LKT domein 7,8,1,2
Domein 7: Voeding
Subdomein 7.1 Voedingsleer ( inclusief toegepaste natuurwetenschappen)
Meerkeuzevraag 1: Wat is de belangrijkste functie van speeksel bij de vertering in de mond?
A. Het afbreken van vetten
B. Het afbreken van zetmeel
C. Het afbreken van eiwitten
D. Het afbreken van vezels
Antwoord: B. Het afbreken van zetmeel
Meerkeuzevraag 2:
Welk enzym in speeksel helpt bij de vertering in de mond?
A. Lipase
B. Pepsine
C. Amylase
D. Trypsine
Antwoord: C. Amylase
In welk deel van het spijsverteringsstelsel vindt het grootste deel van de absorptie van
voedingsstoffen plaats?
A. Maag
B. Slokdarm
C. Dunne darm
D. Dikke darm
Antwoord: C. Dunne darm
Welke structuur in het spijsverteringsstelsel is verantwoordelijk voor het transport van
voedsel van de mond naar de maag?
A. Twaalfvingerige darm
B. Slokdarm
C. Maag
D. Dikke darm
Antwoord: B. Slokdarm
Wat is het belangrijkste verschil tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen?
A. Essentiële voedingsstoffen worden alleen in de lever geproduceerd.
B. Niet-essentiële voedingsstoffen moeten via de voeding worden ingenomen.
C. Essentiële voedingsstoffen kunnen niet door het lichaam zelf worden aangemaakt.
D. Niet-essentiële voedingsstoffen zijn niet belangrijk voor het lichaam.
Antwoord: C. Essentiële voedingsstoffen kunnen niet door het lichaam zelf worden
aangemaakt.
,Welke van de volgende voedingsstoffen is een essentieel voedingsmiddel?
A. Vitamine C
B. Glucose
C. Cholesterol
D. Creatine
Antwoord: A. Vitamine C
Wat is een voorbeeld van een macronutriënt?
A. Vitamine B12
B. IJzer
C. Koolhydraten
D. Zink
Antwoord: C. Koolhydraten
Waarom worden micronutriënten zoals vitamines en mineralen in kleinere hoeveelheden
dan macronutriënten ingenomen?
A. Omdat ze minder belangrijk zijn voor het lichaam.
B. Omdat ze in grotere hoeveelheden giftig zijn.
C. Omdat het lichaam ze in kleine hoeveelheden nodig heeft voor specifieke functies.
D. Omdat ze niet door het lichaam worden gebruikt.
Antwoord: C. Omdat het lichaam ze in kleine hoeveelheden nodig heeft voor specifieke
functies.
Wat is de primaire functie van koolhydraten in het lichaam?
A. Opbouw van spierweefsel
B. Energie leveren
C. Bevorderen van hormonale balans
D. Opslag van mineralen
Antwoord: B. Energie leveren
Welke voedingsstof is voornamelijk verantwoordelijk voor de opbouw en reparatie van
lichaamsweefsels?
A. Vetten
B. Eiwitten
C. Koolhydraten
D. Vitaminen
Antwoord: B. Eiwitten
Waarom zijn vetten belangrijk in een gezond dieet?
A. Ze leveren directe energie zonder opslag in het lichaam.
B. Ze zijn nodig voor het transport van in vet oplosbare vitamines.
C. Ze zorgen voor snellere spiergroei.
D. Ze worden volledig door het lichaam uitgescheiden.
Antwoord: B. Ze zijn nodig voor het transport van in vet oplosbare vitamines.
,Wat wordt bedoeld met primaire hydratatie?
A. De vochtopname via voeding zoals fruit en groenten.
B. De vochtinname via dranken zoals water en thee.
C. Het verlies van vocht via transpiratie.
D. Het vasthouden van vocht in de weefsels.
Antwoord: B. De vochtinname via dranken zoals water en thee.
Welke situatie kan leiden tot secundaire dehydratie?
