Samenvatting economie P1
Algemene rekenvaardigheden
➢ Bedrag uit procenten halen
Procent boven honderd :
899∗21
BTW zit in het bedrag verwerkt en je moet het eruit halen: vb. 121
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 ∗ 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
Procent onder honderd :
23440∗3
BTW is al af het bedrag getrokken en je moet het berekenen : vb.
97
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 ∗ 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡−𝑡𝑒 𝑏𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
➢
➢
➢ Daling/groei in percent
𝑦𝑛𝑢 − 𝑦𝑜𝑜𝑟𝑠𝑝𝑟𝑜𝑛𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘
𝑦𝑜𝑜𝑟𝑠𝑝𝑟𝑜𝑛𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘
➢ indexcijfer
= is een getal in de vorm van een percentage dat de verhouding uitdrukt van een grootheid
tot een referentiewaarde
𝑦2
𝑦1
∗ 100 𝑚𝑒𝑡 𝑦1 = 𝑏𝑎𝑠𝑖𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
➢ Volgorde van bewerking
Haakjes
Wortels en machten
Vermenigvuldigen en delingen
Optellen en aftrekken
➢ Vergelijking rechten
∆𝑦
y= mx + q met m = ∆𝑥 richtingscoëfficiënt en 𝑞 = 𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 𝑡𝑒𝑟𝑚
,Inleiding
➢ Schaarse of economische goederen
= indien de goederen en diensten gratis ter beschikking worden gesteld, zouden de voorraden vlug
uitgeput zijn.
=middel waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare hoeveelheid zou overtreffen
➢ Welvaart
=hoeveelheid financiële middelen je hebt en hoeveel je ermee kan kopen
= de mate waarin mensen met de beschikbare middelen in hun behoefte kunnen voorzien
➢ Welzijn
= het gevoel dat je bij de hoeveelheid goederen ,dat je aankoopt, krijgt. Gevoel van welbevinden
= bevrediging van verlangens die geen beslag hebben op schaarse middelen
➢ Nut
= behoeftebevrediging
➢ Economisch principe
= de consument heeft behoefte aan economische goederen en probeert zoveel mogelijk
behoeftes te bevredigen met de financiële middelen die hij/zij bezit.
=de mens tracht met zijn beschikbare middelen zo te kiezen, dat hij volgens zijn schatting een
maximale behoeftebevrediging bereikt.
wet van het dalend grensnut = 1ste wet van gossen
= als een consument opeenvolgende producten consumeert, gaat het nut van het product
afnemen.
➢ Grensnut (marginaal nut)
= het nut van de laatst toegevoegde eenheid
Economie
=de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoefte m.b.v; schaarse middelen.
, ➢ Soorten goederen
Vrije goederen :
Niet- schaarse goederen, goederen in de natuur overvloedig aanwezig dat de volledige behoefte
aan dergelijke goederen kan worden bevredigd.
Economische goederen / Schaarse middelen:
Onder te verdelen in :
Zuiver individuele goederen : rivaliteit onder consumenten en de producent kan consumenten
uitsluiten van gebruik.
Vb. als je een pint drinkt, kan niemand anders die nog uitdrinken.
Eigenschappen: rivaliserend en uitsluitbare consumptie. Door bedrijven aangeboden.
Zuiver collectieve goederen : Goederen waarvan niemand kan worden uitgesloten of niet te
splitsen zijn in individuele eenheden die aan de afzonderlijke gebruikers verkocht worden. Vb.
openbaar vervoer, brandweer en politie
Eigenschappen: niet-rivaliserend en niet-uitsluitbare consumptie . Door overheid aangeboden
Quasi-collectieve goederen : Goederen die wel door ondernemingen geproduceerd kunnen
worden, maar waarvan de overheid toch de productie verzorgt.
