Gedrag in organisaties samenvatting midterm
Organizational Behavior bestudeert de invloed die individuen, groepen en
structuur hebben op menselijk gedrag in organisaties.
- Het belangrijkste doel is om die kennis toe te passen om de effectiviteit van
organisaties te verbeteren en maatschappelijke verantwoordelijkheid te vergroten
Moderatiemodel
- De relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt beïnvloedt
door een andere variabele
- Wanneer ?
- Wanneer zie je nou iets gebeuren? In welke situatie wel/heel sterk of niet/een
klein beetje
Psychologische veiligheid is positief gerelateerd aan uitspreken, maar alleen wanneer
zelf-waargenomen status laag is.
Mediatiemodel
- De relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt verklaard
door een andere variabele
- Waarom gebeurt iets
- Reden waarom links en rechts met elkaar samenhangen
Zelf waargenomen status is positief gerelateerd aan uitspreken, omdat deze status
samenhangt met verhoogd gevoel van psychologische veiligheid. En degenen die
zich psychologisch veilig voelen spreken meer.
Psychologische veiligheid: voelen mensen zich veilig, goed, gewaardeerd etc.
Zelf waargenomen status: wordt ik serieus genomen, respect krijgen
Onderzoeksmethoden
- Case study= diepgaande analyse van 1 of enkele entiteiten
o Ontwikkelen van een theorie: hoe zou iets kunnen zitten, interviews met mensen
uit een organisatie
- Vragenlijst (veldonderzoek)= gebruik van gestandaardiseerde schriftelijke
(open/gesloten) vragen
o Als we al wel een aantal ideeën hebben: zijn al wel theorieën, maar willen de
theorieën toetsen
o Nadeel: tegelijk voor meerdere dingen zaken meten, leidt ertoe dat je niet weet
wat de causale relaties is tussen 2 dingen
o Ijsverkoop en haaienaanvallen nemen beide toe derde variabele die je niet
meet die ervoor zorgt dat 2 zaken met elkaar variëren: temperatuur
- Experiment= een onafhankelijke variabele systematische variëren en kijken
naar het effect op een afhankelijke variabele
,o Toetsen van theorie
o Mensen bepaalde instructies geven
- Meta-analyse= kwantitatief overzicht van eerder onderzoek: hoe consistent zijn
de resultaten
o Generaliseerbaarheid
Voorbeeld vragenlijst
- Informele hiërarchie: “Welk teamlid heeft invloed over jou?” – berekening van
hierarchy strength
- Empowering leadership: “De teamleider geeft autonomie en vrijheid aan het
team.” (1=helemaal mee oneens; 7 = helemaal mee eens)
- Team creativiteit: “In welke mate… bedenkt dit team nieuwe methoden om het
werk uit te voeren?”
Managers moeten interpersoonlijke vaardigheden ontwikkelen om effectief te zijn in
hun werk
Fred Luthans: bestudeerde de effectiviteit van managementactiviteiten
- Zijn managers die het snelste promotie kregen in een bedrijf ook het effectiefst
niet waar
Managers doen aan de volgende activiteiten:
- Human Resource Management (HRM)= personeelszaken: motiveren,
disciplineren, conflict managen, mensen aannemen en training geven
- Netwerken= socializen, politieke discussies voeren en communiceren met
buitenstaanders
- Het traditionele management= besluiten maken, plannen en controleren +
beloningen worden op prestaties gebaseerd
- Communicatie= routine-informatie wordt uitgewisseld en administratief werk
wordt uitgevoerd
3 soorten managers: elke benadrukt andere activiteiten succesvolle managers zijn
niet hetzelfde als effectieve managers
- Gemiddelde manager= verdeelt de aandacht goed tussen de hierboven
genoemde activiteiten
o Meeste aandacht: traditionele management en communicatie
- Succesvolle manager= succes is hier gebaseerd op de promotie binnen het
bedrijf. Manager stroomt snel door in een organisatie.
