Musculoskeletale kinesitherapie
Schouder
H2: Anatomie
Schoudergordel = sternum, clavicula, scapula en humerus
Gewrichten:
● Glenohumeraal
● Sternoclaviculair
● Acromioclaviculair
● Scapulothoracaal glijvlak
De grote mobiliteit van de schouder is enkel te bereiken wanneer al deze botstukken en gewrichten
samenwerken.
Het glenohumerale gewricht
Soort gewricht: kogelgewricht
Partners: glenoid en humeruskop
Kraakbeen: beide partners
Het glenoid is veel kleiner dan de humeruskop en ovaal van vorm. De humeruskop is 3 keer groter dan de
cavitas glenoidalis. De diameter is het grootste in verticale richting, wat het peervormig maakt. Door deze
vorm krijgen we een grote mobiliteit, die nog eens vergroot wordt door de gelijktijdige bewegingen van de
scapula.
Het labrum zorgt voor het verder uitdiepen van het glenoid, waardoor de diepte met 50% toeneemt. Het
labrum is iets minder sterk gehecht aan de bovenzijde, en sterker aan de onderzijde van het glenoid.
,Functies glenoid:
● Het vergroten van het contactoppervlak tussen humeruskop en glenoid
● Bijdragen tot het ‘visco-elastische aanzuigeffect’ (inclusief een intra-articulaire negatieve druk)
● Aanhechting van stabiliserende structuren (kapsel, glenohumerale ligamenten, M. Biceps brachii caput
longum
Men heeft mechanoreceptoren in het labrum gevonden, wat erop zou kunnen wijzen dat het labrum
proprioceptieve feedback geeft en dus een dynamische bijdrage heeft aan de stabiliteit van het gewricht.
Hoek tussen humeruskop en schacht: 130°
Richting humeruskop: 30° naar achter (cavitas glenoidalis is naar anterieur gericht)
De discongruentie van de gewrichtsvlakken wordt opgevangen door het gewrichtskapsel, het labrum, de
ligamenten en de spieren
Capsula glenohumeralis (gewrichtskapsel) bestaat uit bindweefsel en is aan de binnenzijde bekleed met
synovia.
● Aanhechting: aan buitenzijde labrum en rond collum anatomicum op humerus
● Kenmerken: bijzonder soepel (hierdoor is het schoudergewricht heel beweeglijk)
Collum anatomicum
Ligamenten die het kapsel versterken:
● Ligamentum coracohumerale: proc. coracoideus tot tuberculum majus
● Ligamentum glenohumerale: 3 delen, van glenoid tot tuberculum minus
● Ligamentum transversum: tuberculum majus naar tuberculum minus, over de intertuberculaire groeve
(en dus over het caput longum van de M. Biceps Brachii)
,Verschillende diktes van het glenohumerale kapsel:
Over het algemeen is het vrij dun (<1mm), maar er zijn enkele verdikkingen.
Rotatorinterval: de rotatorkabel in het rotatorinterval wordt beschreven als een sikkelvormig gebied op de
insertieplaats van de supra- en infraspinatus. Deze regio is verdikt, vermoedelijk om de krachten van deze 2
spieren over te brengen. Het heeft ook een beschermende rol, het zal voorkomen dat de
aanhechtingsplaats van de spieren beschadigd wordt
Rotatorinterval = een anatomisch gebied in het anterosuperieure aspect van het glenohumerale gewricht
dat een complexe interactie vertegenwoordigt van de vezels van het coracohumerale ligament, het
superieure glenohumerale ligament, het glenohumerale gewrichtskapsel en de supraspinatus- en
subscapularispezen.
De verdikkingen dienen ook als aanhechtingsplaats voor de
rotatorcuff.
Statische stabilisatoren van glenohumeraal gewricht:
● Labrum
● Ligamenten
● Kapsel
Men vermoedt dat rotatorcuff rupturen die ook de rotatorkabel aantasten, een verhoogd risico lopen op
herval na een letsel.
Rotatorkabel = een halfronde verdikking
van het glenohumerale gewrichtskapsel.
Hij loopt tussen de tuberculi van de
humerus en verweeft zich met de pezen
van de supra- en infraspinatusspier. De
rotatorkabel verankert deze pezen aan
de tuberculi en speelt de rol van een
hangbrug.
, Dynamische stabiliteit:
● Rotatorcuff: supraspinatus, infraspinatus, teres minor, subscapularis
● Deltoideus zal de voor-, achter-, en zijkant van de schouder bedekken
○ Vertrekt aan de onderzijde van de spina scapulae, acromion en laterale deel van
clavicula en gaat naar tuberculum deltoideum op humerus → hierdoor heeft de spier
een grote hefboom
○ Functie abductie, endorotatie, exorotatie, anteflexie en retroflexie
De rotatorcuffspieren vertrekken lateraal op de humeruskop en vloeien samen met het fibreuze
glenohumerale gewrichtskapsel, maar ook met elkaar.
● Posterieur: supraspinatus, infraspinatus en teres minor zullen zich net voor hun aanhechting op de
tuberculum majus humeri verenigen
● Anterieur: supraspinatus en subscapularis zullen samen een schede vormen die de lange kop van de
biceps zal omhullen in de bicipitale groeve
De Biceps Brachii caput longum maakt een grote bocht van spierbuik tot aanhechting, vooral met de arm in
neutrale positie. Deze regio is dan ook vaak de plaats van tendinopathieën.