Vb. het onderwijs, het wegennet
Eigenschappen: rivaliserend en wel/niet-uitsluitbare consumptie
Door bedrijven en overheid aangeboden
Economische goederen / Schaarse middelen:
ook onder te verdelen in :
Consumptiegoederen : bevredigen onmiddellijk behoefte gezinshuishouding
1. Verbruiksgoederen : slechts éénmaal te gebruiken vb. brood
2. Gebruiksgoederen : meermalig te gebruiken vb. smartphone
Investeringsgoederen : goederen die dienen om andere goederen te produceren. productie
door bedrijfshuishouding
1. Kapitaalgoederen : productiegoederen : een levensduur van minstens 1 jaar vb.
gebouwen
2. Vlottend investeringsgoederen : alle voorraden : goederen die tijdens het
productieproces worden verwerkt of vernietigd. Vb. grondstoffen
Vb. aandelen/obligaties is GEEN investeringsgoed maar een PC-programma wel
, ➢ Consumptie
= aanwending van economische goederen voor niet-productieve goederen. ( besteden inkomen)
➢ Productie
= scheppen of toevoegen van waarden (=nuttigheden) aan economische goederen. (verwerven
inkomen)
➢ Productiefactoren
=middelen vereist voor productie van een goed/ dienst
1. Natuur :leverancier grondstoffen en energie
2. Arbeid : alle mogelijke arbeidsprestaties , fysiek en intellectueel
3. Kapitaal : geheel van door mensen geproduceerde productiemiddelen
Omwegproductie: indirect bijdragen tot de uiteindelijke behoeftebevrediging
➢
➢ De methode
1. Inductieve : vertrekt van feitelijke gegevens ( nut beschrijvende statistiek)
2. Deductieve : gaat uit van axioma’s (niet bewezen maar vangrondslag aanvaarde bewering)
➢ De ceteris paribus-clausule
=Men ziet een welbepaald economisch verschijnsel afhankelijk van 1 variabele , alle andere
variabelen die invloed hebben op het verschijnsel beschouwd men als constant.
➢ Micro-economie
Studie gedrag van een individueel huishouding (zowel gezins- als bedrijfshuidhouding)
Vb .bedrijf vandievoort ABVBA , gezin Van Dievoort
➢ Meso-economie
Studie gedrag van bepaalde huishoudingen , een bepaalde bedrijfstak, sector of regio
Vb. alle producenten van muesli, alle bierfabrikanten in België
➢ Macro-economie
Studie gedrag van een economische systemen als geheel
Vb. nationaal inkomen, totale consumptie van alle gezinnen, de totale investeringen
Algemene rekenvaardigheden
➢ Bedrag uit procenten halen
Procent boven honderd :
899∗21
BTW zit in het bedrag verwerkt en je moet het eruit halen: vb. 121
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 ∗ 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
Procent onder honderd :
23440∗3
BTW is al af het bedrag getrokken en je moet het berekenen : vb.
97
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑙𝑒 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 ∗ 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
𝑔𝑒ℎ𝑒𝑒𝑙 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡−𝑡𝑒 𝑏𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑒𝑛 𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡
➢
➢
➢ Daling/groei in percent
𝑦𝑛𝑢 − 𝑦𝑜𝑜𝑟𝑠𝑝𝑟𝑜𝑛𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘
𝑦𝑜𝑜𝑟𝑠𝑝𝑟𝑜𝑛𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘
➢ indexcijfer
= is een getal in de vorm van een percentage dat de verhouding uitdrukt van een grootheid
tot een referentiewaarde
𝑦2
𝑦1
∗ 100 𝑚𝑒𝑡 𝑦1 = 𝑏𝑎𝑠𝑖𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
➢ Volgorde van bewerking
Haakjes
Wortels en machten
Vermenigvuldigen en delingen
Optellen en aftrekken
➢ Vergelijking rechten
∆𝑦
y= mx + q met m = ∆𝑥 richtingscoëfficiënt en 𝑞 = 𝑐𝑜𝑛𝑠𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒 𝑡𝑒𝑟𝑚
,Inleiding
➢ Schaarse of economische goederen
= indien de goederen en diensten gratis ter beschikking worden gesteld, zouden de voorraden vlug
uitgeput zijn.
=middel waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare hoeveelheid zou overtreffen
➢ Welvaart
=hoeveelheid financiële middelen je hebt en hoeveel je ermee kan kopen
= de mate waarin mensen met de beschikbare middelen in hun behoefte kunnen voorzien
➢ Welzijn
= het gevoel dat je bij de hoeveelheid goederen ,dat je aankoopt, krijgt. Gevoel van welbevinden
= bevrediging van verlangens die geen beslag hebben op schaarse middelen
➢ Nut
= behoeftebevrediging
➢ Economisch principe
= de consument heeft behoefte aan economische goederen en probeert zoveel mogelijk
behoeftes te bevredigen met de financiële middelen die hij/zij bezit.