A. Te weinig drinken tijdens inspanning.
B. Overmatig verlies van vocht door braken of diarree.
C. Verhoogde inname van zout in de voeding.
D. Het consumeren van te veel cafeïne.
Antwoord: B. Overmatig verlies van vocht door braken of diarree.
Wat wordt bedoeld met de voedingstoestand van een persoon?
A. De beschikbaarheid van voeding in een regio.
B. De balans tussen voedselinname en energieverbruik.
C. De emotionele relatie van een persoon met voeding.
D. De soorten voedingsmiddelen die een persoon eet.
Antwoord: B. De balans tussen voedselinname en energieverbruik
Welke van de volgende methoden wordt gebruikt om de voedingstoestand te beoordelen?
A. Body Mass Index (BMI)
B. Bloeddrukmeting
C. Longfunctietest
D. Huidanalyse
Antwoord: A. Body Mass Index (BMI)
Wat is een primaire deficiëntieziekte?
A. Een ziekte veroorzaakt door een tekort aan een voedingsstof door onvoldoende inname.
B. Een ziekte veroorzaakt door een genetische afwijking.
C. Een ziekte veroorzaakt door een andere onderliggende aandoening.
D. Een ziekte die alleen voorkomt bij ouderen.
Antwoord: A. Een ziekte veroorzaakt door een tekort aan een voedingsstof door
onvoldoende inname.
Welke van de volgende situaties is een voorbeeld van een secundaire deficiëntieziekte?
A. Vitamine C-tekort door onvoldoende fruitconsumptie.
B. IJzertekort door chronisch bloedverlies.
C. Jodiumtekort door een tekort in de bodem.
D. Vitamine D-tekort door weinig zonlicht.
Antwoord: B. IJzertekort door chronisch bloedverlies.
, A. Een tekort aan slaap en genetische aanleg
B. Een ongezond voedingspatroon en onvoldoende lichaamsbeweging
C. Hoge consumptie van vitaminen en een langzame stofwisseling
D. Regelmatige lichaamsbeweging en gezonde voeding
Antwoord:
B. Een ongezond voedingspatroon en onvoldoende lichaamsbeweging
Uitleg:
Overgewicht ontstaat meestal door een combinatie van te veel calorieën innemen en te
weinig energie verbranden door beweging. Andere factoren, zoals genetische aanleg en
slaaptekort, kunnen bijdragen, maar spelen vaak een secundaire rol.
Welke van de volgende aandoeningen wordt beschouwd als een welvaartziekte, die vaak
gerelateerd is aan een ongezonde levensstijl?
A) Longkanker door roken
B) Diabetes type 2
C) Tuberculose
D) Griep
Antwoord:
B) Diabetes type 2
Wat is het belangrijkste verschil tussen diabetes mellitus type 1 en type 2?
A) Bij type 1 is er een onvoldoende reactie van het immuunsysteem op insuline, terwijl bij
type 2 de cellen niet meer goed reageren op insuline.
B) Bij type 1 maakt de alvleesklier geen insuline aan, terwijl bij type 2 de alvleesklier teveel
insuline aanmaakt.
C) Type 1 ontstaat meestal op latere leeftijd, terwijl type 2 op jonge leeftijd ontstaat.
D) Bij type 1 is er een verhoogde productie van insuline, terwijl bij type 2 er geen insuline in
het lichaam aanwezig is.
Antwoord:
A) Bij type 1 is er een onvoldoende reactie van het immuunsysteem op insuline, terwijl bij
type 2 de cellen niet meer goed reageren op insuline.
Wat is de belangrijkste oorzaak van hart- en vaatziekten?
A) Een tekort aan vitamine C
B) Atherosclerose (slagaderverkalking) door ophoping van vetten en cholesterol in de
bloedvaten
C) Hoge bloeddruk door onvoldoende beweging
D) Een genetische afwijking die het hartritme beïnvloedt
Antwoord:
B) Atherosclerose (slagaderverkalking) door ophoping van vetten en cholesterol in de
bloedvaten.
