I
I
Natu u rku nde hoofdstu k 4
Paragraaf 1-
Nederlandse lichtnet = 230 V
,o
t
in ampère (A) ) kabouters hoeveelheid liter per seconde
r Q is de elektrische lading in coulomb (C) liter
o t is de tijd waarín de hoeveelheid lading Q voorbijkomt in seconde seconde
Hoeveel lading er langs een bepaald punt stroomt in een bepaalde tijd ampèremeter ln stroomkring
Elektronen = qe
Elementair ladingskwanlum: L,6022 x 10-1e C
Kortsluiting: de elektrische energie wordt omgezet in de stroomdraad die daar niet op berekend is.
Er gaat een grote stroom lopen, de stroomdraad wordt heet en kan doorbranden.
(.1
={a À8. r,,r.. T. qq
L) \,()§?-è - to '5
a nning in volt (V) ) marsjes
AE is het verschil in elektrische energie tussen twee punten in joule (J)
Q is de landing in coulomb (C)
s een maat voor het verschil in elektrische energie van een lading tussen twee punten in een
stroomkring voltmeter parallel aan de stroomkring
P=Uxl
r P ís het vermogen ín watt (W)
o U is de spanning in volt (V)
r I is de stroomsterkte in ampère (A)
De elektrische energie die per seconde door een spanningsbron wordt geleverd, of aan een
elektrische component wordt afgestaand
?aragraaf 2
R= !I - t)
R
o U is de elektrische spanning in volt (V)
o I is de elektrische stroomsterkte in ampère (A)
in ohm (O)
Grootheid die aangeeft hoeveel stroom er gaat lopen bij een bepaalde spanning
G- LU
1
§= -À
a G is de geleidbaarheid (en is het omgekeerde van de weerstand), de eenheid is siemens (S) in O-1
Slcc..rurnt SCucrr
Stnoor.. \ospts
, Een ohmse weerstand: de weerstandswaarde R is constant, dit betekent ,i
dat de stroom die gaat lopen recht evenredig is met de aangelegde
spanning
Meestal zijn apparaten niet ohms, het verband tussen U en I is niet recht
evenredig. Dit komt doordat de draad warm wordt bij het meer omzetten
van vermogen en dan wordt de spanning groter en de stroomsterkte
minder.
DeformulesP=UxlenU=lxRkanjecombinerenenjekandoordoorookconclusietrekkenover
weerstand van apparaat. p=t2xR p =+
Woorom neemt weerstond toe bij een hogere temperatuur?
Atomen bewegen sneller bij een hogere temperatuur waardoor het moeilijker is voor elektronen om
er langs te komen dus een slechtere geleiding,
n^.-^--^^ia'\
fdiàgidd .-t
flektroïen in een stroomkring (zijn min) en gaan van - naar +, maar de elektrische stroom stroomt
van + naar - (dit komt omdat natuurkundige dit hebben vast gelegd).
oxL
R = L-----
A
o R is de weerstand van de draad in ohm (O)
o p is de soortelijke weerstand van de draad in ohm keer meter (Om)
o I is de lengte van de draad in meter (m)
r .4 is de doorsnede van de draad in vierkante meter (m2)
Opó cirkel: n x 12 r = straal = de helft van de diameter
De lijntjes in een schakelschema stellen ideale stroomdraden voor: ze hebben geen weerstand.
P.rt: srssf A
Parallel schakeling:
o Ur = Uz de spanning (V) is dus overal gelijk
. ltotaar = lr + lz de stroomsterkte (A) splitst zich op
Serie schakeling:
. lr = lz de stroomsterkte (A) is overalgelijk
o Utot""r = Ur * Uz de spanning (V) splitst zich op
De wetten van Kirchhoff: (geld voor alle soorten schakelingen en stroomkringen)
1. Voor elk punt in een schakeling geldt dat er net zoveel stroom (A) naartoe loopt als er
vandaan, dus I I = 0. Als er vier draden aan een punt vast zitten, dan tel je vier stromen bij
2. Als vanaf O"prrtA beginpunt een route wordt gevolg die uiteindelijk weer bij het
"*
beginpunt uitkomt, dan is de totale spanning gelijk aan 0 V, dus I U= 0