o Meeste aandacht: netwerken, daarna communicatie
o HRM en traditionele management worden verwaarloosd
- Effectieve manager= effectiviteit is hier gebaseerd op de kwaliteit en kwantiteit
van de prestaties en de tevredenheid en loyaliteit van hun werknemers
o Meeste aandacht: communicatie en daarna HRM
Intuïtie= een gevoel dat vaak niet ondersteund is door onderzoek
- Het is gebaseerd op ervaring: verschillend voor ieder persoon
- Het is onduidelijk wanneer eigen intuïtie klopt of niet
- Onderbuikgevoel
- Individuele observatie
- Gezond verstand
Systematische studie= bekijkt relaties en probeert oorzaken en gevolgen te
constateren door conclusies te baseren op wetenschappelijk bewijs
- Wetenschappelijk bewijs= gegevens die verzameld zijn in een gecontroleerde
setting en geïnterpreteerd worden op een precieze manier
, Evidence Based Management (EBM)= keuzes van managers worden ondersteund
door recent wetenschappelijk bewijs
- Vult systematische studies aan
1. Er wordt een managementvraag gesteld
2. Het beste beschikbare bewijs wordt gezocht
3. De relevante informatie wordt toegepast
Vakgebied van GIO wordt beïnvloed door 4 verschillende gedragswetenschappen
- Psychologie= de wetenschap die probeert het gedrag van mensen en dieren te
meten, uit te leggen en soms te veranderen
o Leertheorieën, motivatietheorieën, persoonlijkheidstheorieën en
leiderschapseffectiviteit voornamelijk het individu wordt bestudeerd
- Sociale psychologie= combineert de concepten van psychologie en sociologie
en focust op de invloed die een individu op een ander individu uit kan oefenen
o Implementeren van verandering, meten, begrijpen + veranderen van houdingen,
communicatiepatronen en vertrouwen groep als onderzoekseenheid
- Antropologie= bestudeert gemeenschappen om zo te leren over mensen en hun
activiteiten
o Focus op organisatorische systemen
o Mens wordt bestudeerd op alle aspecten
- Sociologie= onderzoek naar mensen in relatie tot hun sociale omgeving en
cultuur
o Communicatie, macht, organisatorische verandering en organisatorische cultuur
Big data= het gebruik van statistische compilaties en analyses, waardoor bedrijven
effectievere besluitvorming kunnen implementeren en human resources effectiever
kunnen managen
- Voorspellen van gebeurtenissen, risico identificeren en rampen voorkomen
Data-driven management= managers gebruiken data voor besluitvorming, het
stellen van doelen en het begrijpen van werknemers
- Nadeel: verzamelen van uitvoerige persoonlijke data brengt privacy kwesties met
zich mee
- Nadeel: intuïtie moet niet aan de kant geschoven worden: balans vinden tussen
intuïtie en wetenschap
Contingency=twee mensen kunnen in dezelfde situatie zich er anders gedragen en
een persoon kan zich anders gedragen op maandag dan op dinsdag
- Contingentievariabelen= situationele factoren: modereren de relaties tussen 2
of meer variabelen
OB Model
- Inputs: variabelen die
leiden tot processen vormt de basis voor wat er later in de organisatie zal
gebeuren
- Processen: acties die individuen, groepen en organisaties uitvoeren door de
inputs en die leiden tot bepaalde uitkomsten
Organizational Behavior bestudeert de invloed die individuen, groepen en
structuur hebben op menselijk gedrag in organisaties.
- Het belangrijkste doel is om die kennis toe te passen om de effectiviteit van
organisaties te verbeteren en maatschappelijke verantwoordelijkheid te vergroten
Moderatiemodel
- De relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt beïnvloedt
door een andere variabele
- Wanneer ?
- Wanneer zie je nou iets gebeuren? In welke situatie wel/heel sterk of niet/een
klein beetje
Psychologische veiligheid is positief gerelateerd aan uitspreken, maar alleen wanneer
zelf-waargenomen status laag is.
Mediatiemodel
- De relatie tussen een onafhankelijke en afhankelijke variabele wordt verklaard
door een andere variabele
- Waarom gebeurt iets
- Reden waarom links en rechts met elkaar samenhangen
Zelf waargenomen status is positief gerelateerd aan uitspreken, omdat deze status
samenhangt met verhoogd gevoel van psychologische veiligheid. En degenen die
zich psychologisch veilig voelen spreken meer.
Psychologische veiligheid: voelen mensen zich veilig, goed, gewaardeerd etc.
Zelf waargenomen status: wordt ik serieus genomen, respect krijgen
Onderzoeksmethoden
- Case study= diepgaande analyse van 1 of enkele entiteiten
o Ontwikkelen van een theorie: hoe zou iets kunnen zitten, interviews met mensen
uit een organisatie
- Vragenlijst (veldonderzoek)= gebruik van gestandaardiseerde schriftelijke
(open/gesloten) vragen
o Als we al wel een aantal ideeën hebben: zijn al wel theorieën, maar willen de
theorieën toetsen
o Nadeel: tegelijk voor meerdere dingen zaken meten, leidt ertoe dat je niet weet
wat de causale relaties is tussen 2 dingen
o Ijsverkoop en haaienaanvallen nemen beide toe derde variabele die je niet
meet die ervoor zorgt dat 2 zaken met elkaar variëren: temperatuur
- Experiment= een onafhankelijke variabele systematische variëren en kijken
naar het effect op een afhankelijke variabele
,o Toetsen van theorie
o Mensen bepaalde instructies geven
- Meta-analyse= kwantitatief overzicht van eerder onderzoek: hoe consistent zijn
de resultaten
o Generaliseerbaarheid
Voorbeeld vragenlijst
- Informele hiërarchie: “Welk teamlid heeft invloed over jou?” – berekening van
hierarchy strength
- Empowering leadership: “De teamleider geeft autonomie en vrijheid aan het
team.” (1=helemaal mee oneens; 7 = helemaal mee eens)
- Team creativiteit: “In welke mate… bedenkt dit team nieuwe methoden om het
werk uit te voeren?”
