Doelgroep analyse peuter
Leeftijd 2-4 jaar oud
Cognitieve ontwikkeling
De peuter zit in de pre- operationele fase. Een peuter denkt magisch, concreet en in
symbolen. Hij weet geen verschil tussen oorzaak en gevolg en heeft geen tijd en
tijdsbesef. Ze hebben animistische houding ten opzichte van de wereld. Ze kunnen
nog geen onderscheid maken tussen de werkelijkheid en fantasie. De peuter heeft ook
een grote exploratie drang. Peuters leren door te doen en te ervaren.
Taalontwikkeling
De peuters zitten op het gebied van taal in differentiatiefase. De peuter gebruikt
woordencombinaties en begrijpt eenvoudige aanwijzingen. Eerst maakt de peuter 2
woordzinnen zoals pop stout. Na verloop van tijd word dit drie woordszinnen.
Langzaamaan begrijpt de peuter regels van taal en begint deze ook toe te passen. Hij
probeert verschil aan te geven tussen enkelvoud en meervoud. Een peuter van 22
maanden weet gemiddeld 22 woorden en een peuter van 48 maanden kent er wel
1540 woorden. Vaak verzint de peuter zelf woorden omdat zijn/haar woordenschat nog
niet groot genoeg is.
Lichamelijke ontwikkeling
De peuter gaat steeds langzamer groeien. Hij krijgt er per jaar 8-10 cm bij en
ongeveer 3 kg per jaar. Hij groeit voornamelijk in de breedte. Doordat het groeitempo
in de lengte afneemt, vermindert ook de eetlust. De peuter ontwikkelt zich vooral in de
grove motoriek. Ze leren lopen, klimmen, rennen maar ook gooien met een bal ,
trappen tegen een bal of een bal vangen. De fijne motoriek blijft achter. Een peuter
kan en wil vaak zijn sluitspieren beheersen. Een peuter is vaak tussen z’n 2e en 3e
overdag zindelijk en tussen de 2.5 en 4.5 jaar ‘s nachts zindelijk.
Sociale emotionele ontwikkeling
De peuter krijgt langzamerhand het ik-besef en wordt egocentrisch. Hij ontdekt dat hij
een onafhankelijk persoontje is en wil zelf besluiten nemen.. Een peuter raakt hierdoor
vaak zo erg vol van zichzelf dat hij egocentrisch wordt. In zijn denken en doen is er
geen ruimte voor andere. Hij kan zich dan ook niet verplaatsen in een ander. Dit alles
maakt een peuter vaak erg koppig en krijgt de peuter een driftbui als hij zijn zin niet
krijgt. Een peuter weet zich nog geen raad met emoties en krijgt hierdoor een driftbui.
Een driftbui kan bestaan uit gillen, bijten en/of slaan. Ook kan een peuter driftig
worden wanneer iets niet lukt of iets niet mag. De koppigheidsfase wordt ook wel een
de peuterpubertijd genoemd
Een peuter ontwikkelt rond 3 jaar een geweten. Het kind weet dan wat goed en slecht
is maar kan nog niet goed in zien waarom iets goed of slecht is. Doordat peuter
egocentrisch is kan hij nog niet goed samenspelen of delen. De peuter speelt het liefst
solitair of parrarel. Rond 3e levensjaar verandert dat. Dan gaat hij samen spelen met
anderen kinderen.
Seksuele ontwikkeling
Op de peuterleeftijd ontdekken kinderen dat er verschil is tussen een jongen en een
meisje. Zij willen dan ook verder zoeken wat het verschil is. Ze bekijken en
onderzoeken hun eigen lichaam en die van anderen. Ze stellen op deze leeftijd ook al
vragen over waar zij vandaan komen. Deze lust in deze fase is gekoppeld aan het
zindelijk worden. De peuter moet leren om zijn ontlasting op te houden en op
bepaalde tijden naar het toilet te gaan. Dit kan onlustgevoelens opleveren. Zo kunnen
peuters bijvoorbeeld bang zijn voor het toilet. Maar het kind kan ook lust gevoelens
Leeftijd 2-4 jaar oud
Cognitieve ontwikkeling
De peuter zit in de pre- operationele fase. Een peuter denkt magisch, concreet en in
symbolen. Hij weet geen verschil tussen oorzaak en gevolg en heeft geen tijd en
tijdsbesef. Ze hebben animistische houding ten opzichte van de wereld. Ze kunnen
nog geen onderscheid maken tussen de werkelijkheid en fantasie. De peuter heeft ook
een grote exploratie drang. Peuters leren door te doen en te ervaren.
