H1: DE FILOSOFISCHE METHODE
6 LOGISCH ARGUMENTEREN
Premis = uitspraak/ aanname waarop een redenering gebouw is —> iets wat je als ‘waar’ aanneemt
zonder conclusie uit te trekken
Standpunt redelijk onderbouwen
Geen beroep doen op gezag, intuïtie of emotie
Wel: argumenten/ redenen geven voor een standpunt —> rede = beste weg naar waarheid
o Standpunt toegankelijk maken
o Anderen stemmen in met jouw argumenten —> argumentatie = logisch
Kunnen ook aanhalen dat bepaalde redenen niet zo redelijk zijn als je dacht
Aristoteles: Als je stelt dat alle mensen sterfelijk zijn en dat Socrates een mens is, dan volgt daar
noodzakelijk uit dat ook Socrates sterfelijk is.
Standpunt dienst afgedwongen te worden door redenen die je ervoor geeft
Kunst v redeneren = herkennen v een geldige gevolgtrekking uit verschillende stellingen
Logica: laat ons toe in dialoog te gaan —> laat toe om argumenten te testen op houdbaarheid
Zegt niks over de juistheid standpunt —> slechts een methode
6.1 FOUTE EN MISLEIDENDE REDENERINGEN
Vaak onbewust fouten maken
Worden niet makkelijk erkend
= DROGREDENERINGEN —> 2 categorieën
1. Formele drogredenen: fouten in het denken zelf
2. Informele drogredenen: gevolg v misleidingen in aannames, woordgebruik/ opzet
6.1.1 FOUTE REDENERINGEN (FOUTIEVE CONCLUSIES)
‘Post hoc ergo propter hoc’: na dit, dus door dit
o Verkeerd verband —> kan ook toeval zijn,…
‘Cum hoc ergo propter hoc’: met dit, dus door dit
Secundum quid: overhaaste generalisatie
Fallacia accidentis: algemene regel op concrete situatie toepassen
Omgekeerde gevolgtrekking: besluit trekken obv gevolgen
Petitio principii: cirkelredenering: hetgeen wat te bewijzen is, wordt reeds als bewezen
aangedragen
, Logica in filosofische redeneringen —> niet makkelijk te herkennen
Regel = volgt dat wat gezegd wordt, noodzakelijk uit datgene wat eerder werd beweerd?
6.1.2 MISLEIDENDE REDENERINGEN (FOUTIEVE ARGUMENTEN)
Informele drogredenen
Instemming vd meerderheid om discussie te beslechten
o Meerderheid wordt als waarheidsbron neergezet —> maar zij zijn wispelturig & niet
rationeel
Autoriteitsargumenten
Gebruik v emoties —> zelden waarheidsgetrouw
Instemming uit angst
o Medelijden, wraak, hoop
Op de man spelen ipv op de bal
Voornamelijk te maken met relaties tssn mensen
Soms ook te maken met misleidend taalgebruik
o Dubbelzinnig taalgebruik
6.2 SOCIAAL WERK IN WONDERLAND?
Redenering kan logisch kloppen, maar toch nergens op slaan
Redenering zelf = correct —> gebruikte aannames hebben geen inhoud
o Premissen zijn fout/leeg
Eis om logisch discours kan in een wereldvreemd & niet betrokken verhaal ontsporen
o Mist doel & waarde
Voorkomen dat filosofische redeneringen in gesprekken verworden tot luchtkastelen etc.
o Derde moment vd filosofie vasthouden
o Filosoferen = existentieel —> betrokken op menselijk leven
H2: EPISTEMOLOGIE & METAFYSICA
1 WAT KENNEN WE WANNEER WE IETS KENNEN?
Vooronderstelling v epistemologie
1. er is iets om te kennen (metafysich)
2. De mens kan dit kennen (epistemologisch)
3. De mens heeft hiervoor een methode (epistemologisch, methodisch)
Vooronderstelling: we zijn rechtstreeks in relatie met de werkelijkheid
Descartes: trekt dit in twijfel --> werkelijkheid bedriegt vaak
1.1 HET REALISME
Werkelijkheid is te kennen
Methodes om tot kennis vd werkelijkheid te komen