arbeidsrecht
1) Ontstaan en bronnen
1.1) ontstaan en finaliteit = historische inleiding
jonge rechtstak
Fr Rev: introductie vrijheid en nijverheid = meer gelijkheid tss de mensen
was verbonden met maatschappijvormen en de industrie
weg met de privileges: werkende mensen moesten inkomsten afgeven aan
geprivilegeerden
weg met gilden: iedereen vrij ondernemen
decreet d’allarde 2 maart 1791 → vrijheid van handel en nijverheid
absolute vrijheid = chaos en misbruik
19e E: misbruik vrijheid/arbeidersproletariaat bv werkdagen 12-14 u/dag
(gentse katoenindustrie), kinderarbeid
juridische onmacht = enkel cijnskiezers + verbod coalitie + werkboek
vereist
hier is arbeidsrecht uit gegroeid: mensen kunnen niet dermate misbruikt
worden!!
juridisch <> feitelijk = juridisch kader tegen bescherming wn
iedereen is perfect vervangbaar = nefast in 19e eeuw
hiertegen opkomen dmv groeperingen = °vakorganisaties
maar coalitieverbod tot 1866
zorgt voor wijziging wetgeving > stakingspostenverbod tot 1921 = geen
collectieve actie
probleem: ° BWP 1865 en sociale onrust (stakingen) 1866
gevolg: KB commissie voor Nijverheidsarbeid 1986
verbod druk op werkwilligen vanaf 1892 = sociale acties mogen
maar geen druk zetten op degene die willen werken
arbeidsrecht 1
, werkboekje = betaald obv mogelijkheden om dingen te kopen bij
ondernemingen wg / bevriende ondernemingen wg
= niet vrij beschikken over geld, beperken autonomie
tot 1781: wg op woord geloofd ivm zaken over het loon
vanaf 20e eeuw
eerste sociale wetten = oplossing sociale kwestie
bv verbod vrouw en kinderarbeid 1889
→ kindster: verbod kinderarbeid bestaat nog steeds, dus OPGELET
bv wet op zondagsrust 1905
na WOI en wet 1921: vrijheid van vereniging
op dreef door verbreding van het stemrecht
maar onder druk in eind 20e eeuw
21e eeuw: flexibilisering arbeid + waken over effectieve sociale bescherming
°andere vormen van arbeid dan de traditionele arbeidsrelaties =
deregulering
°gevolgen statuut wn = opbouw rechten (wg betaalt bijdrage om dit te
realiseren)
💡 internationale discussie: wat met groep wn, die als zelfstandige wordt
beschouwd bv Deliveroo?
1.2) structuur en coherentie
deelgebieden = 6 grote
codificatie = beperkt
heterogeniteit + maatschappelijke realiteit = belemmert dit
snelle ontwikkelingen = fragmentatie
wel bepekte codificatiebewegingen
1.3) bronnen
internationaal
arbeidsrecht 2
, sociale grondrechten + standstill beginsel = bescherming niet verminderen,
tenzij redenen van algemeen belang
recht op arbeid = programmatorisch
positieve en negatieve verplichtingen
UVRM art 23 = geen directe werking (politiek statement) → morele waarde
ECOSOC-verdrag = geen directe werking, maar rs RVS/GWH die dit wel lijkt te
doen (programatorisch recht)
tegenhanger BUPO
bindend voor de lidstaten, maar niet tussen particulieren inroepbaar
IAO = tal van verdragen/aanbevelingen, maar geen directe werking
(afdwingbaar door omzetting in wet, besluit of cao)
harde kern: verdrag nr. 87/98/29/105/100/111/138 → fundamentele normen
OESO = geen directe werking (niet juridisch afdwingbaar) → nav Marshallplan
multinationale ondernemingen: conflicten helpen voorkomen
eerder economisch
Raad van Europa
EVRM = directe werking (art 8/11)
correcte en uniforme juridische interpretatie
mogelijkheid om een schending aanhangig te maken bij het EHRM
invloed op rs GWH
Europees Sociaal Handvest (art 6.4) = dit art heeft directe werking, maar
wordt twijfelachtiger
afspraken over basisrechten tav arbeidsrecht
EU
sociale grondrechten/Handvest (art 28) = al dan niet directe werking (binnen
EU-instanties ja, binnen LS nee)
in art 151 VWEU wordt hiernaar verwezen
je kan bij een inbreuk naar het HvJ
