Zelftoets thema 1
1. Bij klassieke conditionering, dat hetzelfde is als respondent leren, maken we gebruik van een
prikkelvervanging door het aanleren van koppeling tussen prikkels.
2. Een belangrijk verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering is dat bij operant het
ook kan gaan over nieuw gedrag.
3. Het aanleren van gedrag kan negatieve en positieve bekrachtiging gebeuren. Kinderen kunnen als vorm
van materiële beloning een speelgoedje krijgen.
4. Kinderen bij de tandarts kunnen aandacht krijgen als ze angstig zijn. Dit is dan eigenlijk een vorm van
positieve bekrachtiging door sociale beloning.
5. Indien je een kind enkele keren een uitbrander geeft wegens het niet opvolgen van mondhygieneadvies,
kan dit leiden tot vermijdingsleren ( = het kind zou daardoor kunnen afhaken en helemaal niet meer naar
de mondhygienist gaan om deze onaangename ervaring te vermijden )
6. Het is belangrijk om gedrag te belonen wat in de richting gaat van het wenselijk of beoogde gedrag. Dit
noemen we shaping of succesieve approximatie .
7. Wanneer het kind merkt dat zijn broer veel meer complimentjes krijgt van de tandarts over zijn
mondhygiene. Kan plaatsvervangende bekrachtiging ervoor zorgendat dit kind ook zijn mondhygiene gaat
verbteren omdat hij ook meer complimentjes wil.
8. mondhygiënisten kunnen een model zijn voor patiënten op het vlak van mondhygiëne.
9. Als patienten een instructiefilmpje bekijken of goed in zich opnemen hoe de mondhygienist
poetshandelingen toont op een maquette, dan noemen we dit observationeel leren.
10. de juveniele periode verwijst naar de onvolwassenheid
11. bij de gecorrigeerde kalenderleeftijd wordt de correctie gebaseerd op de conceptieleeftijd.
12. orale exploratie bij de baby is te verklaren door de hoge densiteit en gevoeligheid van sensibele
1. Bij klassieke conditionering, dat hetzelfde is als respondent leren, maken we gebruik van een
prikkelvervanging door het aanleren van koppeling tussen prikkels.
2. Een belangrijk verschil tussen klassieke conditionering en operante conditionering is dat bij operant het
ook kan gaan over nieuw gedrag.
3. Het aanleren van gedrag kan negatieve en positieve bekrachtiging gebeuren. Kinderen kunnen als vorm
van materiële beloning een speelgoedje krijgen.
4. Kinderen bij de tandarts kunnen aandacht krijgen als ze angstig zijn. Dit is dan eigenlijk een vorm van
positieve bekrachtiging door sociale beloning.
5. Indien je een kind enkele keren een uitbrander geeft wegens het niet opvolgen van mondhygieneadvies,
kan dit leiden tot vermijdingsleren ( = het kind zou daardoor kunnen afhaken en helemaal niet meer naar
de mondhygienist gaan om deze onaangename ervaring te vermijden )
6. Het is belangrijk om gedrag te belonen wat in de richting gaat van het wenselijk of beoogde gedrag. Dit
noemen we shaping of succesieve approximatie .
7. Wanneer het kind merkt dat zijn broer veel meer complimentjes krijgt van de tandarts over zijn
mondhygiene. Kan plaatsvervangende bekrachtiging ervoor zorgendat dit kind ook zijn mondhygiene gaat
verbteren omdat hij ook meer complimentjes wil.
8. mondhygiënisten kunnen een model zijn voor patiënten op het vlak van mondhygiëne.
9. Als patienten een instructiefilmpje bekijken of goed in zich opnemen hoe de mondhygienist
poetshandelingen toont op een maquette, dan noemen we dit observationeel leren.
10. de juveniele periode verwijst naar de onvolwassenheid
11. bij de gecorrigeerde kalenderleeftijd wordt de correctie gebaseerd op de conceptieleeftijd.
12. orale exploratie bij de baby is te verklaren door de hoge densiteit en gevoeligheid van sensibele