Oncologie 2 samenvatting
H16 lip en mondholte
16.5.1 Lipcarcinoom komt 1,3/100.000 voor. 95% hiervan zit op de
onderlip. Het risico stijgt bij het klimmen van de leeftijd, er is een
kleine kans dat het voor je 40e voorkomt. Bootstelling aan zonlicht
vergroot de kansen. Het komt voor bij oudere, blanke mannen.
Roken lijkt minder van belang te zijn.
16.5.2 Een lipcarcinoom is vrijwel altijd een plaveiselcelcarcinoom.
Lymfogene metastasen treedt 6-10% op. Voor de prognose is het
van belang of de metastase uni- of bilateraal zijn. Hematogene
metastasen komt bijna nooit voor. Ook de bovenlip is zeldzaam.
16.5.3 Beginstadia wordt gekenmerkt door een recidiverend blaasje,
oppervlakkig zweertje, kloven en/of korstjes die niet genezen. Later
stadia is vaak ulcererend, vast aanvoelende, tumor die de
onderlipspier infiltreert. Er wordt door middel van palpatie van de lip
en hals en kijken in de mond een diagnose gesteld.
16.5.4 Zowel radiotherapie als chirurgie komt voor als curatieve
behandelmethode. Cosmetisch resultaat wordt in overweging
gebracht. Ook leeftijd, beroep en wensen van de patiënt tellen mee.
Bij jonge patiënten heeft de voorkeur operatie. Brachytherapie is
ook zeer geschikt vanwege lokale tumorcontrole, functie behoud en
cosmetiek.
16.5.5 De prognose hangt af van de grootte en locatie, maar vooral
al of niet aanwezigheid van lymfemetastase. Algemeen is de
prognose na adequate behandeling goed: 90-95%
vijfjaarsoverleving.
16.5.6 Follow-up: blijven levenslang onder controle. Na 2 jaar van
behandeling primaire tumor zeer grote kans op nieuwe tumor, ook
in de mondholte, slijmvlies, bovenste adem/voedingswegen en
longen.
16.6 binnen de mondholte onderscheidt men de volgende
tumorlokalisaties: voorste 2/3 tong, mondbodem, wangslijmvlies
(bucale mucosa), gingiva van onder en bovenkaak, palatum durum
en retromolaire gebied. 75% van tongcarcinoom is op het mobiele
deel en 25% op tongbasis. In de mondbodem groeit het vaak
exofytisch of ulsererend. Het heeft een grote kans om door te
groeien in de kaak, halsklier en speekselklier.
Wangslijmvliescarcinoom zijn wratachtige, opgeworpen,
onregelmatige tumoren. Komt vooral voor bij rokers.
Gingiva- en palatumcarcinomen lijken vaak op
tandvleesontstekingen of parodontitis. Tanden moeten niet
getrokken worden want dit geeft meer kans op ingroei in bot.
,16.6.1 Voorkomen is 3/100.000 per jaar waarvan 1/3 een
tongcarcinoom is. Er lijkt een duidelijke samenhang met lokale
gewoontes met betrekking tot voedings- en genotsmiddelen. Niet
alleen langdurig gebruik van alcohol en tabak, ook inwendige
factoren zoals voedingsdeficiënties, avitaminose en genetische
factoren spelen een rol. In Nederland komt het vooral bij mannen
van middelbare leeftijd voor. Laatste jaren neemt het bij jongeren
en vrouwen wel meer toe, hoogst waarschijnlijk door meer gebruikt
van alcohol en tabak in deze groepen.
Leukoplakie is een overwegende witte laesie van slijmvlies die niet
gekarakteriseerd kan worden als een andere definieerbare afwijking;
sommige ontaarden in kanker. Wanneer bij histologisch onderzoek
dysplasie wordt aangetroffen, neemt het risico op maligne
ontaarding toen. 20% van de patiënten die succesvol zijn behandeld
krijgt ook een tweede primaire tumor.