arbeidsrecht 3
, bevoegdheden en beslissingsprocedure (art 153 VWEU): gekwalificeerde
mh, eenparigheid en uitgesloten gebieden
beginsel van subsidiariteit en bevoegdheidstoedeling +
evenredigheidsbeginsel
commissie moet samenwerking met verschillende actoren bevorderen
instrumenten: verdragen, verordeningen en richtlijnen
cao’s: harde (bindend via richtlijn) en zachte (aanbevelingen)
dialoog met de sociale partners art 154 VWEU
bilaterale verdragen = verdragen met Marokko, Turkije, Tunesie en Algerije
geen vrij verkeer maar wel een bepaalde bescherming bieden
nationaal
grondwet
art 10, 27 → stakingsrecht en non-discriminatie = rol GWH
helpt de mensen niet vooruit = andere tools nodig
art 10: moet geverticaliseerd worden (tss privé-personen) om nuttig te
zijn in arbeidsrecht
art 27: moet conform art 11 EVRM worden geïnterpreteerd
sociale grondrechten art 23 → recht op arbeid
middelenverbintenis overheid = programmatorische verplichting→
rechten maximaal proberen te garanderen
standstill verplichting → bepaald bereikt niveau niet zomaar
terugschroeven
enkel igv algemeen belang bv begrotingstekorten in tijden van crisis
proberen te beperken
GWH: weinig motivatie is al voldoende = zeer mild, dus relatief
beginsel
federale regelgeving: wetten, besluiten
arbeidsrecht = federale materie art 6, par 1. VI. 12° BWHI
weinig ruimte voor interpretatie door de vele wetgeving
arbeidsrecht 4
, FOD WASO = cruciale rol → geeft weer welke regelgeving van toepassing is
substatelijke regelgeving
gemeenschappen (art 129, par 1, 3° Gw)
taalgebruik binnen de ondernemingen per gemeenschap geregeld
culturele en persoonsgebonden aangelegenheden = alles wat met
opleiding te maken heeft bv beroepsbijscholing
gewesten (art 6, par 1. IX. BWHI): heel veel wordt tegenwoordig
doorgegeven aan gewesten
bijkomende eisen door Vlaanderen omdat ze zoveel waarde hechtten
aan de gemeenschappen
arbeidsbemiddeling bv VDAB = speciale erkenning nodig
programma’s van wedertewerkstelling = werkzoekenden opnieuw aan
een job helpen bv subsidies
tewerkstelling voor mensen die moeten aankloppen bij OCMW
tewerkstelling van buitenlandse arbeidkrachten → blijft federaal
maar de toepassing is gewestelijk
toekennen arbeidskaart = voor mensen buiten de EU
collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) = ctt tss 1/+ wg (wg-organisaties) en
1/+ wn-organisaties
op 3 niveaus mogelijk
ondernemingen zelf
bv autoassemblage voelden steeds meer druk door toename vd vraag >
heel veel werkuren genereren maar in pieken > oplossen door
plusminusconto (overuren om gemiddelde arbeidsuren gelijk te houden
in periodes van minder vraag)
bedrijfstak (paritair comité): per sector voorwaarden bepalen = sector
normaliseren/minimale standaarden
risico “race to the bottom” als enkel op niveau van ondernemingen
vakbonden etc
interprofessioneel vlak (nationale arbeidsraad): minimale standaarden
voor alle ondernemingen in het land
arbeidsrecht 5
1) Ontstaan en bronnen
1.1) ontstaan en finaliteit = historische inleiding
jonge rechtstak
Fr Rev: introductie vrijheid en nijverheid = meer gelijkheid tss de mensen
was verbonden met maatschappijvormen en de industrie
weg met de privileges: werkende mensen moesten inkomsten afgeven aan
geprivilegeerden
weg met gilden: iedereen vrij ondernemen
decreet d’allarde 2 maart 1791 → vrijheid van handel en nijverheid
absolute vrijheid = chaos en misbruik
19e E: misbruik vrijheid/arbeidersproletariaat bv werkdagen 12-14 u/dag
(gentse katoenindustrie), kinderarbeid
juridische onmacht = enkel cijnskiezers + verbod coalitie + werkboek
vereist
hier is arbeidsrecht uit gegroeid: mensen kunnen niet dermate misbruikt
worden!!