Schouder
H2: Anatomie
Schoudergordel = sternum, clavicula, scapula en humerus
Gewrichten:
● Glenohumeraal
● Sternoclaviculair
● Acromioclaviculair
● Scapulothoracaal glijvlak
De grote mobiliteit van de schouder is enkel te bereiken wanneer al deze botstukken en gewrichten
samenwerken.
Het glenohumerale gewricht
Soort gewricht: kogelgewricht
Partners: glenoid en humeruskop
Kraakbeen: beide partners
Het glenoid is veel kleiner dan de humeruskop en ovaal van vorm. De humeruskop is 3 keer groter dan de
cavitas glenoidalis. De diameter is het grootste in verticale richting, wat het peervormig maakt. Door deze
vorm krijgen we een grote mobiliteit, die nog eens vergroot wordt door de gelijktijdige bewegingen van de
scapula.
Het labrum zorgt voor het verder uitdiepen van het glenoid, waardoor de diepte met 50% toeneemt. Het
labrum is iets minder sterk gehecht aan de bovenzijde, en sterker aan de onderzijde van het glenoid.
,Functies glenoid:
● Het vergroten van het contactoppervlak tussen humeruskop en glenoid
● Bijdragen tot het ‘visco-elastische aanzuigeffect’ (inclusief een intra-articulaire negatieve druk)
● Aanhechting van stabiliserende structuren (kapsel, glenohumerale ligamenten, M. Biceps brachii caput
longum
Men heeft mechanoreceptoren in het labrum gevonden, wat erop zou kunnen wijzen dat het labrum
proprioceptieve feedback geeft en dus een dynamische bijdrage heeft aan de stabiliteit van het gewricht.
Hoek tussen humeruskop en schacht: 130°
Richting humeruskop: 30° naar achter (cavitas glenoidalis is naar anterieur gericht)
De discongruentie van de gewrichtsvlakken wordt opgevangen door het gewrichtskapsel, het labrum, de
ligamenten en de spieren
Capsula glenohumeralis (gewrichtskapsel) bestaat uit bindweefsel en is aan de binnenzijde bekleed met
synovia.
● Aanhechting: aan buitenzijde labrum en rond collum anatomicum op humerus
● Kenmerken: bijzonder soepel (hierdoor is het schoudergewricht heel beweeglijk)
Collum anatomicum
Ligamenten die het kapsel versterken:
● Ligamentum coracohumerale: proc. coracoideus tot tuberculum majus
● Ligamentum glenohumerale: 3 delen, van glenoid tot tuberculum minus
● Ligamentum transversum: tuberculum majus naar tuberculum minus, over de intertuberculaire groeve
(en dus over het caput longum van de M. Biceps Brachii)
,Verschillende diktes van het glenohumerale kapsel:
Over het algemeen is het vrij dun (<1mm), maar er zijn enkele verdikkingen.
Rotatorinterval: de rotatorkabel in het rotatorinterval wordt beschreven als een sikkelvormig gebied op de
insertieplaats van de supra- en infraspinatus. Deze regio is verdikt, vermoedelijk om de krachten van deze 2
spieren over te brengen. Het heeft ook een beschermende rol, het zal voorkomen dat de
aanhechtingsplaats van de spieren beschadigd wordt
Rotatorinterval = een anatomisch gebied in het anterosuperieure aspect van het glenohumerale gewricht
dat een complexe interactie vertegenwoordigt van de vezels van het coracohumerale ligament, het
superieure glenohumerale ligament, het glenohumerale gewrichtskapsel en de supraspinatus- en
subscapularispezen.
De verdikkingen dienen ook als aanhechtingsplaats voor de
rotatorcuff.
Statische stabilisatoren van glenohumeraal gewricht:
● Labrum
● Ligamenten
● Kapsel
Men vermoedt dat rotatorcuff rupturen die ook de rotatorkabel aantasten, een verhoogd risico lopen op
herval na een letsel.
Rotatorkabel = een halfronde verdikking
van het glenohumerale gewrichtskapsel.
Hij loopt tussen de tuberculi van de
humerus en verweeft zich met de pezen
van de supra- en infraspinatusspier. De
rotatorkabel verankert deze pezen aan
de tuberculi en speelt de rol van een
hangbrug.
, Dynamische stabiliteit:
● Rotatorcuff: supraspinatus, infraspinatus, teres minor, subscapularis
● Deltoideus zal de voor-, achter-, en zijkant van de schouder bedekken
○ Vertrekt aan de onderzijde van de spina scapulae, acromion en laterale deel van
clavicula en gaat naar tuberculum deltoideum op humerus → hierdoor heeft de spier
een grote hefboom
○ Functie abductie, endorotatie, exorotatie, anteflexie en retroflexie
De rotatorcuffspieren vertrekken lateraal op de humeruskop en vloeien samen met het fibreuze
glenohumerale gewrichtskapsel, maar ook met elkaar.
● Posterieur: supraspinatus, infraspinatus en teres minor zullen zich net voor hun aanhechting op de
tuberculum majus humeri verenigen
● Anterieur: supraspinatus en subscapularis zullen samen een schede vormen die de lange kop van de
biceps zal omhullen in de bicipitale groeve
De Biceps Brachii caput longum maakt een grote bocht van spierbuik tot aanhechting, vooral met de arm in
neutrale positie. Deze regio is dan ook vaak de plaats van tendinopathieën.