(P0M28B)
KUL – Bachelor in de psychologie
2024-2025 – SEM1
Docent: S. Wouters
1 Psychodiagnostiek © Dries Wouters
, THEMA 1
Hoofdstuk 1: Situering van de PD
1.1. Wat is PD?
‘Psychodiagnostiek’ komt van het Griekse ‘psychè’ (ziel), ‘dia’ (uiteen) en ‘gnosis’ (kennis)
→ Betekent dus letterlijk het ‘kennen van de uiteenzetting van de ziel’
Basisassumptie om aan diagnostiek te kunnen doen: mensen hebben herkenbare psychologische trekken
of eigenschappen die…
▪ Potentieel belangrijk zijn (gelinkt aan effectief gedrag)
▪ Kunnen verschillen tussen mensen
▪ Kunnen worden gekwantificeerd
▪ In zekere mate stabiel zijn
Definiërende kenmerken van de PD:
Kenmerk Verduidelijking
Systematisch Beslissingen volgens bep. regels + niet afh. van 1 moment
Beslissingsproces Draait niet enkel om test afnemen, maar ook info verzamelen,
dossiers bekijken, overleggen met team …
Theoretisch en empirisch Theorie en wet. onderzoek steeds toegepast op testpraktijk
Vanuit persoonlijk of Het individu en/of de context (vb. een rechtbank) vraagt erom
maatschappelijk belang
Wetenschappelijk verantwoord Diagnostische cyclus ≈ empirische cyclus: info verzamelen, toetsen …
Ook info over omgeving Kenmerken van de omgeving (vb. autoritaire opvoeding) kunnen
verzamelen ook meespelen
Dient om hulp te bieden Vanuit diagnoses volgen ook steeds interventies (vb. klas overslaan)
Misschien wet. discipline Er is discussie over of PD een aparte discipline is van de psychologie
of niet (vb. horend bij klinische praktijk)
Draait om kenmerken van PD heeft op veel meer betrekking dan uitsluitend het individu
personen, groepen, situaties,
instituties en zelfs voorwerpen
Testen zijn belangrijk onderdeel van PD, maar definitie is niet zo makkelijk
▪ Woord ‘test’ op veel manieren gebruikt
▪ Vaak circulaire definities (test = wat je meet = test = …)
▪ Binnen gedragswetenschappen toch 6 centrale elementen
= (1) soort proces of materiaal dat (2) informatie oplevert over (3) een steekproef van (4) gedrag
en cognitieve processen (5) op systematische, gestandaardiseerde wijze (6) resulterend in een
kwantificatie
Assessment/PD PD is meer dan enkel testen/diagnoses stellen
→ Vb. begeleiding geven, beschrijven, intake-
Test Dia- gesprekken doen …
gnose
2 Psychodiagnostiek © Dries Wouters
,PD speelt centrale rol in veel onderdelen van psychologisch/pedagogisch werkveld:
▪ Klinische psychologie: GGZ-centra (behandelingen evalueren, interventies opstellen …)
▪ Schoolpsychologie
▪ Organisatiepsychologie: selectieproeven, persoonlijkheidstesten …
▪ Onderzoek: nieuwe concepten uitklaren, testontwikkeling, bestaande testen evalueren …
→ Diagnostiek wordt vernoemd bij de Psychologencommissie (voor school- en klinische psychologen),
de Hoge Gezondheidsraad (die klinisch psychologen erkent in België), de Vlaamse Vereniging voor
Orthopedagogen …
1.2. Classificatie van psychologische testen
Testen kunnen op verschillende manieren ingedeeld worden:
▪ Volgens instructie en afname
▪ Volgens aard van de testvragen
▪ Volgens onderzoek naar individuele verschillen
▪ Volgens testgedrag
▪ Volgens inhoud
Classificatie volgens instructie en afname
1. Individuele testen vs. groepstesten
→ Individuele testen = PL formuleert vragen/opdrachten en registreert reacties/prestaties
van de PP tijdens individueel contact
→ Groepstesten = PL geeft collectieve instructies voor een groep, surveilleert, geeft aan-
wijzingen en verzamelt de voltooide opdrachten
Individuele testen Groepstesten
+ o PP kan gestimuleerd/aangemoedigd o Efficiënt: veel mensen in 1x getest
worden indien nodig o Tijds- en kostenbesparend
o PL kan zien of instructies begrepen zijn o Gebruiksvriendelijk: veel gegevens tegelijk
o Meer diepgang mogelijk
o Mogelijkheid tot observatie + verzamelen
van kwalitatieve gegevens
− o Kost meer tijd en geld dan in groep o Niet altijd mogelijk