16.6.2 mondholte carcinoom is voornamelijk een
plaveiselcelcarcinoom. Vooral bij ulcererende tumoren is er een
grote kans op uitbreiding. Plaveiselcelcarcinomen metastaseren in
eerste instantie lymfogeen. Kans op lymfogene metastase wordt
groter als de tumor groter is hoe meer een tumor mediaal gelegen is
hoe groter de kans op bilaterale metastasen in de hals. Hematogene
metastasering hangt af va de grootte van de hals klier metastase.
16.6.3 Vaak geen pijnklachten, wat er soms voor zorgt dat er lang
mee rond wordt gelopen. Ingroei in de onderliggende speren kan
leiden tot een verlies van mobiliteit, zoals stoornissen bij kauwen,
slikken en spreken. Dit kan gewichtsverlies en kwijlen tot gevolg
hebben. Een tumor in de mondholte kan uitstralende pijn naar het
oor veroorzaken.
16.6.4 Bij klinisch onderzoek staat zorgvuldigheid voorop. Palpatie is
minstens zo belangrijk. Definitieve diagnose kan slechts door
histologisch onderzoek worden verkregen.
16.6.5 Chirurgie, radiotherapie en chemotherapie zijn curatieve
behandelingsvormen. De keuze hangt af van grootte, locatie en
mogelijkheid in ziekenhuis. Ook patiënten gegevens als leeftijd en
algemene conditie zijn van belang. Kleine tumoren (T1+2) wordt
voor chirurgie gekozen en soms voor radiotherapie. Bij grotere
tumoren (T3+4) is chirurgie en radiotherapie gecombineerd. Bij
radiotherapie kan het gebit aangedaan worden. Ok
speekselklierfunctie kan minder worden. Al is het nu door IMRT beter
geworden. Als laatste optie bij recidieven kan chemotherapie
toegepast worden.
16.6.6 Bij curatieve behandeling van een kleine tumor zonder hals
klier metastase is de vijfjaarsoverleving 70-80%. Bij grotere
, ulcererende tumoren met meerdere hals klier metastase op afstand
is het meestal maanden.
16.6.7 Follow-up: levenslang onder controle. Eerste twee jaar meeste
kans op secundaire primaire tumor.
H16 lip en mondholte
16.5.1 Lipcarcinoom komt 1,3/100.000 voor. 95% hiervan zit op de
onderlip. Het risico stijgt bij het klimmen van de leeftijd, er is een
kleine kans dat het voor je 40e voorkomt. Bootstelling aan zonlicht
vergroot de kansen. Het komt voor bij oudere, blanke mannen.
Roken lijkt minder van belang te zijn.
16.5.2 Een lipcarcinoom is vrijwel altijd een plaveiselcelcarcinoom.
Lymfogene metastasen treedt 6-10% op. Voor de prognose is het
van belang of de metastase uni- of bilateraal zijn. Hematogene
metastasen komt bijna nooit voor. Ook de bovenlip is zeldzaam.
16.5.3 Beginstadia wordt gekenmerkt door een recidiverend blaasje,
oppervlakkig zweertje, kloven en/of korstjes die niet genezen. Later
stadia is vaak ulcererend, vast aanvoelende, tumor die de
onderlipspier infiltreert. Er wordt door middel van palpatie van de lip
en hals en kijken in de mond een diagnose gesteld.
16.5.4 Zowel radiotherapie als chirurgie komt voor als curatieve
behandelmethode. Cosmetisch resultaat wordt in overweging
gebracht. Ook leeftijd, beroep en wensen van de patiënt tellen mee.
Bij jonge patiënten heeft de voorkeur operatie. Brachytherapie is
ook zeer geschikt vanwege lokale tumorcontrole, functie behoud en
cosmetiek.
16.5.5 De prognose hangt af van de grootte en locatie, maar vooral
al of niet aanwezigheid van lymfemetastase. Algemeen is de
prognose na adequate behandeling goed: 90-95%
vijfjaarsoverleving.
16.5.6 Follow-up: blijven levenslang onder controle. Na 2 jaar van
behandeling primaire tumor zeer grote kans op nieuwe tumor, ook
in de mondholte, slijmvlies, bovenste adem/voedingswegen en
longen.
