CULTURELE GELETTERDHEID
- geletterdheid: de competentie om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken
is belangrijk om zelfstandig te functioneren en participeren in de samenleving en nodig om zich
persoonlijk te kunnen ontwikkelen en bij te leren
- digitale geletterdheid: goed met digitale apparaten, het internet en online bronnen om kunnen gaan
- culturele geletterdheid: het kennen en het begrijpen van culturele aspecten
- analfabetisme: het niet kunnen lezen, noch schrijven
Laaggeletterden zijn vaak niet in staat optimaal te functioneren en zich verder te ontwikkelen in hun
maatschappelijk leven, in een (vervolg)opleiding en op het werk.
TONEEL EN REALITEIT
WELK DOEL HEEFT THEATER?
betekenisvolle ervaring meegeven - gebaseerd op de realiteit
mimesis (nabootsing vd werkelijkheid): gaat over het leven, geconcentreerde werkelijkheid
gevolg: op korte tijd zoveel mogelijk betekenis overbrengen
- acteur: elk woord & gebaar moet een betekenis hebben
- auteur: selecteren en ordenen van gebeurtenissen
auteur: tekst is alledaags en natuurlijk, en toch via poëtische middelen: verborgen psychologie personage,
metafysische en geestelijke dimensie
enscenering: toneeltekens - alles heeft betekenis
ervaring op toneel: intenser en rijker + grotere kwaliteit dan ervaring in het dagelijkse leven < doordat je alle
zaken samenbalt
theater is enkel geslaagd als je de wisselwerking hebt tussen de acteurs en het publiek
Theater gebeurt wanneer
efemeer (korte duur) & transitorisch (voorbijgaand/ telkens anders)
- een of meer mensen = de acteurs
- geïsoleerd in tijd en/of ruimte (theaterruimte en anderhalf uur)
- zichzelf presenteren
- in verbeelde handelingen/denkbeeldige acties (wat ze doen is gespeeld)
- aan een ander of anderen (publiek, toeschouwers & direct)
gespeelde tijd: tijd dat er in het stuk gespeeld wordt vb: 2 maand
speeltijd: anderhalf uur
gespeelde ruimte: ruimte die wordt opgeroepen in het stuk vb: tuin
speelruimte: theaterruimte (podium...)
verschil met film: bij films is er geen beperking in ruimte
het theater = gebouw | het toneel = het podium | het toneelstuk = de voorstelling
A WILLING SUSPENSION OF DISBELIEF
S.T. Coleridge (19de eeuw): zo lang het verhaal een kern van waarheid of echtheid heeft, bereidwilligheid om
het ongeloof op te schorten en de verbeelding toe te laten
1
, PRODUCTIEPROCES & THEATERJARGON
HOE KOMT EEN TONEELSTUK TOT STAND?
inspiratiebron:
- bestaande theatertekst
- andere teksten (roman, gedicht…) die bewerkt worden tot een speeltekst of als inspiratie
Theatercollectief = groep acteurs die in groep zelf een voorstelling kiezen, lezen, repeteren en opvoeren
elke taak wordt samen uitgevoerd
MAAR meestal worden de taken in een theatergezelschap uitgevoerd door verschillende specialisten, zoals:
- producent / zakelijk leider: verantwoordelijk voor financiële aspect
- regisseur / artistiek leider: verantwoordelijk voor kwaliteit en realisatie totaalconcept + algehele
leiding over de voorstelling zelf
- dramaturg: rechterhand vd regisseur - verzamelt alle gegevens die te maken hebben met de
opgevoerde tekst (info over schrijver, context vh stuk…)
kan ook een oudere toneeltekst moderniseren, rollen aanpassen, zinnen schrappen…
VISUELE ASPECTEN: opbouw van een theatergezelschap
Scenograaf decor ontwerpen
- fase 1: schetsen en maquette
- fase 2: productie in een decoratelier
Rekwisiteur verantwoordelijk voor de rekwisieten (glazen, stoel, bal, bloemen…)
Kostuumontwerper - fase 1: schetsen en patronen voor kleding maken
- fase 2: geeft opdracht aan het kostuumatelier
Lichttechnicus verantwoordelijk voor belichting (gepaste sfeer, juiste effect…)
Geluidstechnicus verantwoordelijk voor juiste muziek/geluid op het juiste moment
Componist schrijft de muziek voor de voorstelling
(+muzikanten, dirigent)
Geluidsontwerper relatief nieuwe functie in het theater, maakt een soundscape (= soort decor van
geluid om sfeer te creëren, met geluiden en klanken)
EERSTE LEZING EN REPETITIES
stap 1: keuze toneelstuk
stap 2: keuze acteurs (door regisseur)
OF acteurs die dus deel uitmaken vh gezelschap (= ensemble) OF van buitenaf
typecasting: acteur worden steeds voor eenzelfde soort rol of emplooi gekozen
2
- geletterdheid: de competentie om informatie te verwerven, te verwerken en gericht te gebruiken
is belangrijk om zelfstandig te functioneren en participeren in de samenleving en nodig om zich
persoonlijk te kunnen ontwikkelen en bij te leren
- digitale geletterdheid: goed met digitale apparaten, het internet en online bronnen om kunnen gaan
- culturele geletterdheid: het kennen en het begrijpen van culturele aspecten
- analfabetisme: het niet kunnen lezen, noch schrijven
Laaggeletterden zijn vaak niet in staat optimaal te functioneren en zich verder te ontwikkelen in hun
maatschappelijk leven, in een (vervolg)opleiding en op het werk.
