CW Samenvatting (Mees Louwen)
Zichtbaar maken van cellen en cel
onderdelen
De cel is kleinste levende eenheid in een organismen. Dieren die uit 1
enkele cel bestaan heten prokaryoten.
Dieren die uit meerdere cellen bestaan, heten eukaryoten. Hun cellen
zijn gespecialiseerd en kunnen hierdoor beter diverse functies uitoefenen.
Deze cellen bevatten organellen met allen een andere taak, en hierdoor
hebben deze cellen een mogelijkheid tot differentiatie en communicatie.
Belangrijke termen microscopie:
- Vergroting: aantal keer dat de microscoop het beeld voor je vergroot.
- Contrast: Een begrip voor in hoeverre je twee punten met een
verschillende kleur van elkaar kunt onderscheiden (scherpte)
- Resolutie: Het punt waarop je twee onafhankelijke structuren nog nét
van elkaar kunt onderscheiden
Een lichtmicroscoop heeft een resolutie van 200nm. Je hebt de
Brightfield-microscoop, de fasecontrast LM en ook fluorescentie
microscoop.
Een elektronenmicroscoop heeft een resolutie van 1nm. Hier maak je
onderscheidt tussen transmissie en scanning elektronenmicroscopie.
Beeldvorming van grootte van structuren en welke microscoop:
,Coupes geven natuurlijk altijd een 2D beeld van een 3D object. Zo kan je
een plasmamembraan zien door schuine aansnijding met bijv. een
lichtmicroscoop die max. tot 200nm gaat.
De Brightfield microscoop is de ‘simpelste’ microscoop. Vanuit een
lichtbron komt een lichtbundel die door een lens op een spiegel geschenen
wordt. Dit licht gaat dan door het preparaat en dan door twee lenzen die
vergroten voordat het in je oog komt.
De fasecontrast microscoop maakt gebruik van lichtbundels met een
bepaalde golflengte. Deze komen ook met een bepaalde fase van die golf
bij je oog aan. De fasecontrast microscoop meet dan de verschillende
fases en verstrooiing van het licht en daarmee krijg je een bewegend
beeld van de cel. Je kan hier dus levende cellen filmen. Hiermee kan je
ook zichtbaar maken dat cellen geen statische eenheid zijn.
Voor lichtmicroscopie zijn er verschillende kleuringen bekend om het
preparaat zichtbaar te maken. Je hebt bijv. de H&E kleuring (hematoxyline
en eosine). De hematoxyline geeft een paarse kleur want hij is positief
geladen en basisch, de eosine is negatief geladen en zuur dus geeft een
roze kleuring.
Bij fluorescentie microscopie wordt er een fluorchroom gekoppeld aan
1 specifiek molecuul, bijv. actine filamenten. Fluorchromen absorberen
licht met een bepaalde golflengte en zenden een wat kortere golflengte
dan weer uit. De structuren worden gelabeld op een antilichaam voor
een specifiek antigen zodat de antilichamen dus gaan binden en daarmee
ook de fluorchromen aan de specifieke structuur die je wil zien.
Dit kan direct of indirect gaan:
,Het eiwit GFP (green fluorescent protein) is een eiwit dat uit zichzelf
fluorescentie vertoont. Deze komt voor in bijv. kwallen. Het gen dat voor
dit eiwit codeert kan gekoppeld worden aan zoogdiergenen (bijv. die voor
actinefilamenten). Zo worden alle actinefilamenten fluorescent zonder dat
er antilichamen nodig zijn.
Bij elektronen microscopie is er een veel hogere resolutie. Er is nooit
kleuring, maar alleen contrast. Verder kan je hier ook nooit levende cellen
in beeld mee brengen.
De voorbereiding zijn bepaalde stappen:
- Chemisch fixeren
- Inbedden
- Coupes maken
- Contrasten maken m.b.v. zoutoplossing van zwaar metaal
Bij transmissie elektronenmicroscopie komen elektronen dan vrij uit
een bron en worden via magnetische spoelen en lenzen naar het object
gestuurd. Door het preparaat worden de elektronen afgebogen en
belanden ze op een plaat die fluorescent reageert op de impact van de
elektronen, en hier kijk je naar.
Scanning elektronenmicroscopie toont een oppervlakte van een
preparaat en meet per punt de elektronverstrooiing. Er hoeft hier geen
plakje/coupe gemaakt te worden. De hoeveelheid verstrooiing bepaald de
grijstint van elk punt. Het preparaat wordt wel eerst met een zwaar metaal
behandeld.
Bij elektronenmicroscopie kan er ook goud worden gekoppeld aan het
preparaat. Dit werkt hetzelfde als bij het fluorchroom maar dan i.p.v.
fluorchroom gebruik je een goud bolletje voor het antilichaam. Gezien dit
een zwaar metaal is zullen hier elektronen vanaf kaatsen:
, Subcellulaire opbouw
De voordelen van compartementalisatie:
- Specialisatie en differentiatie mogelijk
- Optimalisatie milieu, aangepast aan specifieke taken
- Vergroting van membraan oppervlak voor membraan-afhankelijke
taken en reacties
- Scheiding van opeenvolgende taken
- Evolutionair voordeel
Het celmembraan houdt het chemisch milieu van de cel in stand en het
reguleert welke stoffen de cel binnenkomen en verlaten. Daarnaast heeft
het celmembraan een belangrijke taak bij de communicatie met de
omgeving en naburige cellen.
Het cytoskelet van de cel bestaat uit 3 typen vezels en maakt beweging
mogelijk, transport, en behoudt de cel zijn vorm:
Cytoplasma = cytosol + organellen (alles behalve kern)
Cytosol = vloeibare fase van de cel (alles behalve kern + organellen)
Zichtbaar maken van cellen en cel
onderdelen
De cel is kleinste levende eenheid in een organismen. Dieren die uit 1
enkele cel bestaan heten prokaryoten.
