Inhoudsopgave
DEEL 1 – RECHTSPOSITIVISME EN NATUURRECHT ........................................................................... 2
LES 1 – INLEIDING ............................................................................................................................... 2
LES 2 – BASICS OVER HET RECHTSPOSITIVISME ........................................................................................... 3
LES 3 – KELSEN: CONSEQUENT RECHTSPOSITIVISME .................................................................................... 5
LES 4 – DE VERRUIMING BIJ HART ........................................................................................................... 7
LES 5-6 – RECHT, SAMENLEVING EN CREATIVITEIT: DWORKIN ....................................................................... 9
TEKSTEN BIJ DEEL 1 ............................................................................................................................ 11
GESETZLICHES UNRECHT UND ÜBERGESETZLICHES RECHT – GUSTAV RADBRUCH (1878-1949) .............................. 11
THE DYNAMIC ASPECT OF LAW – HANS KELSEN (1881-1973) .......................................................................... 13
THE CONCEPT OF LAW – HERBERT HART (1907-1992)................................................................................... 15
RECHTEN SERIEUS NEMEN (TAKING RIGHTS SERIOUSLY) – RONALD DWORKIN (1931-2013) .................................. 17
POETIC JUSTICE – MARTHA NUSSBAUM (1947-…) ......................................................................................... 19
DEEL 2 – MENSENRECHTEN ........................................................................................................... 20
LES 7 – INLEIDING ............................................................................................................................. 20
LES 8 – UNIVERSELE VERKLARING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS .............................................................. 22
TEKSTEN BIJ DEEL 2 ............................................................................................................................ 30
TWEE OPVATTINGEN VAN VRIJHEID – ISAIAH BERLIN (1909-1997) ................................................................... 30
DEEL 3 – RECHTSVINDING ............................................................................................................. 32
LES 9 – INLEIDING ............................................................................................................................. 32
LES 10 – OORDEELSVORMING EN ROL VAN DE RECHTER ............................................................................. 33
TEKSTEN BIJ DEEL 3 ............................................................................................................................ 35
HET BELEID VAN DE RECHTER – WALTER VAN GERVEN (1935-2015) ................................................................ 35
1
,Deel 1 – Rechtspositivisme en natuurrecht
Les 1 – Inleiding
28/09/2022
2 disciplines
1. Recht
2. Theorie/filosofie
a. “Weten” op zich
b. Theorie over kennis
c. Praktisch (handelen)
d. Ethiek à rechtsfilosofie
• Juridische inrichting van de samenleving
• Bv. goede trouw, rechter
Recht
• Wat is recht?
o Conflicten tussen waarden
o Conflicten tussen aanspraken
o Conflicten tussen verwachtingen als persoon (autonomie) en als burger
(heteronomie)
= geheel van gestelde, regelende en afdwingbare regels dat binnen een bepaald
territorium geldt = positief recht
• 3 vragen
o Bevoegdheid?
o Regels stellen en hoe toepassen?
o Werking van het geheel als systeem?
2 stromingen
• Zeer oude discussie
o Symbool Antigone: positieve wet ó “hogere” wet
o Bv. Russische soldaten die moeten gaan vechten in Oekraïne?
o Oorsprong van het recht: doel op zich (mensenwerk) of doel buiten zichzelf
(externe norm)?
1. Rechtspositivisme = geldigheid los van ethiek, maar afhankelijk van procedure
o Want: wat is rechtvaardigheid? à Rechtvaardigheid als criterium is niet
wetenschappelijk
o Fundering o.g.v. handhaving met oog op maatschappelijke orde
2. Natuurrecht = er is een noodzakelijke band tussen recht en waarden
o Er is altijd een vraag naar ‘fundering’
o Lex iniusta non est lex…
2
,Les 2 – Basics over het rechtspositivisme
12/10/2022
Natuurrecht
• Begrip
o “Recht” ≠ het geldende recht
à Wel: normen en waarden?
