Vraag 1
Wat is de hybridisatietoestand van respectievelijk het centrale zuurstof-atoom en de
buitenste twee zuurstofatomen van ozon (O3)?
A. sp2 en sp3
B. beide sp
C. beide sp2 D. beide sp3
E. sp en sp3
Vraag 2
Wat is de volledige elektronenconfiguratie van het ion Cl -?
A. 1s22s22p63s1
B. 1s22s22p63s23p5
C. 1s22s22p63s23p64s1
D. 1s22s22p6
E. 1s22s22p63s23p6
Vraag 3
Hoe groot is bij benadering de bindingshoek in het nitriet ion (NO 2-)?
A. 180o
B. 109.5o
C. 90o
D. 60o
E. 120o
Vraag 4
Welke van de volgende beweringen is/zijn waar?
I. B bevat 9 waterstofatomen
II. A en B zijn resonantiestructuren van elkaar
A. Alleen II is waar
B. Geen van beide is waar
, C. Alleen I is waar
D. Zowel I als II zijn waar
Vraag 5
Wat is de elektronenconfiguratie van het Aluminium (Al) atoom?
A. 1s22s22p63s23p3
B. 1s22s22p63s23p1
C. 1s22s22p63s2
D. 1s22s22p63s23d1
E. 1s22s22p63s23p5
Vraag 6
Welke bewering over onderstaande structuur is waar?
A. De structuur bevat geen amide groep
B. De structuur bevat een thioether groep
C. De structuur bevat geen guanidinium groep
D. De structuur bevat een sulfonamide
E. De structuur bevat een ester groep
Vraag 7
Wat is de formele lading van het centrale stikstofatoom in het nitraation (NO 3-)?
A. +2
B. -2
C. 0
D. -1
, E. +1
Vraag 8
Welke functionele groep is niet aanwezig in morfine?
A. Een tertiair amine
B. ether
C. secundair alcohol
D. secundair amine
Vraag 9
Kies voor de drie afgebeelde verbindingen de correcte volgorde van toenemende
absorptiegolflengte (λmax):
A. a, c, b
B. b, a, c
C. a, b, c
D. c, a, b
Wat is de hybridisatietoestand van respectievelijk het centrale zuurstof-atoom en de
buitenste twee zuurstofatomen van ozon (O3)?
A. sp2 en sp3
B. beide sp
C. beide sp2 D. beide sp3
E. sp en sp3
Vraag 2
Wat is de volledige elektronenconfiguratie van het ion Cl -?
A. 1s22s22p63s1
B. 1s22s22p63s23p5
C. 1s22s22p63s23p64s1
D. 1s22s22p6
E. 1s22s22p63s23p6
Vraag 3
Hoe groot is bij benadering de bindingshoek in het nitriet ion (NO 2-)?
A. 180o
B. 109.5o
C. 90o
D. 60o
E. 120o
Vraag 4
Welke van de volgende beweringen is/zijn waar?
I. B bevat 9 waterstofatomen
II. A en B zijn resonantiestructuren van elkaar
A. Alleen II is waar
B. Geen van beide is waar
, C. Alleen I is waar
D. Zowel I als II zijn waar
Vraag 5
Wat is de elektronenconfiguratie van het Aluminium (Al) atoom?
A. 1s22s22p63s23p3
B. 1s22s22p63s23p1
C. 1s22s22p63s2
D. 1s22s22p63s23d1
E. 1s22s22p63s23p5
Vraag 6
Welke bewering over onderstaande structuur is waar?
A. De structuur bevat geen amide groep
B. De structuur bevat een thioether groep
C. De structuur bevat geen guanidinium groep
D. De structuur bevat een sulfonamide
E. De structuur bevat een ester groep
Vraag 7
Wat is de formele lading van het centrale stikstofatoom in het nitraation (NO 3-)?
A. +2
B. -2
C. 0
D. -1
, E. +1
Vraag 8
Welke functionele groep is niet aanwezig in morfine?
A. Een tertiair amine
B. ether
C. secundair alcohol
D. secundair amine
Vraag 9
Kies voor de drie afgebeelde verbindingen de correcte volgorde van toenemende
absorptiegolflengte (λmax):
A. a, c, b
B. b, a, c
C. a, b, c
D. c, a, b
