Eindeisen week 4
Begrippen:
Hormoon: hormonen zijn signaal moleculen die kunnen binden aan cel surface receptoren en
hebben dus de functe an een ligand: het binden aan een receptor om een cascade aan reactes op
gang te brengen. Hormonale stmulate in spiercellen erwekt door cAMP wat leidt tot het maken
an glycogeen.
Neurotransmiters: signaalstofen die in het zenwstelsel in de synapsen zenuwimpulsen o erdraagt
aan motorische of sensorische zenuwcellen. Neurale stmulate in spiercellen erwekt door Ca2+ wat
leidt tot het afreken an glycogeen.
Autocrien: het doorge en an signaalstofen aan zichzelf. Zelf stmulate
Paracrien: het doorge en an extra cellulaire signalen aan aangrenzende cellen
Endocrien: het doorge en an extra cellulaire signalen ia het bloedbaan naar distant target
receptoren op andere cellen.
Receptor: receptor is het deel waaraan het ligand kan binden om zo een intracellulair signaal op te
wekken en een reeks aan reactes op gang kan komen.
Ligand: ligand is het deel dat aan de receptor zal binden om zo een signaal / reacte in de cel op te
wekken.
Agonist: agonisten zijn stofen die de werking an neurotransmiters of hormonen stmuleren.
Antagonist: stofen die een remmende werking hebben.
Second messengers: intracellulaire signaal moleculen die zorgen oor de fysische eranderingen
zoals mitose, het openen an kanalen. Je hebt hydrofobe, hydrofele cAMP b ) en gas-achtge
second messengers NO).
GTP-ase schakeleiwiten / G-proteïne: het G-eiwit is een grote superfamilie aan eiwiten. ooral te
maken met het GPCR complex. G-eiwiten zijn oornamelijk de brug tussen de receptor en het
efector eiwiten en brengt zo dus een cascade aan de gang. ooral te maken met metabolsime.
Bestaat uit 2 delen. een alfa deel en een beta/lambda deel. Dit laatste is wat GTP bindt om actef te
zijn en om een cascade te starten aan reactes.
Ras-eiwiten: Ras eiwiten zijn moleculaire schakelaars die signaalketens controleren zoals
proliferate en diferentate. Als dit eiwit een mutate be at kan deze ongecontroleerd actef blij en
en dus de reacte die erna komen op actef houden terwijl dat niet gewild is.
Proteine kinase: oorbeelden an proteine kinasen zijn PKA, PKC en PKG. Protein kinasen
fosforyleren het target eiwit, meestal een enzym, wat het eiwit actef maakt door het toe oegen an
een fosfaat groep meestal uit ATP, anders GTP). PKC zal binden aan calcium ionen die in het cytosol
terecht zijn gekomen mb IP3. PKC zal tegelijkertjd binden aan DAG om er olgens substraten te
fosforyleren zoals enzymen of dergelijken.
Begrippen:
Hormoon: hormonen zijn signaal moleculen die kunnen binden aan cel surface receptoren en
hebben dus de functe an een ligand: het binden aan een receptor om een cascade aan reactes op
gang te brengen. Hormonale stmulate in spiercellen erwekt door cAMP wat leidt tot het maken
an glycogeen.
Neurotransmiters: signaalstofen die in het zenwstelsel in de synapsen zenuwimpulsen o erdraagt
aan motorische of sensorische zenuwcellen. Neurale stmulate in spiercellen erwekt door Ca2+ wat
leidt tot het afreken an glycogeen.
Autocrien: het doorge en an signaalstofen aan zichzelf. Zelf stmulate
Paracrien: het doorge en an extra cellulaire signalen aan aangrenzende cellen
Endocrien: het doorge en an extra cellulaire signalen ia het bloedbaan naar distant target
receptoren op andere cellen.
Receptor: receptor is het deel waaraan het ligand kan binden om zo een intracellulair signaal op te
wekken en een reeks aan reactes op gang kan komen.
Ligand: ligand is het deel dat aan de receptor zal binden om zo een signaal / reacte in de cel op te
wekken.
Agonist: agonisten zijn stofen die de werking an neurotransmiters of hormonen stmuleren.
Antagonist: stofen die een remmende werking hebben.
Second messengers: intracellulaire signaal moleculen die zorgen oor de fysische eranderingen
zoals mitose, het openen an kanalen. Je hebt hydrofobe, hydrofele cAMP b ) en gas-achtge
second messengers NO).
GTP-ase schakeleiwiten / G-proteïne: het G-eiwit is een grote superfamilie aan eiwiten. ooral te
maken met het GPCR complex. G-eiwiten zijn oornamelijk de brug tussen de receptor en het
efector eiwiten en brengt zo dus een cascade aan de gang. ooral te maken met metabolsime.
Bestaat uit 2 delen. een alfa deel en een beta/lambda deel. Dit laatste is wat GTP bindt om actef te
zijn en om een cascade te starten aan reactes.
Ras-eiwiten: Ras eiwiten zijn moleculaire schakelaars die signaalketens controleren zoals
proliferate en diferentate. Als dit eiwit een mutate be at kan deze ongecontroleerd actef blij en
en dus de reacte die erna komen op actef houden terwijl dat niet gewild is.
Proteine kinase: oorbeelden an proteine kinasen zijn PKA, PKC en PKG. Protein kinasen
fosforyleren het target eiwit, meestal een enzym, wat het eiwit actef maakt door het toe oegen an
een fosfaat groep meestal uit ATP, anders GTP). PKC zal binden aan calcium ionen die in het cytosol
terecht zijn gekomen mb IP3. PKC zal tegelijkertjd binden aan DAG om er olgens substraten te
fosforyleren zoals enzymen of dergelijken.
