Zorgvrager met urologische problemen
Introductie
Centraal = ZV met urologische problemen
25% v/d zorgvragers krijgen voor korte of lange termijn een verblijfskatheter/ sonde
Belangrijk:
- Richtlijn is geen aanwijzing om iets wel of niet te doen
- Belangrijk blijft het klinisch oog en het klinisch redeneren van de verpleegkundige om de evidentie toe
te passen in de praktijk!!
Dwarslaesie
Opbouw van de wervelkolom:
- 7 cervicale wervels
- 12 thoracale wervels
- 5 lumbale wervels
- 5 sacrale wervels
- Staartbeengedeelte
Ruggenmerg:
- Tweerichtingsverkeer d.m.v. banen tussen de hersenen en de blaas:
o Sensoriek: vullingsgraad van de blaas
o Motoriek: aansturen van de interne/externe sfincter van de blaas
- In hersenen wordt er nagegaan wat de vulling van mijn blaas is
- Als de nieren werken => blaas wordt opengetrokken door urine => werken op de sfincter om te
beslissen of je kan plassen of niet
Dwarslaesie = beschadiging van het ruggenmerg
- Stoornis in de ‘communicatie’ tussen twee locaties (blaas/hersenen)
- Ruggenmerg is geraakt – je kan geen regulatie hebben want er kan niks van boven naar beneden of
omgekeerd
Onderscheid tussen:
- Tetraplegie: letsel situeert zich hoger dan T2: tussen hoofd en start van schouders
o Armen niet gebruiken
- Paraplegie: letsel situeert zich lager dan T2: onder start van schouder
o Armen wel kunnen gebruiken en kan zich zelf leren sonderen
Onderscheid tussen:
- Complete dwarslaesie: er gaat geen enkele prikkel door van boven naar beneden en omgekeerd
- Incomplete dwarslaesie: er is twijfel of er een prikkel naar boven of onder gaan
Concreet op urologisch vlak:
1
, - Uittredende perifere zenuwen naar de blaas zijn sacraal gesitueerd
- Geen informatie van de blaas naar de hersenen: volheid van de blaas
- Geen informatie van de hersenen naar de blaas: aansturen van de sfincter
Concreet op niet-urologisch vlak:
- Gestoorde reflexen onder de vorm van (urethra) spasmen: urethra klapt toe
- Darmlediging is verstoord: dagelijks manuele verwijdering is noodzakelijk
- Geimpacteerd
- Problemen met de bloeddrukregulatie
- Geen controle over de lichaamstemperatuur
- Lichaam neemt temp. van omgeving op
- Seksuele disfunctie
- Vaak bij patiënten met accidenten => tegenkomen op revalidatie
Normale urinelozing (NIET EXAM)
Progressieve vulling van de blaas
- Blaasreflex
o Rekreceptoren
o Signaal naar ruggenmerg en hersencortex (gevoel)
o Reflex: 2a
▪ Contractie detrusorspier (gladde spier in de
wand van de blaas)
Parasympatisch ZS
▪ Relaxatie interne sluitspier (glad spierweefsel)
Sympatisch ZS
- Controle door mictiecentrum in de hersenstam
o Onder invloed van de cortex (vrije wil)
o Inhibeert de reflex
o Controle van de externe sluitspier (skeletspierweefsel)
In rust vult de blaas zich – externe sfincter: staat onder invloed van wil
Hoe groter u letsel, hoe groter de uitval!
Slappe versus reflexblaas
- Urineproductie blijft doorgaan
- Blaas vult zich
- Reflexblaas: - Slappe blaas:
o Reflexboog is niet beschadigd o Ruggenmerg ook beschadigd
o Reflexmatig antwoord kan o Reflexboog is eveneens
uitgelokt worden beschadigd
o Geen katheterisatie nodig o Steeds moeten katheteriseren
o Je moet gaan sonderen
2
, - Spinale shockfase:
o Eerste fase na het ‘ongeval’
o Steeds een slappe blaas, afwachten!
o Na een ongeval heb je automatisch een
slappe blaas
o Reflexboog wel: nog gaan activeren anders
sonderen
Als je een ongeval hebt gehad, dan heb je automatisch een
slappe blaas – maar als u reflexboog intact is, dan kan je wel
u blaas activeren.
Motorische banen: gaan naar onder
Sensibele banen: gaan naar boven
Verpleegdiagnose: Urineretentie tgv dwarslaesie
Definitie:
- Iemand is niet in staat om de blaas te ledigen
- Nieren werken goed
Symptomen:
- Normale vochtinname
- Overvulling van de blaas: globus (=blaas vult zich en gaat over het pubisbeen) is zichtbaar
- Soms kleine urinelozingen (overloopincontinentie)
- Gevoel van volheid
- Dysurie
Urineretentie versus urineresidu:
- Bij een residu: Zorgvrager kan plassen, maar een deel van de urine blijft achter in de blaas
o Ik plas maar er blijft achter
o Meten: eerst laten plassen daarna katheter de rest weglaten lopen
- Normaal blijft ongeveer 10 ml achter in de blaas = normaal residu
- Te veel = gevaar voor stase en infectie
- Bij een retentie:
o Blaas kan wel vullen, maar niet ledigen
Begrippen
Algemene begrippen:
- Diurese: hoeveelheid urine die je aanmaakt per 24 u
- Urinedebiet: hoeveelheid urine die je plast per uur/ aantal ml per uur
- Vochtbalans: het vocht dat je inneemt, maar moet ook weggaan (urine, zweet)
- Urine: uitzicht? Helder, lichtgeel, ruikt niet, licht zuur
Termen ivm diurese:
3
Introductie
Centraal = ZV met urologische problemen
25% v/d zorgvragers krijgen voor korte of lange termijn een verblijfskatheter/ sonde
Belangrijk:
- Richtlijn is geen aanwijzing om iets wel of niet te doen
- Belangrijk blijft het klinisch oog en het klinisch redeneren van de verpleegkundige om de evidentie toe
te passen in de praktijk!!