TONEEL EN REALITEIT
WELK DOEL HEEFT THEATER?
betekenisvolle ervaring meegeven - gebaseerd op de realiteit
mimesis (nabootsing vd werkelijkheid): gaat over het leven, geconcentreerde werkelijkheid
gevolg: op korte tijd zoveel mogelijk betekenis overbrengen
- acteur: elk woord & gebaar moet een betekenis hebben
- auteur: selecteren en ordenen van gebeurtenissen
auteur: tekst is alledaags en natuurlijk, en toch via poëtische middelen: verborgen psychologie personage,
metafysische en geestelijke dimensie
enscenering: toneeltekens - alles heeft betekenis
ervaring op toneel: intenser en rijker + grotere kwaliteit dan ervaring in het dagelijkse leven < doordat je alle
zaken samenbalt
theater is enkel geslaagd als je de wisselwerking hebt tussen de acteurs en het publiek
Theater gebeurt wanneer
efemeer (korte duur) & transitorisch (voorbijgaand/ telkens anders)
- een of meer mensen = de acteurs
- geïsoleerd in tijd en/of ruimte (theaterruimte en anderhalf uur)
- zichzelf presenteren
- in verbeelde handelingen/denkbeeldige acties (wat ze doen is gespeeld)
- aan een ander of anderen (publiek, toeschouwers & direct)
gespeelde tijd: tijd dat er in het stuk gespeeld wordt vb: 2 maand
speeltijd: anderhalf uur
gespeelde ruimte: ruimte die wordt opgeroepen in het stuk vb: tuin
speelruimte: theaterruimte (podium...)
verschil met film: bij films is er geen beperking in ruimte
het theater = gebouw | het toneel = het podium | het toneelstuk = de voorstelling
A WILLING SUSPENSION OF DISBELIEF
S.T. Coleridge (19de eeuw): zo lang het verhaal een kern van waarheid of echtheid heeft, bereidwilligheid om
het ongeloof op te schorten en de verbeelding toe te laten
1
, PRODUCTIEPROCES & THEATERJARGON
HOE KOMT EEN TONEELSTUK TOT STAND?
inspiratiebron:
- bestaande theatertekst
- andere teksten (roman, gedicht…) die bewerkt worden tot een speeltekst of als inspiratie
Theatercollectief = groep acteurs die in groep zelf een voorstelling kiezen, lezen, repeteren en opvoeren
elke taak wordt samen uitgevoerd
MAAR meestal worden de taken in een theatergezelschap uitgevoerd door verschillende specialisten, zoals:
- producent / zakelijk leider: verantwoordelijk voor financiële aspect
- regisseur / artistiek leider: verantwoordelijk voor kwaliteit en realisatie totaalconcept + algehele
leiding over de voorstelling zelf
- dramaturg: rechterhand vd regisseur - verzamelt alle gegevens die te maken hebben met de
opgevoerde tekst (info over schrijver, context vh stuk…)
kan ook een oudere toneeltekst moderniseren, rollen aanpassen, zinnen schrappen…
VISUELE ASPECTEN: opbouw van een theatergezelschap
Scenograaf decor ontwerpen
- fase 1: schetsen en maquette
- fase 2: productie in een decoratelier
Rekwisiteur verantwoordelijk voor de rekwisieten (glazen, stoel, bal, bloemen…)
Kostuumontwerper - fase 1: schetsen en patronen voor kleding maken
- fase 2: geeft opdracht aan het kostuumatelier
Lichttechnicus verantwoordelijk voor belichting (gepaste sfeer, juiste effect…)
Geluidstechnicus verantwoordelijk voor juiste muziek/geluid op het juiste moment
Componist schrijft de muziek voor de voorstelling
(+muzikanten, dirigent)
Geluidsontwerper relatief nieuwe functie in het theater, maakt een soundscape (= soort decor van
geluid om sfeer te creëren, met geluiden en klanken)
EERSTE LEZING EN REPETITIES
stap 1: keuze toneelstuk
stap 2: keuze acteurs (door regisseur)
OF acteurs die dus deel uitmaken vh gezelschap (= ensemble) OF van buitenaf
typecasting: acteur worden steeds voor eenzelfde soort rol of emplooi gekozen
2