1
H15 Blood flow and blood pressure control
CONTEXT
Perfusion = homeostatic regulation of the CVS maintains blood flow
to the heart and the brain
Failing cvs, decrease in blood pressure vasovagal syncope
Arterien dukreservoir behoudt bloedstroom tijdens ventrikelrelaxatie.
Stretchen uit bij ventrikelsystole en slagen druk op in elastische wand.
Elastische recoil stuurt bloed voorwaarts in het systeem.
Arteriolen creeëren variabele weerstand voor bloedstroom naar
individuele weefsels, constricteren of dilateren selectief per weefsel.
Diameter wordt bepaald door O2 conc., autonoom zenuwstelsel en
hormonen.
Sommige vertakken in metarteriolen, bloed kan dan twee wegen op:
1) Bij relaxed precapillaire sphincters bloed door aangrenzende
capillairbed
2) Bij constricted “ bloed direct in veneuze baan, bypasses capillaire
1) 2)
Capillairen kleinste bloedvaten in het systeem. Epithelium laat
uitwisseling van materialen tussen plasma, interstitiële vloeistof en de
lichaamscellen.
Venulen klein aantal uitwisseling stoffen tussen bloed en interstitiële
vloeistof
, 2
H15 Blood flow and blood pressure control
Venen volumereservoir voor stroming bloed naar rechterhelft hart,
bevatten 60% van bloedvolume in het circulatoir systeem. Liggen dichter
tegen de huid van het lichaam, blauwkleurige lijnen. Kleppen zorgen voor
een éénrichtingsstroming. Wanneer de spieren de venen compressen,
wordt bloed naar het hart geduwd.
Microcirculatie arteriolen, capillairen en venulen
BLOEDVATEN
De buitenkant van een bloedvat bestaat uit lagen:
Fibreus bindweefsel (buitenste)
Glad spierweefsel :
o vasculair smooth muscle
o circulair of spiraalwijze lagen
o vasoconstrictie & vasodilatatie
o continue partiële contractie tonuw
o afhankelijk van Ca2+ influx
o neurotransmitters, hormonen, paracriene signalen
beinvloeden tonus
Elastisch bindweefsel
De binnenkant bevat : endothelium
Tunica intima endothelium + elastisch bindweefsel
Dikte van gladspierweefsel en bindweefsels variëren
Arteriën :
stijve wandlagen
elastische vezels slagen energie
voor stretching op, laten vrij door
elastic recoil
bloedstroom divergeert in smallere
arteriën dus wand wordt minder
elastisch en meer spierrijk
, 3
H15 Blood flow and blood pressure control
Arteriolen :
vooral glad spierweefsellaag
metarteriolen : gedeeltelijk met
spierweefsel
Capillairen:
platte laag endothelium gesteund
door de basale lamina
geen andere lagen, voor de
uitwisseling te faciliteren
pericyten vormen laag tussen endothelium en interstitiële vloeistof
o bepalen dichtheid v capillairen
o secreteren factoren die cap. groei beïnvloeden
o bloed – hersen-en retina barriere
Venulen:
epithelium en fibreus bindweefsel
bij grote : beetje spierweefsel
Venen:
steeds groter in diameter bij nadering hart
in vena cava zijn er geen kleppen
meer in aantal en groter in diamater
tov arteriën
dunnere wanden tov arteriën
minder elastisch tov arteriën
Drawning blood
= venipuncture
Gebruik van een drukband voor druk op de vaten te krijgen
Druk op niet diep liggende, lage druk venen
Bloed naar oppervlakkige venen
Angiogenesis
= proces van aanmaak nieuwe bloedvaten
Belang:
Voor normale ontwikkeling bij kinderen
Voor wondheling bij volwassenen
Bij uithoudingstraining voor hart en skeletspier bloedstroming
Placentaontwikkeling tijdens zwangerschap
Aanmaak van baarmoederslijmvlies na menstruatie
Controlled by angiogenic and antiangiogenic grow factors:
Bevatten vascular endothelial growth factor (VEGF) en fibroblast
growth factor (FGF) promoten angiogenese
H15 Blood flow and blood pressure control
CONTEXT
Perfusion = homeostatic regulation of the CVS maintains blood flow
to the heart and the brain
Failing cvs, decrease in blood pressure vasovagal syncope
Arterien dukreservoir behoudt bloedstroom tijdens ventrikelrelaxatie.
