Oefenvragen
Vraag 1:
Rangschik volgende rentevoeten voor een lening van goedkoop naar duur.
A. 0,32% per maand
B. i(12) = 3,6%
C. 2% per semester
D. i= 4,00%
OMZETTE VOLGORD
N A. 3,91% E B. 3,66%
B. 3,66% A. 3,91%
C. 4,04% D. 4%
D. 4% C. 4,04%
Vraag 2:
Peter Selie (een EBVBA) kwam met NV beton overeen om zijn leveranciersschulden te betalen
volgens onderstaand schema:
9000 euro op 1/02/2018
12000 euro op 1/02/2021
8000 euro op 1/02/2025
Peter Selie vraagt aan NV Beton een nieuw terugbetalingsplan. Peter Selie wil op 01/02/2021
10 000,00 EUR aflossen en de rest op 01/02/2023. NV Beton eist dat bij actualisatie van de schulden
een jaarlijkse reële interestvoet van 1,5% wordt gebruikt en bij kapitalisatie van de schulden een
jaarlijkse reële interestvoet van 3%. Bereken het bedrag dat EBVBA Peter Selie op 01/02/2023 dient
te betalen aan NV Beton.
2018 --> 2023 5 9000 3% 10433,47
2021 --> 2023 2 12000 3% 12730,8
2025 --> 2023 2 8000 1,50% 7765,29
30929,56
2021 --> 2023 2 10000 3% 10609
antwoord 20320,56
, Vraag 3
Project A en B kennen een investering (op t = 0) van € 250.000. Afschrijving is lineair in vijf
jaar. Restwaarde is € 50.000 in beide gevallen.
Het verloop van de (extra operationele) cashflow in de komende vijf jaar wordt als volgt
ingeschat:
Project A Project B
Jaar 1 € 20.000 €50.000
Jaar 2 € 60.000 €60.000
Jaar 3 € 100.000 €70.000
Jaar 4 € 120.000 €120.000
Jaar 5 € 40.000 €40.000
De discontovoet is 10% op jaarbasis.
welk project is de verstandigste investering? Onderbouw je keuze obv grondige
investeringsanalyse!
project A project B
0 -250000 -250000 14%
1 20000 50000 15%
30.744,61
2 60000 60000 €
35.477,89
3 100000 70000 €
4 120000 120000
5 90000 90000
TVP 3 jaar en 7 maanden 3 jaar en 7 maanden
NHW € 30.744,61 € 35.477,89
IR 14% 15%
Vraag 1:
Rangschik volgende rentevoeten voor een lening van goedkoop naar duur.
A. 0,32% per maand
B. i(12) = 3,6%
C. 2% per semester
D. i= 4,00%
OMZETTE VOLGORD
N A. 3,91% E B. 3,66%
B. 3,66% A. 3,91%
C. 4,04% D. 4%
D. 4% C. 4,04%
Vraag 2:
Peter Selie (een EBVBA) kwam met NV beton overeen om zijn leveranciersschulden te betalen
volgens onderstaand schema:
9000 euro op 1/02/2018
12000 euro op 1/02/2021
8000 euro op 1/02/2025
Peter Selie vraagt aan NV Beton een nieuw terugbetalingsplan. Peter Selie wil op 01/02/2021
10 000,00 EUR aflossen en de rest op 01/02/2023. NV Beton eist dat bij actualisatie van de schulden
een jaarlijkse reële interestvoet van 1,5% wordt gebruikt en bij kapitalisatie van de schulden een
jaarlijkse reële interestvoet van 3%. Bereken het bedrag dat EBVBA Peter Selie op 01/02/2023 dient
te betalen aan NV Beton.
2018 --> 2023 5 9000 3% 10433,47
2021 --> 2023 2 12000 3% 12730,8
2025 --> 2023 2 8000 1,50% 7765,29
30929,56
2021 --> 2023 2 10000 3% 10609
antwoord 20320,56
, Vraag 3
Project A en B kennen een investering (op t = 0) van € 250.000. Afschrijving is lineair in vijf
jaar. Restwaarde is € 50.000 in beide gevallen.
Het verloop van de (extra operationele) cashflow in de komende vijf jaar wordt als volgt
ingeschat:
Project A Project B
Jaar 1 € 20.000 €50.000
Jaar 2 € 60.000 €60.000
Jaar 3 € 100.000 €70.000
Jaar 4 € 120.000 €120.000
Jaar 5 € 40.000 €40.000
De discontovoet is 10% op jaarbasis.
welk project is de verstandigste investering? Onderbouw je keuze obv grondige
investeringsanalyse!
project A project B
0 -250000 -250000 14%
1 20000 50000 15%
30.744,61
2 60000 60000 €
35.477,89
3 100000 70000 €
4 120000 120000
5 90000 90000
TVP 3 jaar en 7 maanden 3 jaar en 7 maanden
NHW € 30.744,61 € 35.477,89
IR 14% 15%