Taalontwikkeling
De peuters zitten op het gebied van taal in differentiatiefase. De peuter gebruikt
woordencombinaties en begrijpt eenvoudige aanwijzingen. Eerst maakt de peuter 2
woordzinnen zoals pop stout. Na verloop van tijd word dit drie woordszinnen.
Langzaamaan begrijpt de peuter regels van taal en begint deze ook toe te passen. Hij
probeert verschil aan te geven tussen enkelvoud en meervoud. Een peuter van 22
maanden weet gemiddeld 22 woorden en een peuter van 48 maanden kent er wel
1540 woorden. Vaak verzint de peuter zelf woorden omdat zijn/haar woordenschat nog
niet groot genoeg is.
Lichamelijke ontwikkeling
De peuter gaat steeds langzamer groeien. Hij krijgt er per jaar 8-10 cm bij en
ongeveer 3 kg per jaar. Hij groeit voornamelijk in de breedte. Doordat het groeitempo
in de lengte afneemt, vermindert ook de eetlust. De peuter ontwikkelt zich vooral in de
grove motoriek. Ze leren lopen, klimmen, rennen maar ook gooien met een bal ,
trappen tegen een bal of een bal vangen. De fijne motoriek blijft achter. Een peuter
kan en wil vaak zijn sluitspieren beheersen. Een peuter is vaak tussen z’n 2e en 3e
overdag zindelijk en tussen de 2.5 en 4.5 jaar ‘s nachts zindelijk.
Sociale emotionele ontwikkeling
De peuter krijgt langzamerhand het ik-besef en wordt egocentrisch. Hij ontdekt dat hij
een onafhankelijk persoontje is en wil zelf besluiten nemen.. Een peuter raakt hierdoor
vaak zo erg vol van zichzelf dat hij egocentrisch wordt. In zijn denken en doen is er
geen ruimte voor andere. Hij kan zich dan ook niet verplaatsen in een ander. Dit alles
maakt een peuter vaak erg koppig en krijgt de peuter een driftbui als hij zijn zin niet
krijgt. Een peuter weet zich nog geen raad met emoties en krijgt hierdoor een driftbui.
Een driftbui kan bestaan uit gillen, bijten en/of slaan. Ook kan een peuter driftig
worden wanneer iets niet lukt of iets niet mag. De koppigheidsfase wordt ook wel een
de peuterpubertijd genoemd
Een peuter ontwikkelt rond 3 jaar een geweten. Het kind weet dan wat goed en slecht
is maar kan nog niet goed in zien waarom iets goed of slecht is. Doordat peuter
egocentrisch is kan hij nog niet goed samenspelen of delen. De peuter speelt het liefst
solitair of parrarel. Rond 3e levensjaar verandert dat. Dan gaat hij samen spelen met
anderen kinderen.
Seksuele ontwikkeling
Op de peuterleeftijd ontdekken kinderen dat er verschil is tussen een jongen en een
meisje. Zij willen dan ook verder zoeken wat het verschil is. Ze bekijken en
onderzoeken hun eigen lichaam en die van anderen. Ze stellen op deze leeftijd ook al
vragen over waar zij vandaan komen. Deze lust in deze fase is gekoppeld aan het
zindelijk worden. De peuter moet leren om zijn ontlasting op te houden en op
bepaalde tijden naar het toilet te gaan. Dit kan onlustgevoelens opleveren. Zo kunnen
peuters bijvoorbeeld bang zijn voor het toilet. Maar het kind kan ook lust gevoelens