Stretchen uit bij ventrikelsystole en slagen druk op in elastische wand.
Elastische recoil stuurt bloed voorwaarts in het systeem.
Arteriolen creeëren variabele weerstand voor bloedstroom naar
individuele weefsels, constricteren of dilateren selectief per weefsel.
Diameter wordt bepaald door O2 conc., autonoom zenuwstelsel en
hormonen.
Sommige vertakken in metarteriolen, bloed kan dan twee wegen op:
1) Bij relaxed precapillaire sphincters bloed door aangrenzende
capillairbed
2) Bij constricted “ bloed direct in veneuze baan, bypasses capillaire
1) 2)
Capillairen kleinste bloedvaten in het systeem. Epithelium laat
uitwisseling van materialen tussen plasma, interstitiële vloeistof en de
lichaamscellen.
Venulen klein aantal uitwisseling stoffen tussen bloed en interstitiële
vloeistof
, 2
H15 Blood flow and blood pressure control
Venen volumereservoir voor stroming bloed naar rechterhelft hart,
bevatten 60% van bloedvolume in het circulatoir systeem. Liggen dichter
tegen de huid van het lichaam, blauwkleurige lijnen. Kleppen zorgen voor
een éénrichtingsstroming. Wanneer de spieren de venen compressen,
wordt bloed naar het hart geduwd.
Microcirculatie arteriolen, capillairen en venulen
BLOEDVATEN
De buitenkant van een bloedvat bestaat uit lagen:
Fibreus bindweefsel (buitenste)
Glad spierweefsel :
o vasculair smooth muscle
o circulair of spiraalwijze lagen
o vasoconstrictie & vasodilatatie
o continue partiële contractie tonuw
o afhankelijk van Ca2+ influx
o neurotransmitters, hormonen, paracriene signalen
beinvloeden tonus
Elastisch bindweefsel
De binnenkant bevat : endothelium
Tunica intima endothelium + elastisch bindweefsel
Dikte van gladspierweefsel en bindweefsels variëren
Arteriën :
stijve wandlagen
elastische vezels slagen energie
voor stretching op, laten vrij door
elastic recoil
bloedstroom divergeert in smallere
arteriën dus wand wordt minder
elastisch en meer spierrijk
, 3
H15 Blood flow and blood pressure control
Arteriolen :
vooral glad spierweefsellaag
metarteriolen : gedeeltelijk met
spierweefsel
Capillairen:
platte laag endothelium gesteund
door de basale lamina
geen andere lagen, voor de
uitwisseling te faciliteren
pericyten vormen laag tussen endothelium en interstitiële vloeistof
o bepalen dichtheid v capillairen
o secreteren factoren die cap. groei beïnvloeden
o bloed – hersen-en retina barriere
Venulen:
epithelium en fibreus bindweefsel
bij grote : beetje spierweefsel
Venen:
steeds groter in diameter bij nadering hart
in vena cava zijn er geen kleppen
meer in aantal en groter in diamater
tov arteriën
dunnere wanden tov arteriën
minder elastisch tov arteriën
Drawning blood
= venipuncture
Gebruik van een drukband voor druk op de vaten te krijgen
Druk op niet diep liggende, lage druk venen
Bloed naar oppervlakkige venen
Angiogenesis
= proces van aanmaak nieuwe bloedvaten
Belang:
Voor normale ontwikkeling bij kinderen
Voor wondheling bij volwassenen
Bij uithoudingstraining voor hart en skeletspier bloedstroming
Placentaontwikkeling tijdens zwangerschap
Aanmaak van baarmoederslijmvlies na menstruatie
Controlled by angiogenic and antiangiogenic grow factors:
Bevatten vascular endothelial growth factor (VEGF) en fibroblast
growth factor (FGF) promoten angiogenese