onderzoek van de grondsoort aan de hand van de eigenschappen die men kan bepalen
o Onderzoek van de draagkracht van de grond aan de oppervlakte en bepalen vh
draagvermogen van de dieper gelegen grondlagen
o Bepaling van de ligging van de grondwaterspiegel
- Methoden:
o Geologische gegevens
o Visiteerijzer of sondeerijzer
o Grondonderzoek op rechtstreekse waarnemingen: Graven van onderzoek putten
Grondboringen
- Verschaffen ons inlichtingen over de grondsoorten en de laagdikten tot op grote diepte.
- Men heeft verschillende boren naargelang de aard van de grond:
o Schotelboor= zandlagen
o Schroef/spiraalboor = voor kleihoudende gronden
o Beitelboor = rotsgronden
o Pulsen = voor slappe waterhoudende gronden
4