Dwarslaesie
Opbouw van de wervelkolom:
- 7 cervicale wervels
- 12 thoracale wervels
- 5 lumbale wervels
- 5 sacrale wervels
- Staartbeengedeelte
Ruggenmerg:
- Tweerichtingsverkeer d.m.v. banen tussen de hersenen en de blaas:
o Sensoriek: vullingsgraad van de blaas
o Motoriek: aansturen van de interne/externe sfincter van de blaas
- In hersenen wordt er nagegaan wat de vulling van mijn blaas is
- Als de nieren werken => blaas wordt opengetrokken door urine => werken op de sfincter om te
beslissen of je kan plassen of niet
Dwarslaesie = beschadiging van het ruggenmerg
- Stoornis in de ‘communicatie’ tussen twee locaties (blaas/hersenen)
- Ruggenmerg is geraakt – je kan geen regulatie hebben want er kan niks van boven naar beneden of
omgekeerd
Onderscheid tussen:
- Tetraplegie: letsel situeert zich hoger dan T2: tussen hoofd en start van schouders
o Armen niet gebruiken
- Paraplegie: letsel situeert zich lager dan T2: onder start van schouder
o Armen wel kunnen gebruiken en kan zich zelf leren sonderen
Onderscheid tussen:
- Complete dwarslaesie: er gaat geen enkele prikkel door van boven naar beneden en omgekeerd
- Incomplete dwarslaesie: er is twijfel of er een prikkel naar boven of onder gaan
Concreet op urologisch vlak:
1
, - Uittredende perifere zenuwen naar de blaas zijn sacraal gesitueerd
- Geen informatie van de blaas naar de hersenen: volheid van de blaas
- Geen informatie van de hersenen naar de blaas: aansturen van de sfincter
Concreet op niet-urologisch vlak:
- Gestoorde reflexen onder de vorm van (urethra) spasmen: urethra klapt toe
- Darmlediging is verstoord: dagelijks manuele verwijdering is noodzakelijk
- Geimpacteerd
- Problemen met de bloeddrukregulatie
- Geen controle over de lichaamstemperatuur
- Lichaam neemt temp. van omgeving op
- Seksuele disfunctie
- Vaak bij patiënten met accidenten => tegenkomen op revalidatie
Normale urinelozing (NIET EXAM)
Progressieve vulling van de blaas
- Blaasreflex
o Rekreceptoren
o Signaal naar ruggenmerg en hersencortex (gevoel)
o Reflex: 2a
▪ Contractie detrusorspier (gladde spier in de
wand van de blaas)
Parasympatisch ZS
▪ Relaxatie interne sluitspier (glad spierweefsel)
Sympatisch ZS
- Controle door mictiecentrum in de hersenstam
o Onder invloed van de cortex (vrije wil)
o Inhibeert de reflex
o Controle van de externe sluitspier (skeletspierweefsel)
In rust vult de blaas zich – externe sfincter: staat onder invloed van wil
Hoe groter u letsel, hoe groter de uitval!
Slappe versus reflexblaas
- Urineproductie blijft doorgaan
- Blaas vult zich
- Reflexblaas: - Slappe blaas:
o Reflexboog is niet beschadigd o Ruggenmerg ook beschadigd
o Reflexmatig antwoord kan o Reflexboog is eveneens
uitgelokt worden beschadigd
o Geen katheterisatie nodig o Steeds moeten katheteriseren
o Je moet gaan sonderen
2
, - Spinale shockfase:
o Eerste fase na het ‘ongeval’
o Steeds een slappe blaas, afwachten!
o Na een ongeval heb je automatisch een
slappe blaas
o Reflexboog wel: nog gaan activeren anders
sonderen
Als je een ongeval hebt gehad, dan heb je automatisch een
slappe blaas – maar als u reflexboog intact is, dan kan je wel
u blaas activeren.
Motorische banen: gaan naar onder
Sensibele banen: gaan naar boven
Verpleegdiagnose: Urineretentie tgv dwarslaesie
Definitie:
- Iemand is niet in staat om de blaas te ledigen
- Nieren werken goed
Symptomen:
- Normale vochtinname
- Overvulling van de blaas: globus (=blaas vult zich en gaat over het pubisbeen) is zichtbaar
- Soms kleine urinelozingen (overloopincontinentie)
- Gevoel van volheid
- Dysurie
Urineretentie versus urineresidu:
- Bij een residu: Zorgvrager kan plassen, maar een deel van de urine blijft achter in de blaas
o Ik plas maar er blijft achter
o Meten: eerst laten plassen daarna katheter de rest weglaten lopen
- Normaal blijft ongeveer 10 ml achter in de blaas = normaal residu
- Te veel = gevaar voor stase en infectie
- Bij een retentie:
o Blaas kan wel vullen, maar niet ledigen
Begrippen
Algemene begrippen:
- Diurese: hoeveelheid urine die je aanmaakt per 24 u
- Urinedebiet: hoeveelheid urine die je plast per uur/ aantal ml per uur
- Vochtbalans: het vocht dat je inneemt, maar moet ook weggaan (urine, zweet)
- Urine: uitzicht? Helder, lichtgeel, ruikt niet, licht zuur
Termen ivm diurese:
3