Objectafbakening
Inleiding
Een onroerende zaak dient te worden herleid tot een onroerende zaak conform de WOZ-regelgeving;
WOZ-object. Wat als een WOZ-object moet worden aangemerkt, staat in art. 16 Wet WOZ, en het is
dus niet per se hetzelfde als een civielrechtelijke onroerende zaak. Je moet dus eerst een onroerende
zaak herleiden tot WOZ-objecten en dan pas overgaan tot OZB.
Algemeen
Een civielrechtelijke onroerende zaak moet door middel van afbakeningsregels worden omgevormd
tot een WOZ-object. Een flatgebouw kan civielrechtelijk één onroerende zaak zijn (bijv. eigendom
van een woningcorporatie), maar kan een heleboel WOZ-objecten omvatten. De reden hiervoor is
dat de OZB bestaat uit twee heffingen: een heffing ter zake van de genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht (eigenaren OZB) en een heffing ter zake van de gebruikers al dan
niet krachtens eigendom, beperkt recht of persoonlijk recht (gebruikers-OZB), waarvan de laatste
voor woningen per 2006 is komen te vervallen, maar toch voor de objectafbakening voor die
categorie is dezelfde gebleven.
Het is noodzakelijk een object zodanig af te bakenen dat hiervoor zowel één eigenaar als één
gebruiker kan worden aangewezen waarbij de objectafbakening voor beiden gelijk is. Een gebruiker
zal uiteraard geen belasting willen betalen over een deel van de onroerende zaak dat hij niet
gebruikt, maar dat wel in eigendom is bij zijn verhuurder. Het uitgangspunt is daarom het bepalen
van de kleinste zelfstandig bruikbare eenheid: het zogenoemde afpellen. Nadat is afgepeld worden
de losse eigendommen onder omstandigheden weer bij elkaar opgeteld.
Van onroerende zaak naar WOZ-object
Art. 16 Wet WOZ bepaalt hoe een belastingobject dient te worden afgebakend. De terminologie van
art. 16 Wet WOZ leidt tot een afbakening in vijf stappen:
1. Eigendommen bepalen
2. Zelfstandige gedeelten onderkennen
3. Samenstellen vormen
4. Recreatieterreinen afbakenen
5. Gemeentegrenzen trekken
Let wel: hiervoor zat dus al de stap van de zakelijke genotsgrens.
Stap 0: Opzoek gaan naar de eigendomsgrens
De afbakeningsregel waarmee je begint is het bepalen van de genotsgrens krachtens eigendom dan
wel beperkt recht die op een object rust. Deze grens bepaalt het vertrekpunt van de afbakening.
Indien een onroerende zaak toebehoort aan meer dan één eigenaar (waarmee niet is bedoeld mede-
eigendom), dan wordt de onroerende zaak gesplitst in minimaal evenzoveel WOZ-objecten.
Een goede indicatie van wie genot krachtens eigendom of beperkt recht heeft, kan worden verkregen
met een recherche van de kadastrale percelen. Een onroerende zaak in de zin van art. 16 Wet WOZ
omvat in beginsel niet meer dan één kadastraal perceel. Echter, als twee (aangrenzend)
eigendommen dezelfde genothebbende persoon krachtens eigendom, bezit of beperkt recht hebben,
dan zijn deze percelen één eigendom.
Stap 1: Is het eigendom gebouw of ongebouwd?
1