Probleem 7 Learning for later life
Transfer van informatie
Transfer
Als iets wat men in de ene situatie leert invloed heeft op hoe hij leert of presteert in een
andere situatie.
Twee processen:
- Het leren van iets
- Het later gebruiken of toepassen van wat is geleerd.
Verschillende dimensies waartussen transfer kan plaatsvinden
Schoolvakken, contexten (school – werk), sociale contexten (alleen – groep), tijdsperiodes,
functies (school – vrije tijd), modaliteiten / vakgebieden (tv – school).
Probleem van transfer
Transfer komt niet vaak voor. Omdat overeenkomstige kenmerken van twee situaties niet
worden herkend of opgemerkt. En situated learning is veel een deel waar.
Vormen van transfer
1.
Positieve transfer
Het leren in 1 situatie zorgt voor makkelijker leren of presteren in een andere
situatie. (veel lezen – begrip spelling)
Negatieve transfer
Het leren in 1 situatie zorgt voor hindering van iemands vermogen om te leren
of presteren in een andere situatie. (schakelauto – automaat)
2.
Verticale transfer
Iemand verkrijgt nieuwe kennis door te bouwen op basisinformatie. Je moet
eerst 1 vaardigheid leren voor je door kan naar de volgende (optellen –
vermenigvuldigen).
Laterale transfer
Kennis van het eerste onderwerp helpt, maar is niet essentieel voor het leren
van een tweede onderwerp. (snappen Spaans – leren Italiaans).
3.
Near transfer
Twee situaties of problemen die gelijk zijn in zowel hun oppervlakkige
kenmerken als in hun onderliggende relaties (twee wiskundige opgaven –
snelheid v/e trein berekenen).
Far transfer
Twee situaties die gelijk zijn in de onderliggende relaties, maar anders in
oppervlakkige kenmerken (twee wiskundige opgaven – snelheid v/e trein en v/
e hond berekenen).
Transfer van informatie
Transfer
Als iets wat men in de ene situatie leert invloed heeft op hoe hij leert of presteert in een
andere situatie.
Twee processen:
- Het leren van iets
- Het later gebruiken of toepassen van wat is geleerd.
Verschillende dimensies waartussen transfer kan plaatsvinden
Schoolvakken, contexten (school – werk), sociale contexten (alleen – groep), tijdsperiodes,
functies (school – vrije tijd), modaliteiten / vakgebieden (tv – school).
Probleem van transfer
Transfer komt niet vaak voor. Omdat overeenkomstige kenmerken van twee situaties niet
worden herkend of opgemerkt. En situated learning is veel een deel waar.
Vormen van transfer
1.
Positieve transfer
Het leren in 1 situatie zorgt voor makkelijker leren of presteren in een andere
situatie. (veel lezen – begrip spelling)
Negatieve transfer
Het leren in 1 situatie zorgt voor hindering van iemands vermogen om te leren
of presteren in een andere situatie. (schakelauto – automaat)
2.
Verticale transfer
Iemand verkrijgt nieuwe kennis door te bouwen op basisinformatie. Je moet
eerst 1 vaardigheid leren voor je door kan naar de volgende (optellen –
vermenigvuldigen).
Laterale transfer
Kennis van het eerste onderwerp helpt, maar is niet essentieel voor het leren
van een tweede onderwerp. (snappen Spaans – leren Italiaans).
3.
Near transfer
Twee situaties of problemen die gelijk zijn in zowel hun oppervlakkige
kenmerken als in hun onderliggende relaties (twee wiskundige opgaven –
snelheid v/e trein berekenen).
Far transfer
Twee situaties die gelijk zijn in de onderliggende relaties, maar anders in
oppervlakkige kenmerken (twee wiskundige opgaven – snelheid v/e trein en v/
e hond berekenen).