16.6 binnen de mondholte onderscheidt men de volgende
tumorlokalisaties: voorste 2/3 tong, mondbodem, wangslijmvlies
(bucale mucosa), gingiva van onder en bovenkaak, palatum durum
en retromolaire gebied. 75% van tongcarcinoom is op het mobiele
deel en 25% op tongbasis. In de mondbodem groeit het vaak
exofytisch of ulsererend. Het heeft een grote kans om door te
groeien in de kaak, halsklier en speekselklier.
Wangslijmvliescarcinoom zijn wratachtige, opgeworpen,
onregelmatige tumoren. Komt vooral voor bij rokers.
Gingiva- en palatumcarcinomen lijken vaak op
tandvleesontstekingen of parodontitis. Tanden moeten niet
getrokken worden want dit geeft meer kans op ingroei in bot.
,16.6.1 Voorkomen is 3/100.000 per jaar waarvan 1/3 een
tongcarcinoom is. Er lijkt een duidelijke samenhang met lokale
gewoontes met betrekking tot voedings- en genotsmiddelen. Niet
alleen langdurig gebruik van alcohol en tabak, ook inwendige
factoren zoals voedingsdeficiënties, avitaminose en genetische
factoren spelen een rol. In Nederland komt het vooral bij mannen
van middelbare leeftijd voor. Laatste jaren neemt het bij jongeren
en vrouwen wel meer toe, hoogst waarschijnlijk door meer gebruikt
van alcohol en tabak in deze groepen.
Leukoplakie is een overwegende witte laesie van slijmvlies die niet
gekarakteriseerd kan worden als een andere definieerbare afwijking;
sommige ontaarden in kanker. Wanneer bij histologisch onderzoek
dysplasie wordt aangetroffen, neemt het risico op maligne
ontaarding toen. 20% van de patiënten die succesvol zijn behandeld
krijgt ook een tweede primaire tumor.
16.6.2 mondholte carcinoom is voornamelijk een
plaveiselcelcarcinoom. Vooral bij ulcererende tumoren is er een
grote kans op uitbreiding. Plaveiselcelcarcinomen metastaseren in
eerste instantie lymfogeen. Kans op lymfogene metastase wordt
groter als de tumor groter is hoe meer een tumor mediaal gelegen is
hoe groter de kans op bilaterale metastasen in de hals. Hematogene
metastasering hangt af va de grootte van de hals klier metastase.
16.6.3 Vaak geen pijnklachten, wat er soms voor zorgt dat er lang
mee rond wordt gelopen. Ingroei in de onderliggende speren kan
leiden tot een verlies van mobiliteit, zoals stoornissen bij kauwen,
slikken en spreken. Dit kan gewichtsverlies en kwijlen tot gevolg
hebben. Een tumor in de mondholte kan uitstralende pijn naar het
oor veroorzaken.
16.6.4 Bij klinisch onderzoek staat zorgvuldigheid voorop. Palpatie is
minstens zo belangrijk. Definitieve diagnose kan slechts door
histologisch onderzoek worden verkregen.
16.6.5 Chirurgie, radiotherapie en chemotherapie zijn curatieve
behandelingsvormen. De keuze hangt af van grootte, locatie en
mogelijkheid in ziekenhuis. Ook patiënten gegevens als leeftijd en
algemene conditie zijn van belang. Kleine tumoren (T1+2) wordt
voor chirurgie gekozen en soms voor radiotherapie. Bij grotere
tumoren (T3+4) is chirurgie en radiotherapie gecombineerd. Bij
radiotherapie kan het gebit aangedaan worden. Ok
speekselklierfunctie kan minder worden. Al is het nu door IMRT beter
geworden. Als laatste optie bij recidieven kan chemotherapie
toegepast worden.
16.6.6 Bij curatieve behandeling van een kleine tumor zonder hals
klier metastase is de vijfjaarsoverleving 70-80%. Bij grotere
, ulcererende tumoren met meerdere hals klier metastase op afstand
is het meestal maanden.
16.6.7 Follow-up: levenslang onder controle. Eerste twee jaar meeste
kans op secundaire primaire tumor.