Volledige samenvatting CNI (71p)

1e bachelor - Computer
Networks
Protocols and Models
1. Regels
- Communicatie fundamentals
o Elke methode van communicatie heeft de volgende elementen
 Een zender
 Een ontvanger
 Het middel

- Communicatie protocols
o Een set van regels die gevolgd moeten worden bij communicatie
 Andere set van regels voor telefoon dan voor email
o Analoog en digitaal volgen hetzelfde principe




1

, 1e bachelor - Computer
Networks
- Vastleggen van regels
o Voor een bericht te kunnen verzenden moeten deze aanwezig zijn
 Een zender en een ontvanger
 Gemeenschappelijke taal
 Snelheid en timing van aflevering
 Bevestiging van ontvangst

- Netwerkprotocols vereisten
o De protocols bevatten ook details over hoe het bericht moet geleverd worden
 Codering van het bericht
 Encapsulatie van het bericht
 Groote van het bericht
 Timing van het bericht
 Afleveringsoptie

- Codering
o Codering is het converteren van informatie in een acceptabele vorm voor
communicatie
o Analoge vorm
 Encoding is het omzetten van een gedachte in spraak
 Denken aan wat een mooie dag het is vandaag  “Wat is het
toch een mooie dag vandaag
o Digitale vorm
 Encoding moet in een bruikbaar formaat zijn voor het middel (PC)
 Eerst veranderd in bits
 Elke bit wordt encoded in een voltage over een kopere draad
 Ontvanger ontvangt deze volotages en decodeert ze tot het originele
bericht


- Formatting en encapsulation
o Een bericht moet een specifieke structuur hebben
 Formaat hangt af van
 Type van bericht
 Middel van communicatie
o Analoge vorm
 Brief met bericht erop  in envelop (encapsulatie)
o Digitaal
 Internet Protocol (IP) is gelijkaardig aan een envelop (frame)
 Identificeert de source IP adress
 Identificeert de Destination IP adress




2

, 1e bachelor - Computer
Networks
 Is verantwoordelijk voor het verzenden van een bericht van de
zender naar ontvanger over 1 of meerdere netwerken
- Groote
o
Analoog




3

, 1e bachelor - Computer
Networks
 Bericht van iemand wordt opgesplitst in zinnen
o Digitaal
 Wanneer er een lang bericht moet worden verzonden moet deze in
verschillende secties verzonden worden
 Groote van de secties hangt af van het middel
 Grote berichten worden in allemaal kleine frames gestuurd
- Timing
o Timing bevat deze
 Flow control
 Defineert hoeveel informatie er kan verzonden worden aan de
snelheid dat mogelijk is
 Response Timeout
 Hosts op het netwerk gebruikt protocols om te weten hoelang
het systeem moet wachten tot een antwoord
 En wat te doen indien er geen antwoord komt
 Access method
 Dit bepaald wanneer iemand een bericht kan verzenden
o Als 2 middelen tegelijk een bericht versturen ontstaat er
een “collision of information”

- Afleveringopties
o Een bericht kan geleverd worden in verschillende manieren
o Analoog
 1 persoon aanspreken
 Bepaalde personen aanspreken
 Heel de groep aanspreken
o Digitaal
 Unicast
 Multicast
 Broadcast

2. Protocols
- Network protocol overview
o Voor communicatie tussen 2 end devices moeten ze allebei dezelfde set van
regels volgen
o Elk protocol heeft zijn eigen functie
 Network Communications Protocols
 Laat toe voor 2 of meerdere toestellen om te communiceren
over 1 of meer netwerken
o IP
o Transmission Control Protocol (TCP)
o Hypertext Transfer Protocol (HTTP)
 Network Security Protocols
 Beveiligd data met authenticatie, integrity, encryption
o Secure shell (SSH)


4