Managers moeten interpersoonlijke vaardigheden ontwikkelen om effectief te zijn in
hun werk
Fred Luthans: bestudeerde de effectiviteit van managementactiviteiten
- Zijn managers die het snelste promotie kregen in een bedrijf ook het effectiefst
niet waar
Managers doen aan de volgende activiteiten:
- Human Resource Management (HRM)= personeelszaken: motiveren,
disciplineren, conflict managen, mensen aannemen en training geven
- Netwerken= socializen, politieke discussies voeren en communiceren met
buitenstaanders
- Het traditionele management= besluiten maken, plannen en controleren +
beloningen worden op prestaties gebaseerd
- Communicatie= routine-informatie wordt uitgewisseld en administratief werk
wordt uitgevoerd
3 soorten managers: elke benadrukt andere activiteiten succesvolle managers zijn
niet hetzelfde als effectieve managers
- Gemiddelde manager= verdeelt de aandacht goed tussen de hierboven
genoemde activiteiten
o Meeste aandacht: traditionele management en communicatie
- Succesvolle manager= succes is hier gebaseerd op de promotie binnen het
bedrijf. Manager stroomt snel door in een organisatie.
o Meeste aandacht: netwerken, daarna communicatie
o HRM en traditionele management worden verwaarloosd
- Effectieve manager= effectiviteit is hier gebaseerd op de kwaliteit en kwantiteit
van de prestaties en de tevredenheid en loyaliteit van hun werknemers
o Meeste aandacht: communicatie en daarna HRM
Intuïtie= een gevoel dat vaak niet ondersteund is door onderzoek
- Het is gebaseerd op ervaring: verschillend voor ieder persoon
- Het is onduidelijk wanneer eigen intuïtie klopt of niet
- Onderbuikgevoel
- Individuele observatie
- Gezond verstand
Systematische studie= bekijkt relaties en probeert oorzaken en gevolgen te
constateren door conclusies te baseren op wetenschappelijk bewijs
- Wetenschappelijk bewijs= gegevens die verzameld zijn in een gecontroleerde
setting en geïnterpreteerd worden op een precieze manier
, Evidence Based Management (EBM)= keuzes van managers worden ondersteund
door recent wetenschappelijk bewijs
- Vult systematische studies aan
1. Er wordt een managementvraag gesteld
2. Het beste beschikbare bewijs wordt gezocht
3. De relevante informatie wordt toegepast
Vakgebied van GIO wordt beïnvloed door 4 verschillende gedragswetenschappen
- Psychologie= de wetenschap die probeert het gedrag van mensen en dieren te
meten, uit te leggen en soms te veranderen
o Leertheorieën, motivatietheorieën, persoonlijkheidstheorieën en
leiderschapseffectiviteit voornamelijk het individu wordt bestudeerd
- Sociale psychologie= combineert de concepten van psychologie en sociologie
en focust op de invloed die een individu op een ander individu uit kan oefenen
o Implementeren van verandering, meten, begrijpen + veranderen van houdingen,
communicatiepatronen en vertrouwen groep als onderzoekseenheid
- Antropologie= bestudeert gemeenschappen om zo te leren over mensen en hun
activiteiten
o Focus op organisatorische systemen
o Mens wordt bestudeerd op alle aspecten
- Sociologie= onderzoek naar mensen in relatie tot hun sociale omgeving en
cultuur
o Communicatie, macht, organisatorische verandering en organisatorische cultuur
Big data= het gebruik van statistische compilaties en analyses, waardoor bedrijven
effectievere besluitvorming kunnen implementeren en human resources effectiever
kunnen managen
- Voorspellen van gebeurtenissen, risico identificeren en rampen voorkomen
Data-driven management= managers gebruiken data voor besluitvorming, het
stellen van doelen en het begrijpen van werknemers
- Nadeel: verzamelen van uitvoerige persoonlijke data brengt privacy kwesties met
zich mee
- Nadeel: intuïtie moet niet aan de kant geschoven worden: balans vinden tussen
intuïtie en wetenschap
Contingency=twee mensen kunnen in dezelfde situatie zich er anders gedragen en
een persoon kan zich anders gedragen op maandag dan op dinsdag
- Contingentievariabelen= situationele factoren: modereren de relaties tussen 2
of meer variabelen
OB Model
- Inputs: variabelen die
leiden tot processen vormt de basis voor wat er later in de organisatie zal
gebeuren
- Processen: acties die individuen, groepen en organisaties uitvoeren door de
inputs en die leiden tot bepaalde uitkomsten
