Doelgroepen 1
Mensen met een visuele beperking
1. Inleiding
1.1. Terminologie
De termen slechtziend en blind worden eerder gebruikt om de ernst van het gezichtsverlies te benoemen. Pas wanneer
iemand minder dan 3/10 kan zien, of een gezichtsveld heeft van minder dan 20% is er sprake van slechtziendheid. Bij
een gezichtsscherpte van minder dan 1/20 of een gezichtsveld van minder dan 10 graden wordt iemand beschouwd als
blind . Deze definitie is opgesteld vanuit een medisch oogpunt en is dus niet geschreven vanuit de ervaringen van
mensen met een verminderd zicht
2. beeldvorming
2.1. algemene beeldvorming
mogelijkheden van mensen met een visuele beperking worden vaak onderschat en de gevolgen van de visuele
beperking worden vaak overschat. Het doel van hulpmiddelen is dat mensen die slecht zien, minder afhankelijk zijn van
anderen.
Een tweede idee is dat mensen met een visuele beperking ongelukkig zijn, mensen tonen dan medelijden.
derde idee: sociaal gestigmatiseerd worden.= Anders behandeld en geconfronteerd met sociaal stigma door hun
uiterlijk.
Mensen met een visuele beperking wekken vaak nieuwsgierigheid, rekening houden bij blindisme= een verzamelnaam
voor verschijnselen die met name bij blinde kinderen kunnen worden waargenomen, zoals fladderen met de handen en
de vingers voor de ogen, draaien of schudden met het hoofd en armbewegingen maken, vingers in de ogen, neus of
mond drukken, …
2.2. evolutie
Algemeen
Tegen 2050 zouden dat er drie keer zo veel zijn, als gevolg van de toename en vergrijzing van de bevolking
Individueel.
Volledig afhankelijk van het soort probleem. Sommige problemen zijn aangeboren, andere zijn tijdelijk van aard
2.3. Onderscheid en combinaties
Onderscheid
Onderscheid in blinde personen en slechtziende personen. meeste visuele aandoeningen kunnen we bekijken vanuit 7
belangrijke oogfuncties:
• Gezichtsscherpte
• Gezichtsveld
• oogmotoriek
• dieptezicht
• kleurzin
• licht- en donkeradaptatie
• de cerebrale visuele functies. (Strikt genomen zijn de cerebrale functies geen functies van de ogen, maar wel van de
hersenen. We nemen ze toch op in het lijstje van oogfuncties, omdat ze heel bepalend zijn voor het proces dat we ‘zien’
noemen.)
- Stoornissen gezichtsscherpte
Heeft alles te maken met detailwaarneming. Een troebele lens kan wazig zicht veroorzaken. Mensen met deze vorm
hebben vaak problemen met mensen herkennen, lezen en details waarnemen. Ze zien geen contouren meer, alleen
grote gekleurde vlekken.
- Stoornissen gezichtsveld
Is het geheel dat in 1 keer overzien kan worden. 180 graden. Defecten in het veldzicht noemen we uitvallen. Die kunnen
perifeer (zijdelings) of centraal gelegen zijn. Bv tunnelzicht, centrale gezichtsveld verstoord, vlekkenzicht.
Mensen met een visuele beperking
1. Inleiding
1.1. Terminologie
De termen slechtziend en blind worden eerder gebruikt om de ernst van het gezichtsverlies te benoemen. Pas wanneer
iemand minder dan 3/10 kan zien, of een gezichtsveld heeft van minder dan 20% is er sprake van slechtziendheid. Bij
een gezichtsscherpte van minder dan 1/20 of een gezichtsveld van minder dan 10 graden wordt iemand beschouwd als
blind . Deze definitie is opgesteld vanuit een medisch oogpunt en is dus niet geschreven vanuit de ervaringen van
mensen met een verminderd zicht
2. beeldvorming
2.1. algemene beeldvorming
mogelijkheden van mensen met een visuele beperking worden vaak onderschat en de gevolgen van de visuele
beperking worden vaak overschat. Het doel van hulpmiddelen is dat mensen die slecht zien, minder afhankelijk zijn van
anderen.
Een tweede idee is dat mensen met een visuele beperking ongelukkig zijn, mensen tonen dan medelijden.
derde idee: sociaal gestigmatiseerd worden.= Anders behandeld en geconfronteerd met sociaal stigma door hun
uiterlijk.
Mensen met een visuele beperking wekken vaak nieuwsgierigheid, rekening houden bij blindisme= een verzamelnaam
voor verschijnselen die met name bij blinde kinderen kunnen worden waargenomen, zoals fladderen met de handen en
de vingers voor de ogen, draaien of schudden met het hoofd en armbewegingen maken, vingers in de ogen, neus of
mond drukken, …
2.2. evolutie
Algemeen
Tegen 2050 zouden dat er drie keer zo veel zijn, als gevolg van de toename en vergrijzing van de bevolking
Individueel.
Volledig afhankelijk van het soort probleem. Sommige problemen zijn aangeboren, andere zijn tijdelijk van aard
2.3. Onderscheid en combinaties
Onderscheid
Onderscheid in blinde personen en slechtziende personen. meeste visuele aandoeningen kunnen we bekijken vanuit 7
belangrijke oogfuncties:
• Gezichtsscherpte
• Gezichtsveld
• oogmotoriek
• dieptezicht
• kleurzin
• licht- en donkeradaptatie
• de cerebrale visuele functies. (Strikt genomen zijn de cerebrale functies geen functies van de ogen, maar wel van de
hersenen. We nemen ze toch op in het lijstje van oogfuncties, omdat ze heel bepalend zijn voor het proces dat we ‘zien’
noemen.)
- Stoornissen gezichtsscherpte
Heeft alles te maken met detailwaarneming. Een troebele lens kan wazig zicht veroorzaken. Mensen met deze vorm
hebben vaak problemen met mensen herkennen, lezen en details waarnemen. Ze zien geen contouren meer, alleen
grote gekleurde vlekken.
- Stoornissen gezichtsveld
Is het geheel dat in 1 keer overzien kan worden. 180 graden. Defecten in het veldzicht noemen we uitvallen. Die kunnen
perifeer (zijdelings) of centraal gelegen zijn. Bv tunnelzicht, centrale gezichtsveld verstoord, vlekkenzicht.
