Hoorcollege I – introductieles
Voorafgaande beschouwingen
• Eén verhaal over communicatiewetenschappen? 3 I’s
• Interdisciplinair (natuurwetenschappen, exact wetenschappen)
• Internationaal
• Intersectoreel (naast de academische wereld ook belangrijk dat je over de muren
kijkt, te raden gaan bij leerkrachten die dagdagelijks bezig zijn met het onderwerp).
• Wetenschap als slingerbeweging, geen lineaire vooruitgang, geen waarheidsaanspraken, er
zijn breuklijnen (wetenschap staat niet vast, soms grote stapen terug zetten eer je weer een
stap vooruit kan zetten. Het evolueert steeds door dat het telkens weer in vraag wordt
gesteld).
• En/en-benadering (altijd goed om altijd te streven naar en en benadering. Inzichten die
samenvloeien)
• Reflectie rond eigen positie als wetenschapper: wie spreekt/kijkt naar maatschappelijke
fenomenen? kijken naar hoe die persoon is. Je kan nooit met een volledig objectieve blik kan
kijken naar de wereld. Bepaalde blik hebben op zaken, dus alle lagen die een persoon zijn
identiteit bevat zal sws een beetje invloed hebben op de blik op een bepaalde materie.
• Westerse blik, mannelijke blik, Brusselse blik, …
• Scientia vincere tenebras
➔ “door wetenschap duisternis overwinnen” (om de duisterinis te overwinnen moet je
kennis vergaren en kritisch denken)
• Kennis, vrij onderzoek en kritisch denken
• Verlichting en humanisme
Communicatiewetenschappen
• Jong onderzoeksveld
• Moeilijke afbakening (open grenzen)
• Media en ICT veranderen snel
=> wat zullen centrale OV’s zijn in de toekomst?
• Enorme diversiteit en heterogeniteit van discipline
,Communicatiewetenschappen bevindt zich tussen interdisciplinaire wetenschappen en wel omlijnde
discipline.
Kritieken op eigenheid
• De communicatiewetenschappen hebben geen interne dynamiek, worden gedreven door
1. Ontwikkelingen in andere disciplines
• Een sociaalwetenschappelijke discipline die zich binnen de eigen muren
opsluit en geen bruggen naar andere disciplines meer slaat, lijkt hoe dan ook
tot sclerosering veroordeeld (we moeten binnen de
communicatiewetenschappen de grenzen van ons eigen veld continue
vrijhouden voor andere discipline anders is er kans op tunnelvisie).
2. Technologische ontwikkelingen
• Groei in onderzoek en in de academische uitbouw van CW lopen samen met
de opkomst van nieuwe technologieën
• The medium is the message (McLuhan) (het gaat niet allen om de inhoud van
de boodschap maar ook het medium waarmee het werd gebracht. Ieder
communicatiemiddel brengt zijn eigen stempel of invloed mee op de
betekenis van de boodschap).
• ‘Boom- of doom scenario’s’ en technologisch determinisme
• (boom: optimisch, benadrukken van positieve effecten) van nieuwe
communicatiemiddelen. Doom (pessimistisch, benadrukken van de
negatieve effecten van nieuwe communicatietechnologie).
• Determinisime: overtuiging dat technologie de drijvende kracht is en
maatschappelijke bepalingen kan veroorzaken.
3. Ethische vragen
• Macht en onmacht van de media: sociale cohesie of niet, impact op
maatschappij of niet
• ‘Moral panics’(morale maniek): welke invloed games/film/…hebben; censuur
(vb. fake news)
• Moralisme (vb. belang diversiteit)
• Complexe relatie tussen culturele en economische component van
communicatiewetenschappelijk onderzoek: vb. privacy; vrijheid van
meningsuiting
• ‘Bastaard’, ‘Koekoekskind’ of ‘moeder van alle wetenschappen’? (zou dingen stellen van
andere disciplines en geen eigenheid te hebben)
,Hoorcollege II: wetenschap als slingerbeweging:
verlichting, humanisme & postmoderniteit
Voorafgaande kritische reflectie
• Deze les/dit vak: gesitueerd perspectief
• Altijd vanuit een Westers/Eurocentrisch
perspectief
• Geschiedenis van het veld
= Europa en VSA (Thussu, 2009; Waisbord &
Mellado, 2014)
➔ Kritisch zijn!
• Geen universele waarheden (wat wij hier moderniteit noemen is elders anders
begrepen)
• Ingebed in historische en
koloniale contexten
• Bewustzijn hierrond, maar nodig
voor begrip van (ontwikkeling) veld
,Van moderniteit naar postmoderniteit
Moderniteit
1.1 Moderniteit als historische fase
• Historische periode: kwam tot stand in de 17e eeuw (Europees verlichtingsdenken) tot 1980s
• Centrale kenmerken
• Belang van rede/ratio (<-> geloof)
• De rede kwam in de plaats te staan van het geloof.
• Voordien werden alle filosofische levensvragen beantwoord door de bijbel te
raadplegen. Met de komst van de verlichting werd dat in het Westen
doorbroken en werd wetenschap belangrijker & neemt die positie in.
➔ ‘je pense donc je suis’ staat symbool voor de periode van de
verlichting
• Maakbaarheid van de maatschappij: we waren ervan overtuigd dat we als mens de
maatschappij iets konden bijbrengen/er iets aan veranderen.
• Humanisme: vrijheid, gelijkheid, broederschap (mensen worden centraal gesteld.
Daar moeten we in de samenleving naar streven om de mens te laten ontplooien en
betere samenleving te komen).
• Wereldbeeld (ons mens en maatschappij beeld werd vooral verklaard door
wetenschap
• Samenkomst van verschillende sociologische processen
, Moderniteit wordt gekenmerkt door een aantal sociologische processen:
• Secularisering
= de macht van de god (geloof) zwakt af en wordt langzaam vervangen door het menselijk
denken en de wetenschap
• Einde dominantie religieuze autoriteit (god is dood: Friedrich Nietsche)
• Nietsche → filosoof en zijn uitspraak was ‘god is dood’
• Geloof werd (langzaamaan) vervangen door rationeel wetenschappelijk denken
• Rationalisering
• Alles moest efficiënter verlopen, voorspelbaar zijn en er moest controle over het
proces zijn, “meten is weten”, …
• Kapitalisme
• Winstmaximalisatie en idee van vrije markt
• (Adam smith) was kritisch over het kapitalisme
• Industrialisering
• Machines om mens en dier te vervangen
• Technologische ontwikkelingen: ontginnen fossiele
brandstoffen, staalproductie en –bewerking, meer dan enkel landbouw (economie
draaide om veel meer dan enkel landbouw)
• Urbanisering (komst van steden; door rationalisering, bedrijven gingen verhuizen naar de
stad).
• Door industrialisering grootschalige verhuis van landelijk naar verstedelijkt gebied
• Toename bevolkingsdichtheid in steden
• Meer individualisme