Domein 7: Voeding
Subdomein 7.1 Voedingsleer ( inclusief toegepaste natuurwetenschappen)
Meerkeuzevraag 1: Wat is de belangrijkste functie van speeksel bij de vertering in de mond?
A. Het afbreken van vetten
B. Het afbreken van zetmeel
C. Het afbreken van eiwitten
D. Het afbreken van vezels
Antwoord: B. Het afbreken van zetmeel
Meerkeuzevraag 2:
Welk enzym in speeksel helpt bij de vertering in de mond?
A. Lipase
B. Pepsine
C. Amylase
D. Trypsine
Antwoord: C. Amylase
In welk deel van het spijsverteringsstelsel vindt het grootste deel van de absorptie van
voedingsstoffen plaats?
A. Maag
B. Slokdarm
C. Dunne darm
D. Dikke darm
Antwoord: C. Dunne darm
Welke structuur in het spijsverteringsstelsel is verantwoordelijk voor het transport van
voedsel van de mond naar de maag?
A. Twaalfvingerige darm
B. Slokdarm
C. Maag
D. Dikke darm
Antwoord: B. Slokdarm
Wat is het belangrijkste verschil tussen essentiële en niet-essentiële voedingsstoffen?
A. Essentiële voedingsstoffen worden alleen in de lever geproduceerd.
B. Niet-essentiële voedingsstoffen moeten via de voeding worden ingenomen.
C. Essentiële voedingsstoffen kunnen niet door het lichaam zelf worden aangemaakt.
D. Niet-essentiële voedingsstoffen zijn niet belangrijk voor het lichaam.
Antwoord: C. Essentiële voedingsstoffen kunnen niet door het lichaam zelf worden
aangemaakt.
,Welke van de volgende voedingsstoffen is een essentieel voedingsmiddel?
A. Vitamine C
B. Glucose
C. Cholesterol
D. Creatine
Antwoord: A. Vitamine C
Wat is een voorbeeld van een macronutriënt?
A. Vitamine B12
B. IJzer
C. Koolhydraten
D. Zink
Antwoord: C. Koolhydraten
Waarom worden micronutriënten zoals vitamines en mineralen in kleinere hoeveelheden
dan macronutriënten ingenomen?
A. Omdat ze minder belangrijk zijn voor het lichaam.
B. Omdat ze in grotere hoeveelheden giftig zijn.
C. Omdat het lichaam ze in kleine hoeveelheden nodig heeft voor specifieke functies.
D. Omdat ze niet door het lichaam worden gebruikt.
Antwoord: C. Omdat het lichaam ze in kleine hoeveelheden nodig heeft voor specifieke
functies.
Wat is de primaire functie van koolhydraten in het lichaam?
A. Opbouw van spierweefsel
B. Energie leveren
C. Bevorderen van hormonale balans
D. Opslag van mineralen
Antwoord: B. Energie leveren
Welke voedingsstof is voornamelijk verantwoordelijk voor de opbouw en reparatie van
lichaamsweefsels?
A. Vetten
B. Eiwitten
C. Koolhydraten
D. Vitaminen
Antwoord: B. Eiwitten
Waarom zijn vetten belangrijk in een gezond dieet?
A. Ze leveren directe energie zonder opslag in het lichaam.
B. Ze zijn nodig voor het transport van in vet oplosbare vitamines.
C. Ze zorgen voor snellere spiergroei.
D. Ze worden volledig door het lichaam uitgescheiden.
Antwoord: B. Ze zijn nodig voor het transport van in vet oplosbare vitamines.
,Wat wordt bedoeld met primaire hydratatie?
A. De vochtopname via voeding zoals fruit en groenten.
B. De vochtinname via dranken zoals water en thee.
C. Het verlies van vocht via transpiratie.
D. Het vasthouden van vocht in de weefsels.
Antwoord: B. De vochtinname via dranken zoals water en thee.
Welke situatie kan leiden tot secundaire dehydratie?