=de mens tracht met zijn beschikbare middelen zo te kiezen, dat hij volgens zijn schatting een
maximale behoeftebevrediging bereikt.
wet van het dalend grensnut = 1ste wet van gossen
= als een consument opeenvolgende producten consumeert, gaat het nut van het product
afnemen.
➢ Grensnut (marginaal nut)
= het nut van de laatst toegevoegde eenheid
Economie
=de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoefte m.b.v; schaarse middelen.
, ➢ Soorten goederen
Vrije goederen :
Niet- schaarse goederen, goederen in de natuur overvloedig aanwezig dat de volledige behoefte
aan dergelijke goederen kan worden bevredigd.
Economische goederen / Schaarse middelen:
Onder te verdelen in :
Zuiver individuele goederen : rivaliteit onder consumenten en de producent kan consumenten
uitsluiten van gebruik.
Vb. als je een pint drinkt, kan niemand anders die nog uitdrinken.
Eigenschappen: rivaliserend en uitsluitbare consumptie. Door bedrijven aangeboden.
Zuiver collectieve goederen : Goederen waarvan niemand kan worden uitgesloten of niet te
splitsen zijn in individuele eenheden die aan de afzonderlijke gebruikers verkocht worden. Vb.
openbaar vervoer, brandweer en politie
Eigenschappen: niet-rivaliserend en niet-uitsluitbare consumptie . Door overheid aangeboden
Quasi-collectieve goederen : Goederen die wel door ondernemingen geproduceerd kunnen
worden, maar waarvan de overheid toch de productie verzorgt.
Vb. het onderwijs, het wegennet
Eigenschappen: rivaliserend en wel/niet-uitsluitbare consumptie
Door bedrijven en overheid aangeboden
Economische goederen / Schaarse middelen:
ook onder te verdelen in :
Consumptiegoederen : bevredigen onmiddellijk behoefte gezinshuishouding
1. Verbruiksgoederen : slechts éénmaal te gebruiken vb. brood
2. Gebruiksgoederen : meermalig te gebruiken vb. smartphone
Investeringsgoederen : goederen die dienen om andere goederen te produceren. productie
door bedrijfshuishouding
1. Kapitaalgoederen : productiegoederen : een levensduur van minstens 1 jaar vb.
gebouwen
2. Vlottend investeringsgoederen : alle voorraden : goederen die tijdens het
productieproces worden verwerkt of vernietigd. Vb. grondstoffen
Vb. aandelen/obligaties is GEEN investeringsgoed maar een PC-programma wel
, ➢ Consumptie
= aanwending van economische goederen voor niet-productieve goederen. ( besteden inkomen)
➢ Productie
= scheppen of toevoegen van waarden (=nuttigheden) aan economische goederen. (verwerven
inkomen)
➢ Productiefactoren
=middelen vereist voor productie van een goed/ dienst
1. Natuur :leverancier grondstoffen en energie
2. Arbeid : alle mogelijke arbeidsprestaties , fysiek en intellectueel
3. Kapitaal : geheel van door mensen geproduceerde productiemiddelen
Omwegproductie: indirect bijdragen tot de uiteindelijke behoeftebevrediging
➢
➢ De methode
1. Inductieve : vertrekt van feitelijke gegevens ( nut beschrijvende statistiek)
2. Deductieve : gaat uit van axioma’s (niet bewezen maar vangrondslag aanvaarde bewering)
➢ De ceteris paribus-clausule
=Men ziet een welbepaald economisch verschijnsel afhankelijk van 1 variabele , alle andere
variabelen die invloed hebben op het verschijnsel beschouwd men als constant.
➢ Micro-economie
Studie gedrag van een individueel huishouding (zowel gezins- als bedrijfshuidhouding)
Vb .bedrijf vandievoort ABVBA , gezin Van Dievoort
➢ Meso-economie
Studie gedrag van bepaalde huishoudingen , een bepaalde bedrijfstak, sector of regio
Vb. alle producenten van muesli, alle bierfabrikanten in België
➢ Macro-economie
Studie gedrag van een economische systemen als geheel
Vb. nationaal inkomen, totale consumptie van alle gezinnen, de totale investeringen