juridisch <> feitelijk = juridisch kader tegen bescherming wn
iedereen is perfect vervangbaar = nefast in 19e eeuw
hiertegen opkomen dmv groeperingen = °vakorganisaties
maar coalitieverbod tot 1866
zorgt voor wijziging wetgeving > stakingspostenverbod tot 1921 = geen
collectieve actie
probleem: ° BWP 1865 en sociale onrust (stakingen) 1866
gevolg: KB commissie voor Nijverheidsarbeid 1986
verbod druk op werkwilligen vanaf 1892 = sociale acties mogen
maar geen druk zetten op degene die willen werken
arbeidsrecht 1
, werkboekje = betaald obv mogelijkheden om dingen te kopen bij
ondernemingen wg / bevriende ondernemingen wg
= niet vrij beschikken over geld, beperken autonomie
tot 1781: wg op woord geloofd ivm zaken over het loon
vanaf 20e eeuw
eerste sociale wetten = oplossing sociale kwestie
bv verbod vrouw en kinderarbeid 1889
→ kindster: verbod kinderarbeid bestaat nog steeds, dus OPGELET
bv wet op zondagsrust 1905
na WOI en wet 1921: vrijheid van vereniging
op dreef door verbreding van het stemrecht
maar onder druk in eind 20e eeuw
21e eeuw: flexibilisering arbeid + waken over effectieve sociale bescherming
°andere vormen van arbeid dan de traditionele arbeidsrelaties =
deregulering
°gevolgen statuut wn = opbouw rechten (wg betaalt bijdrage om dit te
realiseren)
💡 internationale discussie: wat met groep wn, die als zelfstandige wordt
beschouwd bv Deliveroo?
1.2) structuur en coherentie
deelgebieden = 6 grote
codificatie = beperkt
heterogeniteit + maatschappelijke realiteit = belemmert dit
snelle ontwikkelingen = fragmentatie
wel bepekte codificatiebewegingen
1.3) bronnen
internationaal
arbeidsrecht 2
, sociale grondrechten + standstill beginsel = bescherming niet verminderen,
tenzij redenen van algemeen belang
recht op arbeid = programmatorisch
positieve en negatieve verplichtingen
UVRM art 23 = geen directe werking (politiek statement) → morele waarde
ECOSOC-verdrag = geen directe werking, maar rs RVS/GWH die dit wel lijkt te
doen (programatorisch recht)
tegenhanger BUPO
bindend voor de lidstaten, maar niet tussen particulieren inroepbaar
IAO = tal van verdragen/aanbevelingen, maar geen directe werking
(afdwingbaar door omzetting in wet, besluit of cao)
harde kern: verdrag nr. 87/98/29/105/100/111/138 → fundamentele normen
OESO = geen directe werking (niet juridisch afdwingbaar) → nav Marshallplan
multinationale ondernemingen: conflicten helpen voorkomen
eerder economisch
Raad van Europa
EVRM = directe werking (art 8/11)
correcte en uniforme juridische interpretatie
mogelijkheid om een schending aanhangig te maken bij het EHRM
invloed op rs GWH
Europees Sociaal Handvest (art 6.4) = dit art heeft directe werking, maar
wordt twijfelachtiger
afspraken over basisrechten tav arbeidsrecht
EU
sociale grondrechten/Handvest (art 28) = al dan niet directe werking (binnen
EU-instanties ja, binnen LS nee)
in art 151 VWEU wordt hiernaar verwezen
je kan bij een inbreuk naar het HvJ
