SAMENVATTING
VADEMECUM 2DE
GRAAD
HET COMMUNICATIEPROCES
Communicatie is het overbrengen of uitwisselen van informatie. Spreken, schrijven, bericht, gebaar,
pictogram …
E LEMENTEN VAN COMMUNICATIE
De zender heeft een doel voor ogen. Om dat doel te bereiken, kiest hij een kanaal. Dit kanaal maakt gebruik
van een code. De boodschap verstuurt hij naar de ontvanger. Als het effect overeenkomt met het doel, is de
communicatie geslaagd. ! De boodschap is niet altijd letterlijk.
Elke boodschap heeft 2 aspecten: zakelijk (eigenlijke inhoud) en relationeel (manier waarop zender met
ontvanger omgaat). Zender maakt relationele aspect duidelijk door bv begroeting en afsluiter, woordkeuze, lay-
out, symbolen, … hoe vertrouwelijker, hoe informeler. Hoe afstandelijker, hoe formeler. Als beide aspecten bij
elkaar passen, is het effect van de boodschap het grootst.
Stijlbreuk = dat je relationele aspect niet gelijk blijft, bv beginnen met heyyy en dan ‘u’ gebruiken.
S OORTEN COMMUNICATIE
Eenrichtingsverkeer= boodschap wordt overgebracht bv een krantenartikel.
Is er wel een mogelijkheid om te reageren = boodschappen worden uitgewisseld. Bv gesprek, debat.
W ANNEER IS COMMUNICATIE GESLAAGD ?
Als het doel en het effect overeenkomen. De zender kiest hiervoor het taalgebruik, de inhoud en het
kanaal. Bv peuters spreek je anders aan (taalgebruik), les over wiskunde in het vak Nederlands is niet
gepast (inhoud), je gebruikt een bijsluiter om reclame te maken is niet gepast (kanaal).
, Soms loopt er iets mis -> ruis of storing, dit kunnen externe factoren zijn of interne factoren.
V ERBALE EN NON - VERBALE CO MMUNICATIE
Verbaal = gebeurt vaak met woorden
Non-verbaal = zonder woorden; lichaamstaal, uitspraak, uiterlijk …
Lichaamstaal = mimiek, gebaren, lichaamshouding, stemgeluid, oogcontact. Dit lezen is niet altijd
eenvoudig.
MOHAB (mimiek, oogcontact, houding, afstand, bewegingen).
VITA (volume, intonatie, tempo, articulatie).
Ook met kledij en uiterlijk stuur je een bepaalde boodschap.
T EKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN
Zender heeft altijd een doel, een tekst kan je obv het hoofddoel onderbrengen in een tekstsoort.
- Informatieve tekst: zender wil informatie overbrengen, iets meedelen. Doel is bereikt als de
ontvanger de informatie krijgt. Bv documentaire.
- Persuasieve tekst: lezer of toeschouwer overtuigen. Bv reclame
- Opiniërende tekst: zender wil zijn mening of standpunt geven. Bv reviews.
- Prescriptieve tekst: zender wil uitleggen hoe hij iets moet doen. Bv recept.
- Narratieve tekst: zender wil gebeurtenissen verhalend weergeven. Bv blog.
- Argumentatieve tekst: zender wil argumenten geven ter ondersteuning van zijn mening. Bv
betoog.
Naast het hoofddoel, zijn er ook nevendoelen waaraan de zender werkt.
9 vragen bij communicatieve situatie:
- Wie is de zender
- Wat is de boodschap
- Waarover gaat de boodschap
- Wie is de ontvanger
- Met welk doel stuurt men de boodschap
- Hoe wordt er gecommuniceerd (code)
- In welke context
- Wat is het kanaal
- Wat is het effect
V OORWAARDEN VAN GOEDE COMMUNICATIE
- Aantrekkelijk: lokkend genoeg om er aandacht aan te besteden bv mooie lay-out.
- Correct: vorm als inhoud moet correct zijn. bv foute datum zorgt voor problemen,
onbetrouwbare info.
- Duidelijk: zender moet boodschap begrijpen bv zelfde taal.