UvA 2025
,Voorwoord
Beste toekomstige geneeskunde student,
Hierbij een oefentoets van 50 vragen (+ antwoorden) over de VWO
kennistoets voor de decentrale selectie 2025 aan de UvA. Deze
oefentoets is gemaakt door twee geneeskundestudenten uit het 2e jaar
aan de UvA.
We weten maar al te goed hoe frustrerend het kan zijn om niet te weten
wat je te wachten staat op de selectiedag. Daarom hebben wij ons best
gedaan om deze oefentoets samen te stellen om voor jullie een beeld te
schetsen van hoe de medisch actualiteitentoets eraan toe zal gaan.
Oefening baart kunst en met deze 50 vragen is er meer dan genoeg
gelegenheid om te oefenen.
Veel succes en tot volgend jaar!
, Vragen
1. Laurens heeft een aandoening waarbij de pH van zijn bloed te laag is, wat leidt tot
een verhoogde zuurgraad in zijn lichaam. Dit kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden
door een ophoping van melkzuur, een organisch zuur dat ontstaat bij intensieve
spieractiviteit of bepaalde medische aandoeningen. De pH van het bloed moet
normaal gesproken tussen 7,35 en 7,45 liggen, maar Laurens’ pH is gedaald tot 7,2,
wat duidt op acidose.
Wat is de oorzaak van de lage pH in het bloed van Laurens, en hoe wordt de
concentratie van melkzuur in het bloed beïnvloed door de productie van het zuur in de
spieren?
A. De lage pH wordt veroorzaakt door een verhoogde concentratie van melkzuur in het
bloed, wat leidt tot een ophoping van waterstofionen.
B. De lage pH wordt veroorzaakt doordat de hoeveelheid base in het bloed te hoog is,
waardoor de pH daalt.
C. De lage pH wordt veroorzaakt door een verminderde hoeveelheid kooldioxide in het
bloed, die het zuurbasen evenwicht verstoort.
D. De lage pH wordt veroorzaakt door een verhoogde concentratie van waterstofionen
in het bloed, die vrijkomen bij de afbraak van melkzuur.
2. Mariam is al een langere tijd geobstipeerd. Na een lange tijd krijgt ze de diagnose
hypothyreoïdie, een traag werkende schildklier. Hiervoor ondergaat ze een
behandeling met iodine-131, een radioactieve stof met een halveringstijd van 8 dagen.
De oorspronkelijke activiteit van de stof is 50 µCi. Hoeveel straling blijft er over na 24
dagen?
A. 25 µCi
B. 12,5 µCi
C. 6,25 µCi
D. 50 µCi
3. Welk proces vindt plaats op nummer 2?
A. Ca2+ cel in, K+ cel uit
B. Na+ cel uit, K+ cel in
C. Na+ cel uit, K+ cel uit
D. Ca2+ cel uit, K+ cel in