Samenvatting
Landschap en Bodem
LEERJAAR 1.1
SARAH HEIJSTEK
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Begrippen en tijdskader............................................................................................................. 2
1.1 Wetenschappen:.............................................................................................................................................2
1.2 Terminologie:..................................................................................................................................................2
1.3 Tijdsindeling....................................................................................................................................................2
Hoofdstuk 2 Lithostratigrafische indeling van Nederland................................................................................4
2.1. Onderverdeling..............................................................................................................................................4
ZAGWIJN & VAN STAALDUINEN......................................................................................................................4
DE MULDER ET AL............................................................................................................................................6
Hoofdstuk 3 Pleistocene landschappen.......................................................................................................... 9
3.1 Fluviatiele landschappen:...............................................................................................................................9
3.2 Glaciale en fluvioglaciale afzettingen.............................................................................................................9
3.3 Smeltwaterafzettingen.................................................................................................................................10
3.4 Eolische en periglaciale afzettingen en landvormen....................................................................................10
3.4.1 Eolische afzettingen..............................................................................................................................10
3.4.2 Periglaciale landvormen.......................................................................................................................11
3.4.3 Löss, colluvium en bodemvorming.......................................................................................................12
Hoofdstuk 4 Holocene Landschappen........................................................................................................... 13
4.1 Rivieren.........................................................................................................................................................13
4.2 Kust...............................................................................................................................................................13
4.3 Veen..............................................................................................................................................................14
4.4 Bodemvorming.............................................................................................................................................15
4.5: Profielen.......................................................................................................................................................15
Hoofdstuk 5 Bodemkunde............................................................................................................................ 16
5.1 Bodemhorizonten.........................................................................................................................................16
5.1.2 kleine letters.........................................................................................................................................17
5.2 Initiële bodemvormende processen..............................................................................................................17
5.3 diagnostische kenmerken.............................................................................................................................17
5.4 Overige processen.........................................................................................................................................18
5.5 Bodemclassificatie in Nederland..................................................................................................................18
5.6 Bodemvorming en archeologie.....................................................................................................................18
Hoofdstuk 6 Kaartlezen................................................................................................................................ 19
1
,Hoofdstuk 1 Begrippen en tijdskader
1.1 Wetenschappen:
- Fysische geografie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de
fysische of natuurkundige processen die het landschap vormen en in het verleden
hebben gevormd.
- Geologie is de wetenschap die de aarde, haar geschiedenis en de processen die haar
gevormd hebben, bestudeert.
- Bodemkunde is de wetenschap die zich bezighoudt met de samenstelling en vorming
van bodems.
- Microforfoloog: bestudeert bodemprocessen d.m.v. slijpplaten.
- Pedoloog: bestudeert vooral de bodemgenese (de ontstaanswijze van de bodem)
- Biologie: leer van levende wezens, levensvormen en levensverschijnselen.
- Paleobotanicus: houdt zich bezig met de studie van plantengemeenschappen d.m.v.
macrofossielen zoals zaden.
- Palynologie: bestudeert de aanwezigheid en activiteiten van diergemeenschappen
uit het verleden.
- Geomorfologie: kennis van de vorm van de aarde; onderzoekt de vormen van het
landschap en de processen die daarbij een rol hebben gespeeld.
- Historische geografie: houdt zich vooral bezig met de historische ontwikkeling van
het landschap.
- Lithologie: kennis van gesteenten.
1.2 Terminologie:
Sediment: materiaal dat van elders is aangevoerd (zand & klei).
Sedentaat: is op de plaats zelf ontstaan (veen).
Transportmechanismen:
Eolisch (wind)
Glacigeen (ijs)
Fluvatiel (rivier)
Marien (zee)
Lacustrien (meer)
Peri-marien: riviermilieu dat onder invloed staat van getijden.
Fluvioglaciaal: smeltwaterafzettingen die direct gekoppeld kunnen worden aan het landijs.
Fluvio-periglaciaal: afzettingen die door smeltwaterstromen tot stand zijn gekomen tijdens
een glaciaal (ijstijd) waarin geen landijs voorkwam.
Lithogenese: de wijze waarop het gesteente is ontstaan.
Geomorfogenetisch: je beschrijft zowel de vorm van het landschap als de genese van het
landschap.
Lithostratigrafie: geeft een beschrijving van de opeenvolging van de gesteenten.
1.3 Tijdsindeling
Uniformitarianisme: de processen zoals die zich vandaag de dag op aarde afspelen hebben
zich op dezelfde wijze in het verleden afgespeeld.
2
, Superpositie: het idee dat jongere gesteenten worden afgezet op oudere gesteenten.
Onderspoelingsklei: Grote stukken veen met daarop de huisplaatsen zijn losgeslagen waarna
sedimentatie van klei onder het veen kon plaatsvinden.
C14: isotopendatering gebaseerd op halveringsvervalling van het instabiele element 14C.
Laatste eon (het Phanerozoicum) is de periode van het zichtbare leven. Deze wordt op basis
van levensvormen ingedeeld in drie era’s:
- Paleozoïcum (het oude leven)
- Mesozoïcum (het midden leven)
- Kenozoïcum (het moderne leven) (wordt onderverdeeld in twee periods)
o Tertiair
o Kwartair (wordt onderverdeeld in twee epochs)
Pleistoceen (wordt onderverdeeld in drie ages)
Vroeg-Pleistoceen
Midden-Pleistoceen
Laat-Pleistoceen (wordt onderverdeeld in zes subages)
Cromerien
Elsterien
Holsteinien
Saalien
Eemien
Weichselien
1. Bølling
2. Oude Dryas
3. Allerød
4. Jonge Dryas
Holoceen
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Pleistoceen: sterke wisselingen klimaat.
- Glacialen (koude perioden)
o Interstadiaal (warmer)
o Stadiaal (kouder)
- Interglacialen (warmere perioden)
Drie-periodensysteem is bedacht door Thomsen:
Steentijd, Bronstijd, IJzertijd
Paleolithicum is onderverdeeld in jaren BP.
3