o “Natuur” ≠ biologie
à Wel: iets wat de mens te boven gaat en niet in de hand heeft (essentialisme)
• Problemen met het begrip
o In onbruik geraakt
§ Zeer oud begrip, vaak gekoppeld aan het christendom
o Onduidelijk: niet exact te definiëren of toe te passen
o Zelfs indien we het zouden begrijpen, zou het moeilijk zijn om in een pluriforme
samenleving met die vaste begrippen te werken
• Hugo Grotius (vader van het natuurrecht)
o Etiam si-hypothese = zelfs indien God niet zou bestaan, dan nog zou het
natuurrecht geldig zijn
• Vanaf 18de eeuw: tegenbeweging (later: ‘rechtspositivisme’)
o Want: natuurrecht kan misbruikt worden om alles te rechtvaardigen
Rechtspositivisme
• Begrip
o “Recht” = het positieve recht
à Recht dat geldigheid heeft in een bepaalde context
o “Positivisme” = vooruitgang
à Denkwijze die het succes van de positieve wetenschappen ernstig neemt
• Jellinek (20ste eeuw)
o “Iedereen kan met een beroep op de rechtvaardigheid zijn gekste invallen, zijn
machtswellust, zijn kortzichtigheid, zijn politieke aspiraties, zijn na-ijver en
hebzucht als ‘heilige rechten’ laten gelden.”
• Verklarende factoren
o Moderne wetenschap
§ Sinds Kant was metafysica onmogelijk
§ Wetenschap = vooruitgang
• Natuur is vooruitgegaan o.i.v. natuurwetenschappen, dus we
moeten het recht ook wetenschappelijk benaderen
(‘Rechtswissenschaft’)
• Moderne wetenschap dankt haar solide kennis aan de wiskunde
§ Wetenschap over mens en samenleving: recht als maatschappelijk
fenomeen
o Historisch bewustzijn (19de eeuw)
§ Historische context
§ Historische rechtsschool
• Savigny
• Montesquieu
• Legitimiteit door legaliteit
o Wat is positivisme?
3
, § Wet van de 3 stadia (Auguste Comte): alle culturen en individuen doorlopen
3 stadia die telkens hetzelfde zijn
1. Mythische/theologische stadium: wereld verklaren door verwijzing
Moeilijk proces,
soort ontnuchtering naar hogere orde (“de goden”)
(geloof in de Sint ☹) 2. Filosofische/metafysische stadium: rationele verklaringen d.m.v.
abstracte termen (“het ene”, “het goede”)
3. Wetenschappelijke stadium: rationele verklaringen empirisch toetsen
(“bewijzen”) à Rechtspositivisme
o Rechtspositivisme
§ Rechtswetenschap – natuurwetenschap
• Grondslag
1. Voluntarisme: recht is het resultaat van de wilsact van de wetgever (vanuit een
collectief willen)
o Austin (19de eeuw)
§ Bevelstheorie (command theory): recht = bevelen, instructies, iets wat
opgelegd op
2. Sociale oorsprong: recht is de veruitwendiging van wat leeft in de samenleving
3. Formalisme: recht is een samenhangend geheel van regels (vaak hiërarchisch
geordend) die onderling met elkaar verbonden zijn
o Geldigheid van een regel is afhankelijk van hoe de regel tot stand komt binnen het
bestaande systeem (procedure > inhoud)
o Hans Kelsen (20ste eeuw): Grundnorm
• Succes krijgt een deuk helft 20ste eeuw:
“Befehl ist Befehl”: afkeer rechtspositivisme o.i.v. Naziregime WOII (blind de regels
volgen)
o Gustav Radbruch (Weimarrepubliek): 3 rechtspositivistische problemen
a) Eerlijk proces voor schuldigen van WOII (Nurenberg): maar op welke grond
dan?
b) Wat met alle wetten uitgevaardigd tijdens Naziregime?
c) Wat met alle juridische gevolgen voor individuen tijdens Naziregime
(huwelijken, testamenten, straffen, …)?
è Verwijzen naar natuurrecht!
4