A. Te weinig drinken tijdens inspanning.
B. Overmatig verlies van vocht door braken of diarree.
C. Verhoogde inname van zout in de voeding.
D. Het consumeren van te veel cafeïne.
Antwoord: B. Overmatig verlies van vocht door braken of diarree.
Wat wordt bedoeld met de voedingstoestand van een persoon?
A. De beschikbaarheid van voeding in een regio.
B. De balans tussen voedselinname en energieverbruik.
C. De emotionele relatie van een persoon met voeding.
D. De soorten voedingsmiddelen die een persoon eet.
Antwoord: B. De balans tussen voedselinname en energieverbruik
Welke van de volgende methoden wordt gebruikt om de voedingstoestand te beoordelen?
A. Body Mass Index (BMI)
B. Bloeddrukmeting
C. Longfunctietest
D. Huidanalyse
Antwoord: A. Body Mass Index (BMI)
Wat is een primaire deficiëntieziekte?
A. Een ziekte veroorzaakt door een tekort aan een voedingsstof door onvoldoende inname.
B. Een ziekte veroorzaakt door een genetische afwijking.
C. Een ziekte veroorzaakt door een andere onderliggende aandoening.
D. Een ziekte die alleen voorkomt bij ouderen.
Antwoord: A. Een ziekte veroorzaakt door een tekort aan een voedingsstof door
onvoldoende inname.
Welke van de volgende situaties is een voorbeeld van een secundaire deficiëntieziekte?
A. Vitamine C-tekort door onvoldoende fruitconsumptie.
B. IJzertekort door chronisch bloedverlies.
C. Jodiumtekort door een tekort in de bodem.
D. Vitamine D-tekort door weinig zonlicht.
Antwoord: B. IJzertekort door chronisch bloedverlies.
, A. Een tekort aan slaap en genetische aanleg
B. Een ongezond voedingspatroon en onvoldoende lichaamsbeweging
C. Hoge consumptie van vitaminen en een langzame stofwisseling
D. Regelmatige lichaamsbeweging en gezonde voeding
Antwoord:
B. Een ongezond voedingspatroon en onvoldoende lichaamsbeweging
Uitleg:
Overgewicht ontstaat meestal door een combinatie van te veel calorieën innemen en te
weinig energie verbranden door beweging. Andere factoren, zoals genetische aanleg en
slaaptekort, kunnen bijdragen, maar spelen vaak een secundaire rol.
Welke van de volgende aandoeningen wordt beschouwd als een welvaartziekte, die vaak
gerelateerd is aan een ongezonde levensstijl?
A) Longkanker door roken
B) Diabetes type 2
C) Tuberculose
D) Griep
Antwoord:
B) Diabetes type 2
Wat is het belangrijkste verschil tussen diabetes mellitus type 1 en type 2?
A) Bij type 1 is er een onvoldoende reactie van het immuunsysteem op insuline, terwijl bij
type 2 de cellen niet meer goed reageren op insuline.
B) Bij type 1 maakt de alvleesklier geen insuline aan, terwijl bij type 2 de alvleesklier teveel
insuline aanmaakt.
C) Type 1 ontstaat meestal op latere leeftijd, terwijl type 2 op jonge leeftijd ontstaat.
D) Bij type 1 is er een verhoogde productie van insuline, terwijl bij type 2 er geen insuline in
het lichaam aanwezig is.
Antwoord:
A) Bij type 1 is er een onvoldoende reactie van het immuunsysteem op insuline, terwijl bij
type 2 de cellen niet meer goed reageren op insuline.
Wat is de belangrijkste oorzaak van hart- en vaatziekten?
A) Een tekort aan vitamine C
B) Atherosclerose (slagaderverkalking) door ophoping van vetten en cholesterol in de
bloedvaten
C) Hoge bloeddruk door onvoldoende beweging
D) Een genetische afwijking die het hartritme beïnvloedt
Antwoord:
B) Atherosclerose (slagaderverkalking) door ophoping van vetten en cholesterol in de
bloedvaten.