Hoofdstuk 2: Hart- en vaatvriendelijke voeding
2.1. Risicobepaling
2.2. Invloed van voeding
Termen "goede” en “slechte” cholesterol. Er is geen onderscheidt. Er bestaat maar 1 cholesterol. In
werkelijkheid komt cholesterol in het bloed niet in vrije vorm voor maar altijd in verbindingen met
transporteiwitten = APO proteïnen noemt. Door de verbinding tss een APO proteïne en lipide ontstaat een
lipoproteïne, die de lipide oplosbaar maakt in het bloed.
2 lipoproteïnen zijn van bijzonder belang: lipoproteïnen met lage densiteit (LDL) en lipoproteïnen met hoge
densiteit (HDL).
XXXX
De LDL dienen voor het transport van cholesterol uit de lever naar de andere organen. De cholesterol die aan
LDL gebonden is, kan ook afgezet worden in de bloedvaten – vandaar “slechte” cholesterol. Eenmaal afgezet in
de bloedvaten draagt hij bij ah ontstaan of de uitbreiding van atheroomplaque, daarom noemt LDL ook
atherogeen. Wnr een atheroomplaque scheurt of breekt, draagt dat bij tot de vorming van klonters, die op hun
beurt aan de basis kunnen liggen van een infarct of beroerte.
De HDL dienen om overtollige cholesterol uit het lichaam (en dus ook uit atheroomplaque) af te voeren en
terug te brengen naar de lever voor recyclage. Aan HDL gebonden cholesterol wordt gerecupereerd en geniet
dus de reputatie van “goede” cholesterol, die bescherming biedt tegen atherosclerose.
Aangezien LDL de oorzakelijke factor van atheromatose is, moet dat gehalte in de eerste plaats naar beneden.
Directe meting van de LDL is moeilijk: doorgaans wordt de hoeveelheid LDL bepaald door berekening op grond
van het totale cholesterolgehalte, de HDL en de triglyceriden, die wel gemakkelijk te meten zijn.
2.1. Risicobepaling
2.2. Invloed van voeding
Termen "goede” en “slechte” cholesterol. Er is geen onderscheidt. Er bestaat maar 1 cholesterol. In
werkelijkheid komt cholesterol in het bloed niet in vrije vorm voor maar altijd in verbindingen met
transporteiwitten = APO proteïnen noemt. Door de verbinding tss een APO proteïne en lipide ontstaat een
lipoproteïne, die de lipide oplosbaar maakt in het bloed.
2 lipoproteïnen zijn van bijzonder belang: lipoproteïnen met lage densiteit (LDL) en lipoproteïnen met hoge
densiteit (HDL).
XXXX
De LDL dienen voor het transport van cholesterol uit de lever naar de andere organen. De cholesterol die aan
LDL gebonden is, kan ook afgezet worden in de bloedvaten – vandaar “slechte” cholesterol. Eenmaal afgezet in
de bloedvaten draagt hij bij ah ontstaan of de uitbreiding van atheroomplaque, daarom noemt LDL ook
atherogeen. Wnr een atheroomplaque scheurt of breekt, draagt dat bij tot de vorming van klonters, die op hun
beurt aan de basis kunnen liggen van een infarct of beroerte.
De HDL dienen om overtollige cholesterol uit het lichaam (en dus ook uit atheroomplaque) af te voeren en
terug te brengen naar de lever voor recyclage. Aan HDL gebonden cholesterol wordt gerecupereerd en geniet
dus de reputatie van “goede” cholesterol, die bescherming biedt tegen atherosclerose.
Aangezien LDL de oorzakelijke factor van atheromatose is, moet dat gehalte in de eerste plaats naar beneden.
Directe meting van de LDL is moeilijk: doorgaans wordt de hoeveelheid LDL bepaald door berekening op grond
van het totale cholesterolgehalte, de HDL en de triglyceriden, die wel gemakkelijk te meten zijn.