arbeidsrecht 3
, bevoegdheden en beslissingsprocedure (art 153 VWEU): gekwalificeerde
mh, eenparigheid en uitgesloten gebieden
beginsel van subsidiariteit en bevoegdheidstoedeling +
evenredigheidsbeginsel
commissie moet samenwerking met verschillende actoren bevorderen
instrumenten: verdragen, verordeningen en richtlijnen
cao’s: harde (bindend via richtlijn) en zachte (aanbevelingen)
dialoog met de sociale partners art 154 VWEU
bilaterale verdragen = verdragen met Marokko, Turkije, Tunesie en Algerije
geen vrij verkeer maar wel een bepaalde bescherming bieden
nationaal
grondwet
art 10, 27 → stakingsrecht en non-discriminatie = rol GWH
helpt de mensen niet vooruit = andere tools nodig
art 10: moet geverticaliseerd worden (tss privé-personen) om nuttig te
zijn in arbeidsrecht
art 27: moet conform art 11 EVRM worden geïnterpreteerd
sociale grondrechten art 23 → recht op arbeid
middelenverbintenis overheid = programmatorische verplichting→
rechten maximaal proberen te garanderen
standstill verplichting → bepaald bereikt niveau niet zomaar
terugschroeven
enkel igv algemeen belang bv begrotingstekorten in tijden van crisis
proberen te beperken
GWH: weinig motivatie is al voldoende = zeer mild, dus relatief
beginsel
federale regelgeving: wetten, besluiten
arbeidsrecht = federale materie art 6, par 1. VI. 12° BWHI
weinig ruimte voor interpretatie door de vele wetgeving
arbeidsrecht 4
, FOD WASO = cruciale rol → geeft weer welke regelgeving van toepassing is
substatelijke regelgeving
gemeenschappen (art 129, par 1, 3° Gw)
taalgebruik binnen de ondernemingen per gemeenschap geregeld
culturele en persoonsgebonden aangelegenheden = alles wat met
opleiding te maken heeft bv beroepsbijscholing
gewesten (art 6, par 1. IX. BWHI): heel veel wordt tegenwoordig
doorgegeven aan gewesten
bijkomende eisen door Vlaanderen omdat ze zoveel waarde hechtten
aan de gemeenschappen
arbeidsbemiddeling bv VDAB = speciale erkenning nodig
programma’s van wedertewerkstelling = werkzoekenden opnieuw aan
een job helpen bv subsidies
tewerkstelling voor mensen die moeten aankloppen bij OCMW
tewerkstelling van buitenlandse arbeidkrachten → blijft federaal
maar de toepassing is gewestelijk
toekennen arbeidskaart = voor mensen buiten de EU
collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) = ctt tss 1/+ wg (wg-organisaties) en
1/+ wn-organisaties
op 3 niveaus mogelijk
ondernemingen zelf
bv autoassemblage voelden steeds meer druk door toename vd vraag >
heel veel werkuren genereren maar in pieken > oplossen door
plusminusconto (overuren om gemiddelde arbeidsuren gelijk te houden
in periodes van minder vraag)
bedrijfstak (paritair comité): per sector voorwaarden bepalen = sector
normaliseren/minimale standaarden
risico “race to the bottom” als enkel op niveau van ondernemingen
vakbonden etc
interprofessioneel vlak (nationale arbeidsraad): minimale standaarden
voor alle ondernemingen in het land
arbeidsrecht 5