o Moeilijk bij jonge kinderen (vb. slecht lezen)
of bij bep. patiënten (vb. geen motivatie)
2. Snelheidstesten vs. niveautesten
→ Snelheidstest = snelheid waarmee de PP kan werken
▪ Maat: aantal opgaven dat PP kan voltooien binnen bep. tijdslimiet
▪ Meestal vrij makkelijke testitems, maar wel grote hoeveelheid
▪ Vb. Symbool Substitutie Coderen bij WISC-V-NL (= zelfde moeilijkheidsgraad)
→ Niveautest = prestatieniveau dat de PP behaalt
▪ Maat: aantal correct opgeloste opgaven door PP
▪ Opgaven variëren in moeilijkheidsgraad (meestal oplopend)
Classificatie volgens aard van de testvragen
1. Cultuurvrije testen vs. niet-cultuurvrije testen
→ Cultuurvrije test = test die (vrijwel) geen beroep doet op vaardigheden/eigenschappen die
door cultuur en onderwijs worden beïnvloed
▪ Vaak non-verbaal (want taal is zeer cultuurafhankelijk)
▪ Zeer geschikt voor onderzoek naar verschillen tussen volkeren/culturen
▪ Gradueel begrip: volledig cultuurvrije tests bestaan niet (eerder continuüm)
3 Psychodiagnostiek © Dries Wouters
, → Niet-cultuurvrije test = test die wel beroep doet op vaardigheden/eigenschappen die door
cultuur en onderwijs worden beïnvloed
▪ Bijna altijd verbaal, maar ook vaak non-verbaal (vb. bep. symbolen)
▪ Kan niet zomaar bij iedereen worden afgenomen (vb. niet bij immigrant die nog
maar net in België is o.w.v. taalachterstand en culturele verschillen)
Raven Progressive Matrices: goede poging tot cultuurvrije test
→ Meet specifieke soort ‘vloeiende’ intelligentie: manier waarop iemand logisch kan redeneren
2. Directe testen vs. indirecte testen
→ Directe test = test waarbij het voor de PP duidelijk is wat gemeten/voorspelt wordt
▪ Vb. prestatieniveautest, opinievragenlijst, attitudetest, interessevragenlijst …
→ Indirecte test = test waarbij het voor de PP niet duidelijk is wat gemeten/voorspelt wordt
▪ Vb. projectieve methoden: peilen naar het ‘onderbewuste’
o Rorschach inktvlekkentest voorgesteld als ‘fantasietest’
o Boomtest voorgesteld als ‘tekentest’
▪ Vb. vragenlijsten met indirecte vragen
3. Test met vrije antwoorden vs. test met keuzeantwoorden
→ Test met vrije antwoorden = test waarbij PP zelf antwoord moet bedenken en formuleren
▪ Vb. open vragen & ongecodeerde vragen
→ Test met keuzeantwoorden = test waarbij PP een keuze moet maken uit vooraf door de
testconstructeur geformuleerde antwoordmogelijkheden
▪ Vb. gesloten vragen & geprecodeerde vragen
Test met vrije antwoorden Test met keuzeantwoorden
+ o Meer dingen zijn observeerbaar o Betrouwbaarder scoren: kleine foutenmarge
o Meer ruimte voor speciale antwoorden (hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid)
en uitzonderingen o Efficiënter om in te vullen voor PP
o Heel snel en degelijk scoren
Classificatie volgens onderzoek naar individuele verschillen
Vier soorten bronnen/gegevens voor informatie over verschillen tussen/binnen mensen:
▪ S-data: self reported data
= Gegevens gerapporteerd door een persoon over zichzelf (vb. via interview, vragenlijst …)
▪ O-data: observer reported data
= Gegevens gerapporteerd door een ander met zelfde technieken als S-data
▪ T-data: test data
= Gegevens van gestandaardiseerde testen
▪ L-data: life-outcome data
= Gegevens over het leven van individuen o.b.v. hun activiteiten (vb. publieke data)
Classificatie volgens testgedrag
Onderscheid tussen twee soorten:
▪ Testen voor prestatieniveau
o Van de PP wordt een maximale prestatie gevraagd
o Duidelijke norm voor wat ‘goed’ en wat ‘fout’ is
o Meting van intelligentie, cognitieve capaciteiten, kennis, inzicht …
▪ Testen voor gedragswijze
o Focus op hoe iemand iets doet of op welke manier zijn prestatie/reactie plaatsvindt
o Geen vooraf gekende ‘goed/fout’-sleutel (je wilt vnl. kenmerkend gedrag van iemand zien)
o Meting van persoonlijkheidstrekken, voorkeuren, houdingen …
4 Psychodiagnostiek © Dries Wouters