1
,Algemene begrippen voedingspatronen en metabolisme
Algemeen
Voeding → centrale plaats in leven
Terminologie
- Voedingsmiddelen → eten kopen in winkel
- Voedingsstoffen → vetten, eiwitten, koolhydraten
- Honger → aangeboren, onprettig, onbewust → fysieke gewaarwording, vooral in maag gevoeld
→ reactie van hersenen op fysiologische behoefte aan voedsel
- Verzadiging → complexe opeenvolging van gebeurtenissen tijdens maaltijd→ leiden tot
stopzetten voedselinname
- Eetlust → goesting, enkel bij mens → zelfbepalend
- Dorst → hevige drang, moeilijker te verdragen dan honger
Voedingsstoffen
- Bouwstoffen
o H20
o Eiwitten
- Brandstoffen
o Vetten
o Koolhydraten
- Beschermde stoffen
o Vitaminen
o Mineralen
o Vezels
→ alcohol → levert 1 tot 4 levende kcal op
Vezels → 5 → 8 niet levende kcal op
2
, Voedingspatronen
Beïnvloedende factoren
Geografische/ klimatologische
- Welke voedingsmiddelen van nature beschikbaar
- Weer speelt invloed (erwtensoep <-> zomer)
Technologische
- Transport/ opslag → uitbreiding van ons aanbod
Economische/ politieke
- Prijs → overheid
- Voedingsraad → advies aan overheid i.v.m. veiligheid en gezondheid
Socio-culturele factoren
- Status/ ontmoeting/ macht
- Bepaald door religie
Persoonsgebonden factoren fysiologische/ psychologisch
- Honger/ drost
- Aangeboren voorkeur- basissmaken
o Bitter → minder makkelijk leren eten
o Spruiten → genetisch bepaald
- Vast houden aan gewoonten (allochtonen)
- Voedsel en emoties
o Voeding gebonden aan liefde, troost, veiligheid
o Sommige mensen eten hun gevoelens en emoties weg
Huidige voedingspatroon
- Grazende gebruikers, minder maaltijdgebeuren
o Eten onderweg, voedselautomaten, microgolf
- Kant- en klare keuken
o Ruim assortiment diepvriesmaaltijden, gekoelde maaltijden
o Gewassen en gesneden groenten, geschilde aardappel
- Wordt veel diverser gegeten
o Minder groenten/ vlees/ aardappelen
o Meer pizza, wrap, sushi
- Steeds vaker buiten deur eten
o Eerder om ‘snelle’ maaltijd
o Meer gaan ontbijten/ lunchen
3