Dieren die uit meerdere cellen bestaan, heten eukaryoten. Hun cellen
zijn gespecialiseerd en kunnen hierdoor beter diverse functies uitoefenen.
Deze cellen bevatten organellen met allen een andere taak, en hierdoor
hebben deze cellen een mogelijkheid tot differentiatie en communicatie.
Belangrijke termen microscopie:
- Vergroting: aantal keer dat de microscoop het beeld voor je vergroot.
- Contrast: Een begrip voor in hoeverre je twee punten met een
verschillende kleur van elkaar kunt onderscheiden (scherpte)
- Resolutie: Het punt waarop je twee onafhankelijke structuren nog nét
van elkaar kunt onderscheiden
Een lichtmicroscoop heeft een resolutie van 200nm. Je hebt de
Brightfield-microscoop, de fasecontrast LM en ook fluorescentie
microscoop.
Een elektronenmicroscoop heeft een resolutie van 1nm. Hier maak je
onderscheidt tussen transmissie en scanning elektronenmicroscopie.
Beeldvorming van grootte van structuren en welke microscoop:
,Coupes geven natuurlijk altijd een 2D beeld van een 3D object. Zo kan je
een plasmamembraan zien door schuine aansnijding met bijv. een
lichtmicroscoop die max. tot 200nm gaat.
De Brightfield microscoop is de ‘simpelste’ microscoop. Vanuit een
lichtbron komt een lichtbundel die door een lens op een spiegel geschenen
wordt. Dit licht gaat dan door het preparaat en dan door twee lenzen die
vergroten voordat het in je oog komt.
De fasecontrast microscoop maakt gebruik van lichtbundels met een
bepaalde golflengte. Deze komen ook met een bepaalde fase van die golf
bij je oog aan. De fasecontrast microscoop meet dan de verschillende
fases en verstrooiing van het licht en daarmee krijg je een bewegend
beeld van de cel. Je kan hier dus levende cellen filmen. Hiermee kan je
ook zichtbaar maken dat cellen geen statische eenheid zijn.
Voor lichtmicroscopie zijn er verschillende kleuringen bekend om het
preparaat zichtbaar te maken. Je hebt bijv. de H&E kleuring (hematoxyline
en eosine). De hematoxyline geeft een paarse kleur want hij is positief
geladen en basisch, de eosine is negatief geladen en zuur dus geeft een
roze kleuring.
Bij fluorescentie microscopie wordt er een fluorchroom gekoppeld aan
1 specifiek molecuul, bijv. actine filamenten. Fluorchromen absorberen
licht met een bepaalde golflengte en zenden een wat kortere golflengte
dan weer uit. De structuren worden gelabeld op een antilichaam voor
een specifiek antigen zodat de antilichamen dus gaan binden en daarmee
ook de fluorchromen aan de specifieke structuur die je wil zien.
Dit kan direct of indirect gaan:
,Het eiwit GFP (green fluorescent protein) is een eiwit dat uit zichzelf
fluorescentie vertoont. Deze komt voor in bijv. kwallen. Het gen dat voor
dit eiwit codeert kan gekoppeld worden aan zoogdiergenen (bijv. die voor
actinefilamenten). Zo worden alle actinefilamenten fluorescent zonder dat
er antilichamen nodig zijn.
Bij elektronen microscopie is er een veel hogere resolutie. Er is nooit
kleuring, maar alleen contrast. Verder kan je hier ook nooit levende cellen
in beeld mee brengen.
De voorbereiding zijn bepaalde stappen:
- Chemisch fixeren
- Inbedden
- Coupes maken
- Contrasten maken m.b.v. zoutoplossing van zwaar metaal
Bij transmissie elektronenmicroscopie komen elektronen dan vrij uit
een bron en worden via magnetische spoelen en lenzen naar het object
gestuurd. Door het preparaat worden de elektronen afgebogen en
belanden ze op een plaat die fluorescent reageert op de impact van de
elektronen, en hier kijk je naar.
Scanning elektronenmicroscopie toont een oppervlakte van een
preparaat en meet per punt de elektronverstrooiing. Er hoeft hier geen
plakje/coupe gemaakt te worden. De hoeveelheid verstrooiing bepaald de
grijstint van elk punt. Het preparaat wordt wel eerst met een zwaar metaal
behandeld.
Bij elektronenmicroscopie kan er ook goud worden gekoppeld aan het
preparaat. Dit werkt hetzelfde als bij het fluorchroom maar dan i.p.v.
fluorchroom gebruik je een goud bolletje voor het antilichaam. Gezien dit
een zwaar metaal is zullen hier elektronen vanaf kaatsen:
, Subcellulaire opbouw
De voordelen van compartementalisatie:
- Specialisatie en differentiatie mogelijk
- Optimalisatie milieu, aangepast aan specifieke taken
- Vergroting van membraan oppervlak voor membraan-afhankelijke
taken en reacties
- Scheiding van opeenvolgende taken
- Evolutionair voordeel
Het celmembraan houdt het chemisch milieu van de cel in stand en het
reguleert welke stoffen de cel binnenkomen en verlaten. Daarnaast heeft
het celmembraan een belangrijke taak bij de communicatie met de
omgeving en naburige cellen.
Het cytoskelet van de cel bestaat uit 3 typen vezels en maakt beweging
mogelijk, transport, en behoudt de cel zijn vorm:
Cytoplasma = cytosol + organellen (alles behalve kern)
Cytosol = vloeibare fase van de cel (alles behalve kern + organellen)